Ministerie van Buitenlandse Zaken
charset="iso-8859-1"
---
Militaire en politieke ontwikkelingen
Veiligheidssituatie
Bijlage 1
Samenstelling van de interim-regering in Afghanistan
Vice-voorzitters
Leden
Aan de Staatssecretaris van Justitie Mw. Mr. N.A. Kalsbeek Postbus 30125
2500 EH Den Haag
Den Haag, Datum
In je brief van 21 december 2001 vraag je om een beschrijving van de
situatie in Afghanistan met het oog op het door jou te nemen besluit ten
aanzien van het besluitmoratorium met betrekking tot asielaanvragen van
Afghanen en vraag je of er voor medio mei een uitgebreid ambtsbericht over
Afghanistan te verwachten is.
Over de ontwikkelingen in Afghanistan heb ik recentelijk een aantal brieven
aan de Tweede Kamer gestuurd, deze zijn in kopie naar de IND gegaan. Ook de
komende tijd zal ik de Kamer nog regelmatig informeren.
Bijgevoegd vind je een meer algemene beschrijving van de situatie in Afghanistan op dit moment, waarbij de informatie die ik reeds aan de Kamer heb gemeld gerangschikt werd naar aanleiding van de door jou gevraagde aandachtspunten en waar mogelijk aangevuld met nieuwe informatie
Het Taliban-regime is verdreven, de internationale gemeenschap heeft zich
bereid getoond het land op alle fronten te steunen en een positieve
ontwikkeling behoort tot de mogelijkheden. Afghanistan bevindt zich nu in
een overgangssituatie. De interim-regering van Hamid Karzai heeft tot taak
de belangrijke traditionele vergadering van leiders van Pasthun-stammen en
andere etnische groepen in Afghanistan, de zogenaamde Loya Jirga, voor te
bereiden. Pas na deze bijeenkomst zal een transitieregering worden gevormd
die verkiezingen in 2004 moet organiseren.
Het oude ambtsbericht over Afghanistan is duidelijk achterhaald, maar het
opstellen van een nieuw, uitgebreid en goed onderbouwd ambtsbericht is in de
huidige, instabiele situatie niet goed mogelijk.
Pas wanneer Hamid Karzai er in slaagt de verschillende groeperingen,
traditionele leiders en krijgsheren bijeen te houden en de Loya Jirga in
juni met succes weet af te
ronden, zal er een meer stabiele situatie kunnen ontstaan. Ik verwacht niet
dat ik je de komende maanden meer kan bieden dan 'up-dates' van de algemene
beschrijving van de situatie en de ontwikkelingen in Afghanistan.
J.J. van Aartsen
Situatie in Afghanistan
Militaire en politieke ontwikkelingen
---
Op 7 oktober 2001 begonnen de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk
met militaire acties tegen militaire installaties van de Taliban en
trainingskampen van de Al-Qaida beweging in Afghanistan. De acties waren een
onmiddellijk gevolg van het niet voldoen door het Talibanbewind aan de
direct na de aanslagen op 11 september 2001 door de Verenigde Staten
gestelde eisen, namelijk: het sluiten van de terroristische trainingskampen;
het overdragen van de leiders van de Al-Qaida beweging en het vrijlaten van
gegijzelde westerse hulpverleners.
VN-Secretaris-Generaal Kofi Annan verklaarde op 8 oktober 2001 dat de
militaire acties in overeenstemming zijn met het recht op zelfverdediging
conform het Handvest van de Verenigde Naties. Ook de Nederlandse regering
heeft zich achter de acties geschaard en levert daaraan een militaire
bijdrage.
De acties betekenden het einde van het Taliban-bewind in Afghanistan, dat
met de bezetting van Kabul sinds september 1996 aan de macht was.
Ondersteund door de Amerikaanse en Britse luchtmacht, begon de Noordelijke
Alliantie (NA) op 7 november 2001 met een offensief. De Noordelijke
Alliantie is een coalitie van verschillende Mudjahedin-facties die sinds
1994 (opkomst Taliban) strijden tegen de Taliban. De belangrijkste facties
in de NA zijn: Jamiat-i-Islami onder leiding van Burhanuddin Rabbani
(Tadzjiek); Junbish-i-Melli onder leiding van de generaal Abdul Rashid
Dostam (Oezbeek); Hezb-i-Wahdat onder leiding van Abdal Karim Khalili
(Hazara); Harakat-i-Islami onder leiding van Mohseni (Sji'iet) en een aantal
splintergroeperingen.
