PRICEWATERHOUSECOOPERS

Europese concurrentiekracht in gevaar

Europese concurrentiekracht in gevaar omdat dejuiste mensen niet warm lopen voor werken in het buitenland

Terwijl werkgevers steeds meer behoefte krijgen aan werknemers die op meerdere locaties inzetbaar zijn, blijkt relatief te weinig personeel bereid om in het buitenland te gaan werken. Hierdoor komt de concurrentiekracht van bedrijven binnen de EU in gevaar, zo blijkt uit het onlangs verschenen rapport Managing mobility matters A European perspective van PricewaterhouseCoopers en Landwell.

Van alle ondervraagde ondernemingen in acht Europese landen verwacht 70% dat de behoefte aan mobiliteit in de komende vijf jaar alleen maar zal toenemen. Bijna de helft van die bedrijven (48%) geeft toe dat men nu al moeite heeft met het aantrekken van ervaren personeel. Uit een door MORI gehouden enquête blijkt, dat van de ruim 8000 geënquêteerde werknemers in diezelfde acht landen, slechts 17% belangstelling heeft voor een langdurige woon- en werkperiode in het buitenland, en dat de meesten van hen jong en onervaren zijn.

Fons Hoogeveen, partner bij Human Resource Consulting, PricewaterhouseCoopers, zegt hierover: Uit dit onderzoek blijkt duidelijk, dat het hoog tijd wordt dat bedrijven internationale arbeidsmobiliteit hoog op hun strategische agenda gaan zetten, een nieuwe flexibele aanpak gaan ontwikkelen ten aanzien van mobiel inzetbare werknemers, en de behoeften en verwachtingen van een nieuwe generatie potentieel mobiele werknemers serieus in kaart gaan brengen.

Bedrijven moeten hun strategie ten aanzien van uitzending naar en werving vanuit het buitenland helder vastleggen. Anders missen ze de boot ten opzichte van bedrijven die daar wel goed over hebben nagedacht en lopen ze het risico hun meest waardevolle personeel aan de concurrent kwijt te raken. Daardoor versmalt het potentieel aan kwaliteiten en vaardigheden binnen de onderneming en worden de mogelijkheden om creatief gebruik te maken van de individuele capaciteiten van werknemers beperkt. Bovendien zullen die bedrijven niet in staat zijn om de juiste mensen op een nieuwe en flexibele manier op de juiste plaatsen te zetten. Het bedrijfsleven ervaart nu, dat loyaliteit van de zijde van werknemers geen vanzelfsprekende zaak meer is.

Bijna tweederde van de ondervraagde ondernemingen gaf aan, dat er in Europa geen tekort is aan bekwaam personeel het probleem is dat de mensen op de verkeerde plek zitten. Het probleem voor het bedrijfsleven is, dat werknemers weliswaar bereid zijn om zich in landen als Spanje, Frankrijk en Italië te gaan vestigen, maar dat daardoor het tekort aan bekwaam personeel in andere Europese landen waar de arbeidsmarkt toch al krapper is juist nog nijpender wordt.

De bedrijven luiden ook de noodklok vanwege het feit dat de arbeidsmobiliteit binnen de EU door vele kostenverhogende en belemmerende maatregelen nog eens extra wordt bemoeilijkt, en dat de internationale concurrentiepositie van de EU gevaar loopt als er niets wordt gedaan aan de verschillen in arbeidswetgeving, belasting- en premiestelsels, immigratieprocedures en pensioenregelingen. Als voorbeeld wordt genoemd dat, hoewel meer dan de helft van de ondervraagde ondernemingen voorstander zou zijn van eenduidige arbeidscontracten die binnen heel Europa worden gehanteerd, slechts 10% van die ondernemingen daadwerkelijk stappen hebben ondernomen om die uniformiteit vorm te geven.

Els de Wind, partner en Global Head of Employment bij Landwell, het aan PricewaterhouseCoopers verbonden advocatenkantoor, licht toe:

Nog steeds ondervinden bedrijven problemen met regels en voorschriften als zij hun werknemers binnen de verschillende EU-landen laten werken. De wet- en regelgeving ten aanzien van tewerkstelling en immigratie verschilt aanzienlijk van land tot land. Zolang die voorschriften niet consistenter en beter op elkaar afgestemd zijn, moeten individuele bedrijven ervoor zorgen dat zij vacatures kunnen vervullen zonder wetten en regels van de desbetreffende landen te overtreden.

