Partij van de Arbeid

Den Haag, 7 februari 2002

SCHRIFTELIJKE VRAGEN VAN DE LEDEN ARIB EN MIDDEL (BEIDE PvdA) AAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

1.

Heeft u kennis genomen van het artikel over de dood van een vijf maanden oude baby afkomstig uit het asielzoekerscentrum van Leusden?*

2.

Hoe kunt u verklaren dat wanneer ouders menen dat hun kind medische zorg nodig heeft, het kind koorts heeft en geel wordt, een receptionist via een telefoontje met de medische opvang, kan beslissen dat er pas voor de volgende dag een afspraak gemaakt mag worden?

Hoe rijmt u dit met uw antwoord op eerdere vragen* over de dood van een kind in een azc, waarin u zegt dat de verpleegkundige onder meer de functie heeft van toegeleider naar de reguliere zorg, waaronder de huisarts? En dat deze toegeleidende functie er juist voor is bedoeld om ervoor te zorgen dat de asielzoeker tijdig op de goede plek in de gezondheidszorg terecht komt? Hoe kunt u verklaren dat een receptionist van een azc en een medewerker van de sociale dienst van een azc zich herhaaldelijk de functie van de verpleegkundige toe kunnen eigenen?

Wat is precies de rol van de verpleegkundige in deze geweest, waarom is de verpleegkundige niet bij het meisje betrokken geweest?

3.

Waarom zijn de bewoners van een azc er kennelijk niet van op de hoogte dat contact met de verpleegkundige opgenomen moet worden in plaats van met een receptionist of een sociale dienst? Waarom zijn de bewoners van een azc er niet van op de hoogte dat zij het volste recht hebben met een ziek kind naar de reguliere zorg te gaan als zij dat nodig achten? Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de bewoners hier wél van op de hoogte zijn?

4.

Bent u nog steeds van mening, zoals u schreef in de antwoorden op eerdere vragen*, dat de dood van een kind in een azc ten gevolge van ontoereikende medische zorg, vooralsnog gezien moet worden als een tragisch incident of bent u nu bereid maatregelen te nemen die moeten voorkomen dat de ontoereikende medische zorg voor asielzoekers structureel wordt?

5.

Bent u nu wel bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg te vragen een onderzoek te doen naar de huidige stand van zaken met betrekking tot de toegankelijkheid en kwaliteit van medische zorg in asielzoekerscentra in Nederland. Kunt U, vooruitlopend op het jaarverslag van de IGZ, aangeven wat de resultaten zijn van de toezichtsbezoeken van de IGZ, hoeveel van deze bezoeken zijn afgelegd? Wat kunt en wilt u doen als de IGZ door gebrek aan mankracht niet in staat is om dit onderzoek te verrichten?


*Amersfoortse Courant, 7-2-2002


*Aanhangsel Handelingen 636 en 1133