Het offensief leidde op 9 november tot de inname van Mazar-i-Sharif, op 11
november gevolgd door Herat en resulteerde op 13 november in de val van de
hoofdstad Kabul. Alhoewel de Verenigde Staten de NA hadden verzocht Kabul
niet in te nemen voordat overeenstemming was bereikt over een
interim-regering voor Afghanistan viel de NA toch Kabul binnen. Na de val
van Kabul volgde op 15 november Jalalabad, op 25 november Kunduz en
tenslotte op 7 december, na zware Amerikaanse bombardementen, uiteindelijk
ook het Taliban-bolwerk Kandahar. Bij de inname van al deze plaatsen zijn
veel Taliban slachtoffers gevallen.
Rond Kandahar en het bergdistrict Tora Bora, 20 kilometer ten zuiden van
Jalalabad, gingen de Amerikaanse bombardementen door, omdat werd vermoed dat
Al-Qaida leider Osama Bin Laden zich in de omgeving van Tora Bora en
Talibanleider Mullah Omar zich in de omgeving van Kandahar ophielden. De
Al-Qaida strijders rond Tora Bora gaven zich uiteindelijk op 12 december
over.
De Verenigde Staten richten zich nog steeds op het opsporen van hoge
Taliban-functionarissen en Osama Bin Laden. Nog altijd worden aanvallen
uitgevoerd op plaatsen waarvan wordt vermoed dat er zich nog verzetshaarden
van Taliban of Al-Qaida zouden bevinden. Met regelmaat worden gevangen
genomen Taliban- en Al-Qaida-strijders, waaronder enkele leiders, sinds 10
januari 2002 overgebracht naar een gevangenkamp dat is ingericht op de
Amerikaanse marinebasis Guantanamo Bay in Cuba. Dit aantal is inmiddels
opgelopen tot circa 150.
De Afghaanse interim-regering (zie onder 'Akkoord van Bonn en daarna') voert
geen eenduidig beleid jegens Afghaanse Talibanstrijders. Lage
Taliban-aanhangers zijn veelal na afloop van de gevechtshandelingen weer
opgegaan in de bevolking. Wat Taliban-leiders betreft, worden sommigen op
last van de Verenigde Staten gevangen gehouden en worden andere
Talibanfunctionarissen, in sommige gevallen zonder instructie of goedkeuring
van de interim-regering, vrijgelaten op voorwaarde dat zij hun wapens
inleveren en zich niet meer met politieke zaken bemoeien.
Parallel aan de militaire campagne werd onder leiding van de speciale vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de VN, Lakhdar Brahimi, gewerkt aan een politieke oplossing voor Afghanistan. Besloten werd een bijeenkomst te organiseren met vertegenwoordigers van de NA en de oppositiegroepen buiten Afghanistan om overeenstemming te bereiken over een raamwerk voor het toekomstige bestuur van Afghanistan. Op uitnodiging van de Duitse regering vond deze bijeenkomst van 27 november tot 5 december 2001 plaats in een conferentiecentrum op de Petersberg nabij Bonn. De belangrijkste resultaten van de conferentie waren:
· Overeenstemming over de benoeming van een interim-regering, bestaande uit
een voorzitter, Hamid Karzai , 5 vice-voorzitters (waaronder 1 vrouw) en
23 leden. Deze regering heeft tot taak om in zes maanden een Loya Jirga
voor te bereiden, die moet resulteren in een transitieregering die in 2004
verkiezingen moet organiseren. Bij de samenstelling van de interim-regering
is rekening gehouden met de etnische samenstelling van de Afghaanse
bevolking. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van de interim-regering,
waarbij ook de politieke achtergrond van de betrokkenen is vermeld.
· Instemming met de komst van een VN-vredesmacht, mits deze beperkt van
omvang is en tijdelijk van aard.
De overeenkomst van Bonn werd op 6 december 2001 middels resolutie 1383 door
de VN-Veiligheidsraad bekrachtigd.
Na 'Bonn', liet een aantal Afghaanse leiders weten bezwaren te hebben tegen
het akkoord. Burhanuddin Rabbani, president van het voormalige
Mudjahedin-regime, was teleurgesteld dat hij geen plek in de nieuwe regering
had gekregen. Dit gold ook voor Abdul Rasul Sayyaf, leider van de
Ittehad-i-Islami.