Voor bedrijven die personeel van buiten de Europese Unie in dienst willen nemen is de situatie nog complexer. Voor werknemers van buiten de EU moet nog steeds een aparte immigratievergunning voor elk EU-land worden aangevraagd.

In maart zal een aantal Europese leiders tijdens de vergadering van de Raad van Europa in Barcelona met voorstellen komen om de belemmeringen voor arbeidsmobiliteit in de toekomst weg te nemen. Het bedrijfsleven is zeer benieuwd naar wat deze voorstellen zullen inhouden. Op korte en middellange termijn zal het bedrijfsleven moeten waken voor een houding van zelfvoldaanheid.

Fons Hoogeveen: De toenemende behoefte aan voldoende opgeleid en ervaren personeel en de groeiende strijd tussen concurrenten om internationaal tegemoet te komen aan de behoeften van opdrachtgevers zullen het ondernemingsklimaat in Europa in de toekomst aanzienlijk veranderen. Het bedrijfsleven zal een proactieve houding ten opzichte van mobiliteitsbeheer moeten gaan innemen, en de eigen behoeften evenwichtiger op de ambities en carrièreprofielen van afzonderlijke werknemers moeten gaan afstemmen.

De tijd dat een tijdelijk goedbetaald woon-/werkverblijf in het buitenland schadelijk was voor de carrière van de betrokken werknemer ligt ver achter ons. In samenspraak tussen werkgever en werknemer kunnen nu meer flexibele oplossingen worden bedacht, zoals pendelopdrachten, combinaties van deeltijdopdrachten, en kortlopende mobiele contracten in omstandigheden waarin een verhuizing van de hele familie met het oog op de gezinssituatie niet goed mogelijk is.

Elke oplossing kent echter voor- en nadelen voor zowel de werkgever als de werknemer. Misschien moeten ondernemingen overwegen om het werk bij de werknemer te gaan brengen in plaats van andersom.

Uit het onderzoek van PricewaterhouseCoopers en Landwell komt een aantal belangrijke vragen naar voren waarop het bedrijfsleven een antwoord zal moeten vinden om te kunnen blijven concurreren:


1. Is de wijze waarop u verschillende categorieën mobiele arbeidskrachten inzet optimaal afgestemd op de plannen en doelstellingen van uw bedrijf, en voegt deze methode waarde toe aan uw onderneming?


2. Heeft u een sluitend systeem van maatregelen en procedures ontwikkeld voor de internationale tewerkstelling van uw personeel, bijvoorbeeld ten aanzien van werving en behoud van werknemers, beloning en diversiteit van werknemers, loopbaanontwikkeling en prestatiemanagement?


3. Kunt u nauwkeurig inschatten in hoeverre technologische ontwikkelingen van invloed zullen zijn op de toekomstige behoefte van uw bedrijf aan mobiele werknemers, bijvoorbeeld doordat u in staat zult zijn uw organisatie op zodanige wijze te reorganiseren dat u minder afhankelijk wordt van mobiele werknemers?


4. Heeft u alle potentiële bronnen waaruit u mobiele werknemers kunt putten in aanmerking genomen? Heeft u bijvoorbeeld gedacht aan lokale krachten en mobiele oudere werknemers, en heeft u overwogen hoe u gebruik kunt maken van het gegeven dat jongere mensen meestal graag naar het buitenland zullen gaan?


5. Heeft u de kosten van mobiele werknemers die op uitzendbasis in het buitenland werken afgewogen tegen de kosten van lokaal personeel? Heeft u al maatregelen genomen om die kosten te reduceren?


6. Heeft u een website opengesteld waar werknemers alle informatie kunnen vinden op het gebied van potentiële vacatures en alle aspecten van internationale opdrachten? Stelt u uw werknemers in staat om (nieuwe) talen te leren?


7. Zijn de buitenlandse werknemers die voor uw bedrijf werken legale werknemers?


8. Is de uitzending contractueel goed geregeld? Zorgt u er voor dat u bij uitzending van mobiele werknemers naar het buitenland aan de in dat land geldende arbeidswetgeving voldoet, zoals maximum werktijden? Bent u zich ervan bewust dat uw werknemer wellicht in beide landen bepaalde rechten als werknemer heeft?
---