Ministerie van Justitie
19.02.2002
Advies commissie ouwerkerk: bureaus rechtshulp moeten zich meer gaan
richten op de toegang voor minder-draagkrachtigen
De Bureaus Rechtshulp moeten zich meer gaan richten op de toegang tot
het recht voor minder-draagkrachtigen. Dat houdt in dat zij zich
beperken tot hun publieke taken: die van een juridisch loket en een
gratis spreekuurvoorziening voor mensen die recht hebben op door de
overheid gesubsidieerde rechthulp. Verdergaande door de overheid
betaalde juridische advisering of rechtshulp moet worden verleend door
advocaten of andere particuliere rechtshulpverleners. In het
vergoedingenstelsel van de gefinancierde rechtshulp moet efficiency
worden bevorderd door kortdurende rechtshulp relatief beter te betalen
dan langdurende. De vijf Raden voor Rechtsbijstand, dat zijn de
organisaties die onder meer bepalen of een persoon voor gesubsidieerde
rechtsbijstand in aanmerking komt, moeten ter vergroting van hun
daadkracht worden samengevoegd tot één landelijke raad met vijf
uitvoeringsorganisaties.
Dat zijn hoofdpunten uit het advies van de commissie "Toekomstige
inrichting stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand", dat vandaag is
aangeboden aan staatssecretaris E. Kalsbeek van Justitie. De commissie
staat onder voorzitterschap van burgemeester H.G. Ouwerkerk.
De commissie is vorig jaar november door de staatssecretaris ingesteld om te adviseren over de toekomst van het bestaande stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Tegelijkertijd is een aparte werkgroep begonnen met de voorbereiding van experimenten met een juridisch loket. Aanleiding hiervoor was de vorig jaar zomer met de Kamer besproken toekomstverkenning, waarin werd voorgesteld een nieuw juridisch loket in te richten en de Bureaus Rechtshulp de vrijheid te geven om ook zaken voor draagkrachtige cliënten te gaan doen (de zogenoemde betalende zaken). Dit tegen de achtergrond van een (op termijn) afnemend aanbod van advocaten voor gesubsidieerde rechtsbijstand en een verminderd beroep erop door rechtzoekenden. Het recht op rechtsbijstand is vastgelegd in de Grondwet, veranderingen in de organisatie ervan mogen niet ten koste gaan van de toegankelijkheid ervan, zo is het uitgangspunt van de commissie.
Als gevolg van de inkomensgroei is de groep die in aanmerking komt
voor gefinancierde rechtshulp kleiner geworden. Tegelijkertijd nemen
de problemen van de overblijvende groep rechthebbenden toe. Verder is
het bestaan van door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand met
name onder ouderen en allochtonen niet breed bekend. De aanbodzijde
bestaat uit rechtshulpverleners die werken bij Bureaus Rechtshulp en
bij advocatenkantoren. Het aanbod baart zorgen doordat onvoldoende
jonge juristen kiezen voor sociale rechtshulp. De bureaus verstrekken
informatie en verwijzen door, daarnaast verlenen zij rechtsbijstand in
een spreekuur van 30 minuten, een verlengd spreekuur tegen geringe
kosten van maximaal drie uur en door de toevoeging van een
bureaujurist. De advocatuur verleent eveneens toegevoegde rechtshulp.
Toegevoegde rechtshulp is (gedeeltelijk) door de overheid vergoede
rechtshulp voor personen die daarvoor op grond van hun inkomen in
aanmerking komen.
De commissie pleit in zijn advies voor een strikte scheiding tussen
publieke en private taken. Dit zou betekenen dat de Bureaus Rechtshulp
zich beperken tot de publieke taken die bestaan uit
informatieverschaffing, vraagverheldering en doorverwijzing en het
aanbieden van een kosteloos eenmalig spreekuur van één uur. De vragen
die door de bureaus worden behandeld in het verlengde spreekuur en
door middel van toegevoegde rechtshulp horen thuis in de private
sector, bij met name de advocatuur dus.
De commissie wil hiermee voor minder-draagkrachtigen de toegang tot
het recht verbeteren. Uit gesprekken die zij met betrokkenen heeft
gevoerd heeft de commissie de indruk gekregen dat lang niet alle
minder-draagkrachtigen waarvoor de Bureaus Rechtshulp zijn bedoeld
daarvan gebruik maken. Dit heeft ook te maken met capaciteitstekort
bij de bureaus. Het zou een verkeerde ontwikkeling zijn als de bureaus
zich meer op draagkrachtige cliënten gingen richten, terwijl de
eigenlijke doelgroep niet beter wordt geholpen. Wanneer het experiment
met het loket gestalte krijgt stelt de commissie voor te beginnen met
de doelgroep die het echt nodig heeft. Het loket zou het beste kunnen
worden gekoppeld aan het spreekuur. Hierdoor ontstaan wat de commissie
betreft Bureaus Rechtshulp nieuwe stijl die de minder-draagkrachtige
rechtzoekenden beter kunnen helpen dan nu het geval is.
De commissie pleit verder voor een goed loopbaanbeleid bij zowel de
Bureaus Rechtshulp als in de advocatuur, om het werken voor de
gesubsidieerde rechtsbijstand aantrekkelijker te maken. Uitwisseling
van personeel, doorgroeimogelijkheden, opleidingsfaciliteiten en
ondersteuning met ICT moeten het imago van de sociale rechtshulp
verbeteren.
Wat betreft de Raden voor Rechtsbijstand, dat zijn de organisaties die
per hofressort beslissen over het afgeven van een toevoeging voor
gefinancierde rechtsbijstand, pleit de commissie voor samenvoeging tot
één landelijke raad met vijf uitvoeringsorganisaties. Hierdoor kan een
krachtiger sturing worden bereikt van het stelsel van gesubsidieerde
rechtsbijstand.
Reactie staatssecretaris Kalsbeek
Staatssecretaris E. Kalsbeek gaf in een eerste reactie op het rapport
nog geen eindoordeel te kunnen geven over het advies. Zij zei zo
spoedig mogelijk met een kabinetsstandpunt te willen komen. Vooral het
belang van een goede eerstelijns voorziening en de aandacht voor de
toegang van tot de gesubsidieerde rechtsbijstand door
minder-draagkrachtigen werden door haar onderschreven. Zij gaf daarbij
aan dat het pleidooi voor "een zuiver stelsel" haar aansprak.
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@minjus.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 19-02-2002