De Oezbeekse generaal Abdul Rashid Dostam vond dat de Oezbeken waren
ondervertegenwoordigd in de interim-regering. Bovendien wilde hij zelf
minister van Buitenlandse Zaken worden. Nadat hem echter een post als
onderminister van Defensie was aangeboden, waarmee hij de verantwoording
krijgt voor het opzetten van een nieuw Afghaans leger, lijkt zijn kritiek
voorlopig te zijn verstomd.
Ook de sji'ietische ayatollah Mohseni (Harakat-e Islami) en de gematigde
Pashtun Pir Sayed Ahmad Gailani twijfelen over het bereikte akkoord. Hun
belangrijkste kritiekpunten zijn de enorme internationale druk waaronder het
akkoord tot stand is gekomen en de, naar de smaak van sommigen, onbillijke
verdeling van de sleutelposten over de etnische minderheidsgroeperingen.
Vooralsnog lijken de krijgsheren de eerder genoemde Loya Jirga af te
wachten.
Op 22 december 2001 werd de interim-regering onder voorzitterschap van Hamid
Karzai tijdens een ceremonie in een zaal van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken te Kabul geïnstalleerd. Bij de ceremonie waren onder meer scheidend
president Burhanuddin Rabbani en een van de belangrijkste tegenstanders van
'Bonn', generaal Dostam, aanwezig.
Het is zeker onder de huidige omstandigheden in Afghanistan onmogelijk om na
een regeerperiode van enkele weken al een oordeel over het functioneren van
de Afghaanse interim-regering te vellen. De regering heeft wel inmiddels
enkele kleine successen geboekt: Mudjahedin-troepen zijn zich aan het
terugtrekken uit Kabul (zie ook onder 'Veiligheidssituatie'); er is een
politiemacht gevormd die samen met de internationale vredesmacht ISAF (zie
ook onder 'ISAF') de orde moet gaan handhaven in Kabul en vooralsnog zijn
grootschalige confrontaties tussen de diverse krijgsheren uitgebleven. Veel
zal echter afhangen van de voortvarendheid waarmee de regering met de
wederopbouw zal beginnen en of zij in staat zal zijn alle leiders en
krijgsheren tijdens de Loya Jirga tevreden te stellen (zie hierna).
Deze krijgsheren verwachten veel van de door de regering te organiseren Loya
Jirga om de beperkingen van het akkoord van Bonn recht te trekken. Zij zijn
momenteel hun positie aan het bepalen voor de Loya Jirga. Deze bijeenkomst,
die medio juni/juli 2002 zal worden voorgezeten door de voormalige koning
Zahir Shah, zal derhalve een bepalend ijkpunt vormen voor de verdere
politieke toekomst van Afghanistan.
Om ervoor zorg te dragen dat de interim-regering in een veilige omgeving van
start zou kunnen gaan, nam de VN-Veiligheidsraad op 20 december 2001
resolutie 1386 aan, waarin werd bepaald dat voor een periode van zes maanden
een internationale troepenmacht in Kabul en omgeving zou worden
gestationeerd. De troepenmacht, aangeduid als International Security
Assistance Force (ISAF), opereert onder hoofdstuk VII van het VN-Handvest
waarin deelnemende landen wordt toegestaan om 'alle noodzakelijke
maatregelen' te nemen om hun verantwoordelijkheden uit te dragen. Dit
betekent dat ISAF, indien noodzakelijk, ook geweld zal mogen gebruiken om
zijn missiedoelen te bereiken.
De voorzitter van de interim-regering, Karzai, was blij met de komst van
ISAF, die hij wil gebruiken om de positie van de interim-regering tegenover
de krijgsheren te versterken. Minister van Defensie generaal Mohammed Fahim,
de opvolger van wijlen NA-leider Ahmad Shah Massoud , vindt echter dat
Afghanen ook een wezenlijke rol dienen te vervullen bij het handhaven van de
veiligheid in Afghanistan.
