Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Consulaire
Zaken Afdeling Consulair-Maatschappelijke Zaken i.o. Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum 12 februari 2002 Auteur drs. S.M.F.N. Kreutzer
Kenmerk CM/sk Telefoon 070- 348 47 70
Blad 1/12 Fax 070- 348 52 56
Bijlage(n) E-mail dpc-cm@minbuza.nl
Betreft Vragen over brief d.d. 18 oktober 2001 inzake de resultaten van de
Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding alsmede de motie
Hoekema/Verhagen (BuZa-01-565)
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de vragen gesteld door de Vaste
Commissie voor Buitenlandse Zaken naar aanleiding van mijn brief van
18 oktober 2001 inzake de resultaten van de Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding alsmede de motie Hoekema/Verhagen.
Deze lijst met vragen werd ingezonden op 18 januari 2002 met kenmerk
BuZa-01-565.
Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoorden op de vragen gesteld door de Vaste Commissie voor Buitenlandse
Zaken over de brief van 18 oktober 2001 inzake de resultaten van de Ronde
Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding, alsmede de motie
Hoekema/Verhagen.
Internationaal volkenrechtelijke context
Vraag 1
Kan de Minister een toelichting geven op het vastleggen van het consulair
beleid in instructies dan wel in een wet, waarbij aandacht wordt geschonken
aan consulaire bijstand als afdwingbaar recht?
Vraag 2
Kan de Minister nader onderbouwen in hoeverre de twee algemene principes
waardoor de Nederlandse overheid zich laat leiden bij de begeleiding van
Nederlandse gedetineerden in het buitenland, voldoende worden nageleefd?
Antwoord
Het internationale verdrag dat consulaire rechten en plichten regelt,
namelijk het Verdrag van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen van 1963 ,
bevat in de artikelen 5 en 36 enkele bepalingen die betrekking hebben op
individuele personen. In het bijzonder is bepaald dat gedetineerde
vreemdelingen het recht hebben de autoriteiten van de ontvangende staat te
verzoeken om de vertegenwoordigers (lees: ambassade en/of consulaat) van de
zendstaat te informeren over hun detentie. De zendstaat kán dan opkomen voor
zijn burger. Naar het huidige volkenrecht bestaat geen formele plicht voor
staten om hun burgers in den vreemde consulaire bijstand te verlenen. Er
bestaat wel een volkenrechtelijk recht van staten om eigen burgers
consulaire bijstand te verlenen.
De wijze waarop en de inzet waarmee ik de consulaire bijstand verleen aan in
het buitenland gedetineerde Nederlanders moet van geval tot geval worden
bepaald, met inachtneming van alle relevante feiten en omstandigheden. Ik
dien daarbij over een ruime mate van beoordelingsvrijheid te beschikken.
Omdat mede hierom in Nederland geen consulaire wet bestaat, bestaat er in
juridische zin geen absolute aanspraak op individuele consulaire bijstand.
Dat betekent uiteraard niet dat mijn medewerkers naar willekeur kunnen
beslissen over het verlenen of onthouden van consulaire bijstand of over de
wijze waarop aan deze bijstand invulling wordt gegeven. Het Nederlandse
consulaire beleid in het algemeen is vastgelegd in instructies (de
zogenaamde Bundel Consulaire Voorschriften (BCV)). Elke beslissing die op
basis van deze instructies wordt genomen dient de toets te kunnen doorstaan
dat aan de vereisten van zorgvuldige voorbereiding en een niet
vooringenomen, volledige belangenafweging is voldaan. Meer in het algemeen
dienen deze beslissingen te voldoen aan de normen die gelden voor behoorlijk
bestuur. Ik ben van mening dat op deze wijze voldoende waarborgen aanwezig
zijn voor een adequate begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het
buitenland.
De twee algemene principes genoemd in vraag 2 waardoor de Nederlandse
overheid (net zoals de regeringen van andere Westerse staten overigens) zich
laat leiden bij de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het
buitenland, vormen de bases voor de richtlijnen als neergelegd in de BCV,
zoals ook de Algemene Rekenkamer in het rapport "Gedetineerdenzorg
buitenland" aangeeft.
Toezicht op een juiste toepassing van het vreemde recht
Vraag 3
Hoe houdt de Nederlandse overheid toezicht op de juiste toepassing van het
vreemde recht?
