European Commission
IP/02/216
Brussel, 8 februari 2002
Belemmering van het vrije verkeer van goederen: Inbreukprocedures
tegen België en Italië
De Europese Commissie heeft besloten België en Italië voor het Hof van
Justitie te dagen wegens belemmering van het vrije verkeer van
goederen. In België gaat het om belemmeringen van de invoer van
farmaceutische producten, die voortvloeien uit de regeling voor
toelating van geneesmiddelen tot het vergoedingsstelsel van de
ziektekostenverzekering. In Italië gaat het om beperkingen voor het in
de handel brengen van producten voor sportlieden. Volgens de Commissie
zijn deze belemmeringen van het vrije verkeer van goederen strijdig
met de artikelen 28 en 30 van het EG-Verdrag.
België - geneesmiddelen
De Commissie heeft besloten om België voor het Hof van Justitie te
dagen in verband met diverse aspecten van de Belgische wetgeving en
Belgische administratieve praktijken die verband houden met de
regeling voor toelating van geneesmiddelen tot het vergoedingsstelsel
van de ziektekostenverzekering.
Richtlijn 89/105/EEG heeft betrekking op de doorzichtigheid van
maatregelen die de prijsstelling van geneesmiddelen voor menselijk
gebruik en de opneming daarvan in de nationale
ziektekostenverzekeringen regelen. Deze richtlijn verplicht elke
lidstaat met een systeem waarbij de prijs van geneesmiddelen door de
staat wordt vastgesteld, zoals België, erop toe te zien dat binnen 180
dagen na de aanvraag wordt beslist over de prijsstelling van een
geneesmiddel en de toelating ervan tot het vergoedingsstelsel van de
ziektekostenverzekering. De Belgische wetgever heeft deze
maximumtermijn niet gerespecteerd.
De Belgische wetgeving bevat trouwens geen enkele verplichting om een
positieve beslissing over de toelating van een geneesmiddel tot het
vergoedingsstelsel van de ziektekostenverzekering binnen een bepaalde
termijn mee te delen, wat eveneens in strijd is met het
Gemeenschapsrecht.
Bovendien is de Commissie van mening dat in België een systematische
administratieve praktijk wordt gevolgd die voor de desbetreffende
procedures tot termijnen van meer dan 180 dagen leidt. De beslissingen
die de Belgische overheid in dit verband neemt, bevatten vaak geen
enkele motivering, terwijl ze in andere gevallen geregeld verwijzen
naar criteria die niet objectief en niet controleerbaar zijn.
Bovendien stelt de Commissie vast dat zich gelijkaardige problemen
voordoen bij de toelating tot het vergoedingsstelsel van de
ziektekostenverzekering van parallel ingevoerde geneesmiddelen voor
menselijk gebruik. De Belgische overheid eist met name dat een
parallel ingevoerd geneesmiddel voor menselijk gebruik, dat identiek
is aan een product dat al voor vergoeding door de Belgische sociale
zekerheid in aanmerking komt, aan dezelfde procedure voor opneming in
de positieve lijst met door de Belgische ziektekostenverzekering
gedekte geneesmiddelen wordt onderworpen als een product dat nog niet
in die lijst is opgenomen. De Commissie is van oordeel dat die eis het
vrije verkeer van goederen belemmert en dus in strijd is met de
artikelen 28 en 30 van het EG-Verdrag.
Italië voedingsmiddelen voor sportlieden
De Commissie heeft besloten om Italië voor het Hof van Justitie te
dagen in verband met de Italiaanse administratieve procedure voor het
in de handel brengen van voedingsmiddelen die hoofdzakelijk voor
sportlieden zijn bestemd. De Commissie is van mening dat de Italiaanse
bepalingen terzake onverenigbaar zijn met het beginsel van het vrije
verkeer van goederen in de artikelen 28 en 30 van het Verdrag.
Aangezien Italië niet heeft gereageerd op het aanvullend met redenen
omkleed advies van de Commissie in juli 2001, werd beslist om Italië
voor het Hof te dagen.
Bij gebrek aan specifieke geharmoniseerde bepalingen terzake moet elk
product voor intensieve spierinspanningen in Italië aan een
voorafgaande goedkeuringsprocedure worden onderworpen. Deze
verplichting geldt zowel voor voedingsmiddelen die in Italië worden
geproduceerd als voor voedingsmiddelen uit andere lidstaten waar ze al
wettelijk worden geproduceerd en/of in de handel gebracht.
Het Hof van Justitie heeft meermaals benadrukt dat producten die in een lidstaat wettelijk worden geproduceerd en/of in de handel gebracht volgens het beginsel van wederzijdse erkenning in principe vrij in de andere lidstaten moeten circuleren. Alleen om dwingende redenen, zoals de noodzaak om de gezondheid of de belangen van de consument te beschermen, kan van deze regel worden afgeweken.
De Commissie is van oordeel dat de bepalingen in de Italiaanse
regelgeving niet direct noodzakelijk zijn om de gezondheid of de
belangen van de consument te beschermen en dat de uitleg van de
Italiaanse overheid ter verdediging van haar maatregel niet volstaat
om de bijkomende kosten te rechtvaardigen die aan de communautaire
marktdeelnemers worden opgelegd.
Details over lopende inbreukprocedures tegen alle Lidstaten zijn
beschikbaar op de Europa webside:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.
htm#infractions