Om die redenen bestond aanvankelijk verschil van inzicht over het aantal
manschappen waaruit ISAF zou moeten bestaan. Volgens Fahim zouden 1000
manschappen voldoende zijn. Volgens de VN waren echter 5000 tot 8000
manschappen noodzakelijk. Vanwege de uiterst gebrekkige infrastructuur in
Kabul (geen elektriciteit, geen drinkwater, etc.) is vooralsnog besloten om
het aantal manschappen aan te passen aan de logistieke mogelijkheden. De
slechte logistieke omstandigheden bepalen ook het tempo waarin ISAF wordt
ontplooid. Vooralsnog staat alleen het vliegveld van Bagram ter beschikking
van ISAF, alhoewel aan een snelle restauratie van de internationale
luchthaven van Kabul wordt gewerkt. Naar verwachting zal ISAF medio/eind
februari 2002 geheel operationeel zijn. De uiteindelijke omvang zal 3000 tot
5000 militairen zijn en het mandaat van de veiligheidsmacht is vastgesteld
voor een periode van zes maanden.
Een ander punt waarover verschil van inzicht bestond betrof de aanwezigheid
van Mudjahedin-strijders in Kabul. Volgens de VN-resolutie 1386 moeten alle
strijders Kabul verlaten met de komst van ISAF teneinde de veiligheid in
Kabul te vergroten. Uiteindelijk werd een compromis bereikt, dat is
vastgelegd in het Military Technical Agreement tussen ISAF en de
interim-regering, dat is getekend op 4 januari 2002. ISAF-militairen zullen
samen met nieuw aangestelde (gewapende) politieagenten van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken patrouilles in Kabul uitvoeren. Ex
Mudjahedin-strijders die deel uitmaken van een nieuw op te richten en door
ISAF te trainen Afghaans leger mogen weliswaar in Kabul blijven, maar alleen
in kazernes. Commandanten moeten aan ISAF melden hoeveel troepen zich in
welke kazernes ophouden. Op 14 januari 2002 is overeengekomen dat er 1500
strijders in Kabul gelegerd zullen blijven. (zie ook onder
'Veiligheidssituatie').
ISAF wordt gedurende de eerste drie maanden geleid door het Verenigd
Koninkrijk. De vredesmacht staat onder leiding van de Britse generaal-majoor
McColl. Daarnaast hebben meer dan twintig andere landen toegezegd troepen te
leveren of hebben hieraan inmiddels geheel of ten dele voldaan, waaronder:
Australië, Argentinië, Bulgarije, Canada, Duitsland, Frankrijk, Italië,
Nederland, Noorwegen en Turkije.
De eerste Britse troepen arriveerden op 22 december 2001, de dag van de
installatie van de interim-regering, in Kabul. In totaal zullen 1800 Britse
militairen deelnemen aan ISAF. De Nederlandse regering heeft een versterkte
luchtmobiele infanteriecompagnie van circa 200 militairen ter beschikking
gesteld, die zullen opereren onder Duits bevel. De kwartiermakers voor deze
troepen zijn op 11 januari 2002 in Kabul gearriveerd. De eerste Duitse
troepen zijn op 14 januari 2002 in Kabul aangekomen. De Verenigde Staten
leveren zelf geen troepen, maar hebben toegezegd de vredesmissie te
ondersteunen.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in Afghanistan is nog altijd zorgwekkend. Een
instabiele veiligheidssituatie, moeilijke toegang tot het land en de
winterse weersomstandigheden verhinderen een goede hulpverlening aan met
name de afgelegen gebieden. Als gevolg van de opening van de
'Vriendschapsbrug' over de grensrivier Amu Darya op 9 december 2001 door
Oezbekistan, de opening van de grens door Tadzjikistan (veerverbinding over
de Nijni Pyandj-rivier) en het herstel van de Salangtunnel, een belangrijke
schakel in de verbinding tussen Kabul en Mazar-i-Sharif, wordt de
hulpverlening in met name het midden en noorden van Afghanistan wel
vergemakkelijkt.
Alhoewel volgens het World Food Programme (WFP) deze winter een hongersnood
in het grootste deel van het land kon worden afgewend, hebben bewoners van
afgelegen gebieden de afgelopen weken de toevlucht moeten nemen tot het eten
van gras. WFP heeft inmiddels aangekondigd helikopters te willen gaan
inzetten om ook deze gebieden van voedsel te voorzien. Als gevolg van de nu
al meer dan drie jaar aanhoudende droogte zijn nauwelijks gewassen
voorhanden en is Afghanistan geheel aangewezen op voedselhulp van buitenaf.