Vraag 5
Hoe denkt de Minister inzicht te krijgen in de lokale rechtsregels?
Vraag 6
Hoe verzamelen ambassades informatie over de lokale rechtsgang en
detentieomstandigheden?
Antwoord
Het toezicht houden op juiste toepassing van de geldende regels door het
gastland geschiedt op verschillende manieren.
De Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland verzamelen informatie
over de geldende rechtsregels in het gastland. Dit geschiedt via tal van
kanalen en netwerken. Zo maakt de post o.a. gebruik van contacten met
advocaten, justitiële autoriteiten en wetenschappelijke instellingen en
allerlei andere informatiebronnen.
De ambassade wordt echter niet altijd (tijdig) op de hoogte gesteld van
nieuwe regelgevingen. In landen waar informatie over het strafrecht niet
algemeen toegankelijk is en waar de autoriteiten niet in staat of bereid
zijn informatie te verstrekken, is een post voornamelijk afhankelijk van
informatie van lokale advocaten; daarnaast baseert de post zich ook op
ervaringen met eerdere gevallen van arrestaties van Nederlanders.
Voor wat betreft het toezicht houden op de juiste toepassing van het vreemde recht in individuele gevallen diene dat Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland in de praktijk de vinger aan de pols houden via contacten met de gedetineerde zelf, zijn advocaten en - indien nodig - de justitiële autoriteiten. Indien mogelijk en nodig wordt de rechtszitting door een medewerker van een ambassade of consulaat bijgewoond. Dit geschiedt vaker wanneer het een rechtszaak betreft in een land dat niet is aangesloten bij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) en waar minder waarborgen in het rechtssysteem zijn ingebouwd.
Voor wat betreft de detentieomstandigheden geldt dat de posten op dezelfde wijze informatie verzamelen. Algemene informatie over de stand van zaken wordt verkregen via contacten met autoriteiten en allerlei (open) bronnen. Kennis over de detentieomstandigheden van individuele Nederlandse gedetineerden wordt verkregen door geregelde bezoeken aan betrokkenen en contacten met gevangenisautoriteiten, advocaten etc.
Richtlijnen inzake het nemen van diplomatieke stappen
Vraag 4
Welke (diplomatieke) stappen onderneemt de Nederlandse overheid indien het
vreemde recht niet juist wordt toegepast?
Vraag 7
Zijn er richtlijnen opgesteld over welke diplomatieke stappen moeten worden
genomen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld over de vraag wanneer
autoriteiten moeten worden aangesproken?
Vraag 8
Waarom heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken tot nu toe nauwelijks
diplomatieke stappen ondernomen voor gedetineerden in het buitenland, zoals
de Algemene Rekenkamer in haar rapport van oktober 2000 heeft aangegeven?
Vraag 16
Zou de Minister kunnen aangeven waarom er geen normen ontwikkeld, danwel
voorgesteld zijn m.b.t. interveniëren door Nederlandse ambassadeurs indien
een land zich niet houdt aan eigen wetgeving m.b.t. strafvervolging of
indien een gedetineerde geen beschikking krijgt over een betrouwbare
advocaat?
Antwoord
Er zijn geen algemene richtlijnen opgesteld over welke diplomatieke stappen
moeten worden genomen in bepaalde situaties dan wel normen ontwikkeld met
betrekking tot interventies van Nederlandse ambassadeurs. Ik acht dat ook
niet wenselijk. Ook bij de beslissing of en zo ja welke diplomatieke stappen
in bepaalde gevallen moeten worden ondernomen dien ik over flexibiliteit te
beschikken. De wijze waarop en de inzet waarmee diplomatieke stappen worden
ondernomen worden van geval tot geval bepaald, met inachtneming van alle
relevante feiten en omstandigheden.
Indien geconstateerd wordt dat het vreemde recht niet op de juiste manier
wordt toegepast zullen diplomatieke stappen worden overwogen. Deze kunnen op
verschillende niveaus worden ondernomen. In veel gevallen gebeurt dit
middels 'stille diplomatie'. Indien dit niet in voldoende mate opheldering
verschaft of leidt tot juiste toepassing van het vreemde recht kunnen
diplomatieke demarches worden overwogen.
