Partij van de Arbeid
Den Haag, 18 februari 2002
VRAGEN VAN HET LID REHWINKEL (PvdA) AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN
EN KONINKRIJKSRELATIES
1. Bent u op de hoogte van mijn eerdere pleidooi om de kandidatenlijsten bij
verkiezingen tegelijk met de oproepingskaart naar het adres van de kiezer te
sturen? Bent u tevens op de hoogte van het feit dat ik daarbij in overweging
gaf eventueel het Kiesbesluit te wijzigen? (1)
2. Bent u bekend met de positieve reactie van uw ambtsvoorganger op mijn
pleidooi: 'Hij wil (...) bevorderen dat de kandidatenlijsten naar de
adressen van de kiezers worden gestuurd.'? (2)
3. Hoe beoordeelt u in dit licht de omstandigheid dat voor de aanstaande
gemeenteraads- en deelraadsverkiezingen opnieuw oproepingskaarten zonder
kandidatenlijsten aan de kiesgerechtigden worden gezonden?
4. Welke actie heeft uw ministerie sinds 1999 ondernomen om te bevorderen dat kandidatenlijsten naar de adressen van de kiezers worden gestuurd?
5. Waarom is sinds 1999 het Kiesbesluit op dit punt niet gewijzigd? (3)
6. Heeft u enig inzicht in de mate waarin de toezending van
oproepingskaarten gepaard gaat met de toezending van kandidatenlijsten? Zo
nee, bent u bereid dit inzicht te verkrijgen?
(1) Handelingen der Tweede Kamer 1999-2000, 26 800 VII en kamerstuk 26
833 nr. 28, p. 2
(2) Handelingen der Tweede Kamer 1999-2000, 26 800 VII en kamerstuk 26
833 nr. 28, p. 10
(3) Art. J 1 Kiesbesluit