De World Health Organisation (WHO) heeft onlangs aangegeven dat de WHO niet
in staat is om alle Afghanen te voorzien van medische bijstand. Ongeveer zes
miljoen Afghanen hebben nauwelijks of geen toegang tot gezondheidszorg. Het
herstel van ziekenhuizen en gezondheidscentra heeft de hoogste prioriteit in
Afghanistan volgens de WHO. Ook de bestrijding van besmettelijke ziektes
staat hoog op de prioriteitenlijst. De WHO heeft onlangs in samenwerking met
UNICEF een landelijke inentingscampagne georganiseerd tegen mazelen. Deze
ziekte kost jaarlijks aan minstens 35.000 kinderen het leven in Afghanistan.
Ook tuberculose, huidinfecties, malaria en ademhalingsinfecties komen op
zeer grote schaal voor in het land.
De leefomstandigheden in Afghanistan zijn na de val van het Talibanbewind
beduidend verbeterd. Veel restricties die onder het Talibanbewind golden,
zijn met de komst van de interim-regering opgeheven. Radio's, t.v.'s zijn
weer toegestaan, net als vliegeren en het bezoeken van bioscopen. Ook de
badhuizen in Kabul zijn (voor mannen) weer geopend. Ook de positie van
vrouwen is beter geworden. Vrouwen mogen weer alleen over straat gaan, het
dragen van de allesbedekkende burqa is niet meer verplicht en het is vrouwen
weer toegestaan om te werken en onderwijs te volgen. Inmiddels zijn in Kabul
15 meisjesscholen geopend. De vrijheid van vrouwen is ten opzichte van de
vrijheid die zij genoten onder het Talibanregime, flink toegenomen.
Wederopbouw
Een voortvarende aanpak van de wederopbouw van Afghanistan is een
belangrijke voorwaarde om te komen tot een duurzame vrede en stabiliteit in
het land. Afghanistan moet letterlijk vanaf de grond worden opgebouwd. Er
wordt momenteel door verschillende internationale organisaties (onder andere
VN, Wereldbank, Europese Unie) gewerkt aan initiatieven voor de wederopbouw
van Afghanistan. In Tokio is op 20 januari 2002 een conferentie van start
gegaan die geheel is gewijd aan de wederopbouw van Afghanistan. De
internationale gemeenschap heeft tijdens deze conferentie ruim 5 miljard
Euro aan financiële steun toegezegd voor de komende vijf jaar, waarvan 70
miljoen Euro door Nederland zal worden bijgedragen.
Sinds 20 januari 2002 zijn twee Nederlandse diplomaten in Kabul
gedetacheerd. De Nederlandse aanwezigheid in Kabul ressorteert onder de
Nederlandse ambassade in Islamabad. Zij leggen en onderhouden contacten met
Afghaanse autoriteiten en fungeren als contactpunt voor Nederlandse
militairen in Afghanistan. Naast Nederland hebben inmiddels China,
Duitsland, Frankrijk, India, Iran, Italië, Japan, Noorwegen, Pakistan,
Rusland, Turkije, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de
Europese Unie vertegenwoordigingen in Kabul.
Veiligheidssituatie
---
De situatie in de hoofdstad Kabul is volgens de berichtgeving rustig, maar
onzeker. Sinds de Taliban uit Kabul zijn verdreven is vanwege het ontstane
vacuüm de criminaliteit in de hoofdstad sterk toegenomen. Er zou sprake zijn
van een groot aantal berovingen, inbraken en andere vormen van
criminaliteit. Ook zouden mensen worden ontvoerd. In de tweede week van
januari 2002 zijn er volgens onbevestigde berichten 49 mensen vermoord.
De interim-regering heeft begin januari 2002 wel een aantal belangrijke maatregelen genomen die moeten leiden tot een effectiever staatsgezag.
Tenslotte begint ISAF langzaam op sterkte te komen. Inmiddels hebben de
eerste gezamenlijke patrouilles van Britse en Duitse ISAF-militairen met
Afghaanse politieagenten plaatsgevonden. De inwoners van Kabul hebben hier
positief op gereageerd; ISAF-militairen werden ontvangen met slingers en
confetti.
Ook vinden nog altijd militaire acties van de Verenigde Staten plaats op
plaatsen waar Taliban- of Al-Qaida-strijders worden vermoed. Er zouden zich
nog Taliban-strijders bevinden in de kampen rond Herat, in en om de stad
Gardez in oost-Afghanistan en in geheel zuid en zuidoost Afghanistan.