In het algemeen kan worden gesteld dat de diplomatieke vertegenwoordigingen
van de EU-lidstaten in gevallen waar het hun gedetineerde landgenoten als
groep betreft zoveel mogelijk gezamenlijk de desbetreffende buitenlandse
autoriteiten aanspreken. Binnen de Europese Unie zijn wel algemene
richtlijnen opgesteld hoe in bepaalde gevallen waar het gaat om de
doodstraf, overigens niet noodzakelijkerwijs alleen ten behoeve van
buitenlandse gedetineerden, gezamenlijke demarches uitgevoerd worden.
Verwezen wordt naar het rapport van de Algemene Rekenkamer "Gedetineerdenzorg buitenland", waarin wordt gesteld dat mijn Ministerie tot nu toe nauwelijks diplomatieke stappen heeft ondernomen voor gedetineerden in het buitenland. Het is juist dat formele zichtbare diplomatieke demarches ten behoeve van Nederlandse gedetineerden in het buitenland inderdaad niet vaak voorkomen. Echter, zoals hierboven is gesteld kan interventie door Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers op verschillend niveau en op verschillende manieren - ook informeel en niet zichtbaar geschieden.
Voortzetting werk ter voorbereiding van de Ronde Tafel Conferentie
Vraag 9
Wordt het werk van de stuurgroep en de werkgroepen ter voorbereiding van de
Ronde Tafel Conferentie voortgezet, en zo ja, in welke zin?
Vraag 10
Zijn Stichting Epafras en de Reclassering betrokken bij de vormgeving en
uitwerking van het beleid, en zo ja, in welke zin, en zo nee, waarom niet?
Antwoord
De deelnemers aan de werkgroepen ter voorbereiding van de Ronde Tafel
Conferentie (RTC) onder wie vertegenwoordigers van de Reclassering en de
Stichting Epafras, alsmede de overige deelnemers aan de RTC zijn na afloop
geïnformeerd over de resultaten en ervaringen. Daartoe hebben de deelnemers
tevens een afschrift ontvangen van de brief die U is toegegaan op 18 oktober
2001 alsmede een uitgebreid verslag van de RTC. Vooralsnog is overigens door
géén van de deelnemers gereageerd op de brief, noch op het verslag. Reeds
vóór de RTC vond met vertegenwoordigers van Reclassering en Epafras geregeld
overleg plaats over de gedetineerdenbegeleiding. Ook bij de uitwerking van
de normen voor de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het
buitenland, die op 1 januari 2002 van kracht zijn geworden, zijn deelnemers
van de werkgroepen, met name vertegenwoordigers van de Reclassering, Epafras
en het Ministerie van Justitie, betrokken. Evaluatie van deze nieuwe normen
met medewerking van deelnemers aan de RTC wordt voorzien.
Begeleidingsnormen
Vraag 11
Kan duidelijker worden aangegeven waarom bij de uitvoering van de motie
Hoekema/Verhagen de voorkeur wordt gegeven aan het meervoudige begrip
'normen'?
Vraag 12
Kan de Minister nader onderbouwen waarom hij in plaats van gedetineerdenzorg
en zorgnormen liever wil spreken van gedetineerdenbegeleiding en
begeleidingsnormen?
Vraag 13
Waarom veronderstelt 'zorg' in de ogen van de Minister iets dat niet
waargemaakt kan worden en tevens buiten zijn verantwoordelijkheid valt?
Antwoord
In aanvulling op het gestelde in mijn brief van 18 oktober 2001 kan ik u nog
het volgende mededelen. De reden dat ik er voor gekozen heb te spreken van
gedetineerdenbegeleiding in plaats van gedetineerdenzorg is gelegen in het
algemeen geldende principe dat de autoriteiten van het land van detentie
verantwoordelijk zijn voor de verzorging van gedetineerden, net zoals
Nederlandse autoriteiten verantwoordelijk zijn voor de verzorging van
gedetineerden in Nederland. De opvatting dat Nederland de zorg voor
Nederlanders in buitenlandse gevangenissen niet kan overnemen van de staat
van detentie komt ook in uiting in de Wet Socialezekerheidsrechten
Gedetineerden (WSG), die op 1 mei 2000 in werking is getreden, op grond
waarvan het recht op uitkering voor Nederlandse gedetineerden in het
buitenland is vervallen. Daarom wordt dan ook de voorkeur gegeven aan
gedetineerdenbegeleiding in plaats van zorg. Begeleiding past beter bij de
verschillende fasen van detentie en sluit beter aan bij de taken van mijn
Ministerie en bij de taken die de posten in het buitenland hebben.
De taken die mijn Ministerie heeft ten aanzien van gedetineerde landgenoten
in buitenlandse gevangenissen zijn in sterke mate onderhevig aan de grote
diversiteit van de individuele gevallen, waarbij onder andere gedacht kan
worden aan de detentieomstandigheden en de afstand tot familie en naaste
verwanten. Rekening houdend met deze diverse factoren kan mijns inziens
daarom geen universele of enkelvoudige norm worden geformuleerd. Mijn
voorkeur gaat dan ook uit naar hantering van de (meervoudige) term
begeleidingsnormen.
Maatregelen ter verlichting van de leefomstandigheden
Vraag 14
Welke concrete maatregelen worden er genomen om ervoor te zorgen dat
leefomstandigheden van Nederlandse gedetineerden in het buitenland 'waar
nodig' worden verlicht? Hoe is het begrip 'waar nodig' te duiden?
Vraag 17
Hoe wordt de maandelijkse schenking aan alle Nederlandse gedetineerden
buiten Europa gefinancierd?
Vraag 18
Waar is het bedrag van 30 Euro voor gedetineerden in landen buiten Europa op
gebaseerd en waarom is de vergoeding beperkt tot landen buiten Europa? Hoe
is Europa hier gedefinieerd?
Antwoord
Concrete maatregelen ter verlichting van de leefomstandigheden kunnen op
verschillende manieren worden beschreven. Enerzijds zijn deze maatregelen
van toepassing op de individuele gedetineerde, afhankelijk van de
detentieomstandigheden. Detentieomstandigheden in landen buiten Europa zijn
over het algemeen zeer verschillend en in veel gevallen aanmerkelijk
slechter dan in Europa. Familie en/of vrienden van de gedetineerden nemen
deze zorg vaak over, met name voor het levensonderhoud. Nederlanders die in
deze landen gedetineerd zijn, kunnen niet op een dergelijk ondersteunend
netwerk terugvallen, en zijn dan in dit opzicht slechter af dan de lokale
gedetineerden. Daarnaast zijn de bezoekmogelijkheden van familie en vrienden
aan Nederlandse gedetineerden in landen buiten Europa veel kleiner.
Mede met het oog hierop heb ik besloten tot een tweetal concrete maatregelen
ter verlichting van de financiële situatie van zowel de gedetineerde als de
familie. Vanaf 1 januari 2002 zullen alle gedetineerden van Nederlandse
nationaliteit in landen buiten Europa een maandelijkse schenking van 30 Euro
ontvangen. In dit kader worden de landen van Oost-Europa, de Balkan, Turkije
en Cyprus tot Europa gerekend. De grens wordt getrokken bij de voormalige
Sovjetunie. Deze gift wordt gefinancieerd uit het budget van het de Directie
Consulaire Zaken van mijn Ministerie.
Het bedrag van 30 Euro is vastgesteld als resultaat van een inventarisatie
onder de posten. Ik ben mij terdege bewust van het feit dat dertig Euro in
sommige landen niet toereikend is. Daartoe bestaat dan ook de mogelijkheid
gedetineerden maandelijks of incidenteel rijksvoorschotten toe te kennen
voor levensonderhoud, de aanschaf van kleding en medicijnen en met name de
kosten voor de terugreis naar Nederland na detentie. Hiervoor dient de
gedetineerde een Overeenkomst van Geldlening (OVG) aan te gaan.
Terugvordering vindt plaats na invrijheidsstelling van de gedetineerde.
Indien betrokkene de lening niet kan aflossen, is het mogelijk dat een
betalingsregeling wordt getroffen of dat de lening voor een bepaalde periode
buiten invordering wordt gesteld.
De tweede concrete maatregel op financieel gebied betreft, zoals reeds
aangegeven in mijn brief van 18 oktober jl. dat vanaf 1 januari 2002 voor
geldoverboekingen via dit Ministerie naar gedetineerden in het buitenland
nog maar éénmaal bemiddelingskosten zullen worden berekend.
Vraag 15
Op welke punten wijkt de gedetineerdenbegeleiding en wijken de
begeleidingsnormen zoals de Minister deze stelt, af van de aanbevelingen die
de Algemene Rekenkamer doet in haar rapport 'Gedetineerdenzorg buitenland'
van september 2000?