In Afghanistan bevinden zich verspreid over het hele land nog steeds veel
landmijnen en niet-geëxplodeerde munitie. Naar schatting is volgens Mine
Action Programme Afghanistan (MAPA) ruim 800 vierkante kilometer vervuild
met landmijnen. Met name in het westen en zuiden van Afghanistan en het
gebied rondom Mazar-i-Sharif (voormalige frontlinie Noordelijke Alliantie en
Taliban) is de mijndichtheid groot. Dagelijks vallen er tussen de 50 tot 100
slachtoffers.
Bijlage 1
---
Samenstelling van de interim-regering in Afghanistan
---
Voorzitter Hamid Karzai Rome
Ministerie van Vrouwenzaken Dr. Sima Samar Rome
Ministerie van Defensie Muhammad Qassem Fahim NA
Ministerie van Planning Haji Muhammad Mohaqqeq NA
Ministerie van Water en Electriciteit Shaker Kargar NA
Ministerie van Financiën Hedayat Amin Arsala Rome
Ministerie van Buitenlandse Zaken Dr. Abdullah Abdullah NA
Ministerie van Binnenlandse Zaken Muhammad Yunus Qanooni NA
Ministerie van Handel Seyyed Mustafa Kazemi NA
Ministerie van Mijnen en Industrie Muhammad Alem Razm NA
Ministerie van Kleinschalige Industrie Aref Noorzai NA
Ministerie van Informatie & Cultuur Dr. Raheen Makhdoom Rome
Ministerie van Communicatie Ing. Abdul Rahim NA
Ministerie van Arbeid & Sociale Zaken Mir Wais Sadeq NA
Ministerie van Hajj en Auqaf Mohammad Hanif Hanif Balkhi Peshawar
Ministerie van Martelaren & Invaliden Abdullah Wardak NA
Ministerie van Onderwijs Rasul Amin Rome
Ministerie van Hoger Onderwijs Dr. Sharif Faez NA
Ministerie van Volksgezondheid Dr. Suhaila Seddiqi Peshawar
Ministerie van Publieke Werken Abdul Khaliq Fazal Rome
Ministerie van Rurale Ontwikkeling Abdul Malik Anwar NA
Ministerie van Stedelijke Ontwikkeling Haji Abdul Qadir NA
Ministerie van Wederopbouw Amin Farhang Rome
Ministerie van Transport Sultan Hamid Hamid Peshawar
Ministerie voor de terugkeer van
Vluchtelingen Enayatullah Nazeri NA
Ministerie van Landbouw Seyyed Hussein Anwari NA
Ministerie van Irrigatie Haji Mangal Hussein NA
Ministerie van Justitie Abdul Rahim Karimi NA
Ministerie van Luchttransport en
Toerisme Abdul Rahman Rome
Ministerie van Grenszaken Amanullah Zadran Rome
Hamid Karzai is een 44-jarige Pasthun die zijn opleiding in India heeft
gevolgd en in ballingschap in Pakistan heeft gewoond. Hij spreekt Pashtu,
Dari, Urdu en Engels. Hij heeft een goede verstandhouding met zowel de
voormalige koning Zahir Shah als met de NA.
Een Loya Jirga is de benaming voor traditionele vergaderingen van
leiders van de Pashtun-stammen en leiders van andere etnische groepen in
Afghanistan, aan wie belangrijke politieke beslissingen kunnen worden
voorgelegd.
Ahmad Shah Massoud was in 1992 benoemd tot minister van Defensie onder
de regering van Rabbani. Hij speelde als voorzitter van de Shura-i-Nazar, de
militaire vleugel van Rabbani's Jamiat-i-Islami een sleutelrol in de
Noordelijke Alliantie. Massoud werd op 9 september 2001 op 48-jarige
leeftijd in Faizabad vermoord door moslimextemisten.
Achter de leden van de interim-regering is de politieke achtergrond
vermeld. Aangegeven is of zij aan één van de vredesinitiatieven zijn
verbonden of aan de Noordelijke Alliantie (NA). In de afgelopen jaren zijn
in Afghanistan vele vredesinitiatieven genomen. In de interim-regering zijn
echter alleen personen opgenomen die verbonden zijn aan 1) het Rome proces:
de entourage rond ex-koning Zahir Shah, bestaande uit vertegenwoordigers van
de Afghaanse diaspora of; 2) de Peshawar conferentie: vertegenwoordigers
(1200) van Afghanen in (hoofdzakelijk) Pakistan.
In het Nederlands wordt dit in de regel weergegeven als Ministerie van
de Islamitische Bedevaart naar Mekka en van Vrome Stichtingen.
===