Antwoord
De Algemene Rekenkamer doet in het rapport "Gedetineerdenzorg buitenland"
twee concrete aanbevelingen. De eerste aanbeveling van de Rekenkamer houdt
in dat het Ministerie helder diende te formuleren wat de taken zijn ten
behoeve van onze gedetineerde landgenoten op basis van een expliciete
zorgnorm.
Ik heb in mijn brief van 8 september 2000 aan de President van de Algemene
Rekenkamer reeds aangegeven dat dit mij niet goed uitvoerbaar lijkt, gelet
op de grote diversiteit van de individuele gevallen. Ook in de
voorbereidende werkgroepen van de Ronde Tafel Conferentie alsmede tijdens de
conferentie zelf is uitgebreid van gedachten gewisseld over een dergelijke
zorgnorm. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het overgrote deel van de
deelnemers mijn opvatting, dat zulks niet goed uitvoerbaar is, deelde.
In de tweede aanbeveling stelt de Algemene Rekenkamer dat de organisatie, werkwijze en informatievoorziening van het Ministerie afgestemd moet worden op de helder te formuleren taken in het kader van de gedetineerdenzorg.
In mijn eerder genoemde reactie van 8 september op het rapport heb ik reeds aangegeven de noodzaak te onderkennen van verdere voortgang in de structurering en standaardisering van beleid en uitvoering op het gebied van gedetineerdenbegeleiding, dat reeds een kernpunt in mijn beleid vormde. Ik heb tevens aangegeven in te stemmen met de opvatting van de Algemene Rekenkamer dat over het beleid inzake gedetineerdenbegeleiding meer duidelijkheid diende te worden gecreëerd. De Ronde Tafel Conferentie gedetineerdenbegeleiding was ook mede in dit licht georganiseerd.
Met de invoering van de VBTB-systematiek en daarmee gepaard gaande
opstelling van de jaarplannen in termen van doelstellingen, resultaten,
activiteiten en middelen, worden de sturingselementen versterkt. Door het
opnemen van specifieke beleidsaanwijzingen in de jaarplanaanschrijving aan
de posten op het gebied van de gedetineerdenbegeleiding wordt duidelijker
wat van de posten wordt verwacht.
Daarnaast wordt in dit kader tevens gewerkt aan het opzetten van een nieuwe
geautomatiseerd informatiesysteem ten behoeve van de
gedetineerdenbegeleiding, ter vervanging van het bestaande, zeer verouderde
systeem. Tevens wordt gewerkt aan het ontwerpen van een standaardformulier
ten behoeve van de rapportage door consulaire medewerkers over bezoeken aan
gedetineerde Nederlanders.
Vertrouwensadvocaten
Vraag 19
Kan de Minister meer helderheid verschaffen over de uitbreiding van de
mogelijkheden van de inzet van vertrouwensadvocaten? Wat zijn op dit moment
de mogelijkheden om een vertrouwensadvocaat in te zetten? Aan welke
mogelijkheden moet gedacht worden om de inzet van vertrouwensadvocaten uit
te breiden?
Vraag 20
Hoe worden second opinions van vertrouwensadvocaten gecontroleerd?
Antwoord
Door de vrijmaking binnen het bestaande budget van de Directie Consulaire
Zaken van meer financiële middelen ten behoeve van vertrouwensadvocaten, kan
de inzet hiervan op kosten van het Ministerie vanaf 1 januari 2002 worden
uitgebreid. Voorheen konden vertrouwensadvocaten slechts zeer sporadisch
worden ingezet, vrijwel uitsluitend ter voorbereiding van (in)formele
diplomatieke stappen.
Thans kan een vertrouwensadvocaat worden ingeschakeld lastens het budget van
het Ministerie, indien de ambassade over duidelijke aanwijzingen beschikt of
sterke vermoedens koestert dat de rechtsgang in een specifiek geval niet is
verlopen in overeenstemming met de juridische procedures van de betrokken
staat of dat internationaal aanvaarde strafrechtbeginselen zijn geschonden.
Op deze wijze kan de ambassade zich een oordeel vormen over de kwaliteit van
de rechtsgang en zonodig interveniëren bij de autoriteiten. In het algemeen
zullen ambassades bij het verzoek om een second opinion gebruik maken van de
diensten van een advocaat in het betrokken land, met wie ervaring bestaat.
Een dergelijke second opinion is naar zijn aard reeds een controle op een specifieke gang van zaken of in voorkomende gevallen de wijze waarop een juridische uitspraak tot stand gekomen is. Ik vraag mij af of het wenselijk, doenlijk dan wel noodzakelijk is hierop wederom een tweede controle uit te voeren. In geval ernstige twijfel blijft bestaan zou de ambassade eventueel een tweede vertrouwensadvocaat kunnen inschakelen. Ik ben van mening dat een dergelijke toetsing altijd in het betrokken land zelf dient plaats te vinden vanwege de daar aanwezige kennis van het lokale rechtssysteem.
Vraag 21
Welke rol voorziet de Minister voor ambassadeurs bij bemiddeling ter
verkrijging van een betrouwbare advocaat?
Antwoord
Nederlandse vertegenwoordigingen beschikken over een lijst van betrouwbaar
gebleken advocaten met behulp waarvan een gedetineerde, wanneer hij zelf dat
wenst, een keuze kan maken. Nederland streeft ernaar dat dergelijke lijsten
in overleg met ambassades van andere lidstaten van de Europese Unie worden
samengesteld, opdat Nederlandse en andere Europese gedetineerden een zo ruim
mogelijke keuze uit betrouwbaar geachte advocaten kunnen maken.
Coördinatie t.b.v. gedetineerden
Vraag 22
Welke concrete doelstellingen zijn er geformuleerd ter verbetering van de
coördinatie t.b.v. gedetineerden?
Vraag 23
Wie zal de coördinatie van activiteiten ten behoeve van gedetineerden in het
buitenland op zich nemen?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief van 18 oktober 2001 streef ik naar
verbetering van de coördinatie van de activiteiten ten behoeve van
Nederlandse gedetineerden in het buitenland met de door mij gesubsidieerde
stichtingen Reclassering Nederland en Epafras. Zo zal het periodieke overleg
met deze instellingen, dat reeds plaatsvindt, worden geïntensiveerd, ook op
beleidsniveau. Daarnaast worden de bezoeken aan Nederlandse gedetineerden in
buitenlandse gevangenissen van vertegenwoordigers van de Reclassering en
Epafras zoveel mogelijk afgestemd en bovendien door het Ministerie en de
Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland gefaciliteerd. De
coördinatie van deze activiteiten zal door mijn Ministerie geschieden.
Vraag 24
Kan nader worden onderbouwd hoe de woorden 'zo snel mogelijk' te duiden zijn
in het kader van bezoeken aan gedetineerden?
Antwoord
De algemene richtlijn dat gedetineerde Nederlanders zo spoedig mogelijk na
hun arrestatie dienen te worden bezocht door een vertegenwoordiger van een
ambassade of consulaat, is moeilijk nader te preciseren omdat tal van
factoren hierbij meespelen waarop van Nederlandse zijde niet altijd invloed
kan worden uitgeoefend. Zo komt het helaas regelmatig voor dat buitenlandse
autoriteiten de Nederlandse vertegenwoordigingen niet tijdig of volledig
informeren over de arrestatie en detentie van een Nederlandse burger.
Daarnaast spelen onder meer aspecten mee als reisafstand en de noodzaak
toestemming aan te vragen voor een bezoek bij de gevangenisautoriteiten.
Vraag 25
Hoe worden de rapportages over de door de ambassades ondernomen activiteiten
ten aanzien van gedetineerdenbegeleiding beoordeeld?
Antwoord
Ambassades dienen over de door hen ondernomen activiteiten op het gebied van
gedetineerdenbegeleiding verslag te doen in hun jaarverslag en in het
jaarplan voor het komende jaar hun voornemens op dit gebied kenbaar te
maken. Deze worden door mij beoordeeld aan de hand van de opgestelde
richtlijnen en begeleidingsnormen. Daarbij dienen ambassades tevens
eventuele knelpunten aan te geven als gevolg waarvan zij niet in staat zijn
geweest aan de gestelde normen te voldoen. Afhankelijk van de beschikbare
begrotings- en personele ruimte kan ik vervolgens bezien op welke wijze een
dergelijk knelpunt kan worden opgelost.
Ik stel vast dat in de afgelopen jaren de kwaliteit van de rapportage van de
ambassades enorm is verbeterd.
Kenmerk CM/sk
Blad /12
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen met twee protocollen;
Wenen, 24 april 1963, artikel 36
===