Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal Directie Politieke Zaken

Binnenhof 4 Bezuidenhoutseweg 67

Den Haag Postbus 20061

2500 EB Den Haag


Datum 6 februari 2002 Behandeld Jaap Werner

Kenmerk DPZ-032/02 Telefoon (070) 3485125

Blad 1/1 Fax


Bijlage(n) 1 E-mail


Betreft Beantwoording vraag van het lid Van Bommel gesteld tijdens regeling van werkzaamheden d.d.5 februari 2002 over de State of the Union van President Bush

Zeer geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij het antwoord aan op de mondelinge vraag gesteld door het lid Van Bommel op 5 februari 2002 over de State of the Union van President Bush.

De Minister van Buitenlandse Zaken

In zijn eerste 'State of the Union' heeft President Bush zich uitgesproken over een aantal prioriteiten voor de komende periode. Zo zal de strijd tegen het terrorisme worden voortgezet. Het voorkomen van de verspreiding van massavernietigingswapens krijgt eveneens veel aandacht. De Amerikaanse administratie voorziet een aanzienlijke verhoging van de defensie-uitgaven.

In de reacties op de speech van President Bush wordt vooral verwezen naar de passages over een zgn. "axis of evil" die zou bestaan uit Noord-Korea, Iran en Irak. Voor een zinvolle discussie is het belangrijk dat niet zozeer de retoriek, maar vooral de substantie in het oog wordt gehouden.

Zo beschikt Noord-Korea over een uitgebreid programma voor ballistische raketten; het exporteert dergelijke raketten naar landen van zorg op dit terrein. Tevens bestaan er ten aanzien van Noord-Korea verdenkingen over de aanwezigheid van biologische en chemische wapenvoorraden en kan niet worden uitgesloten dat het land een rudimentaire kernwapencapaciteit bezit.

Ook Iran werkt aan een ballistisch raketprogramma. Er bestaan gerechtvaardigde vermoedens dat Iran tracht de beschikking te krijgen over massavernietigingswapens.

Irak heeft tenminste de benodigde kennis voor de ontwikkeling van massavernietigingswapens. Wegens gebrek aan internationale controle bestaat weliswaar geen volledig inzicht in de Iraakse ambities, maar de recente geschiedenis heeft aangetoond dat Irak de inzet van massavernietigingswapens niet heeft geschuwd. Mede in het licht hiervan is het niet aanvaardbaar dat Irak blijft weigeren VN-wapeninspecteurs op het grondgebied toe te laten.

Daarom spant de internationale gemeenschap, w.o. naast de VS ook de Europese Unie en Nederland, zich in om dergelijke vraagstukken in deze, en andere, landen aan te pakken. Daartoe worden in multilateraal en bilateraal verband initiatieven ondernomen.

Die betreffen in eerste instantie het effectieve functioneren van het Non-Proliferatie verdrag en van het systeem van waarborgen die in IAEA-kader zijn ontwikkeld.

Tevens wordt door middel van de specifieke exportcontroleregimes (de zgn. Nuclear Suppliers Group, de Australie-groep, het Wassenaar-arrangement, het Missile Technology Control Regime) zoveel mogelijk voorkomen dat risico-landen de beschikking krijgen over voor massavernietigingswapens benodigde kennis, technologie en materialen. De EU participeert in de Korean Energy Development Organisation (KEDO), waarbij Noord-Korea de beschikking moet krijgen over lichtwaterreactoren, die minder proliferatiegevoelig zijn dan de zwaarwaterreactoren die het wilde gaan gebruiken.

Door politieke druk op landen als Rusland wordt getracht te voorkomen dat Iran en Irak leveranties kunnen ontvangen die kunnen worden gebruikt voor de aanmaak van massavernietigingswapens. Op uitnodiging van Nederland en andere EU-lidstaten zal Iran op 7 en 8 februari a.s. deelnemen aan de eerste onderhandelingsbijeenkomst over de International Gedragscode tegen de proliferatie van Ballistische Raketten (ICOC) in Parijs.

Nederland blijft in VN-verband aandringen op zo spoedig mogelijke toelating door Irak van UNMOVIC; de sancties jegens Irak zijn er, bij gebreke van inspecties, op gericht om te voorkomen dat Iran zijn olie-revenuen zou gebruiken voor de aankoop van militair relevante goederen, inclusief dual use goederen.

In het licht van het bovenstaande is en blijft een kritische houding van de internationale gemeenschap ten opzichte van de drie landen die President Bush in zijn 'State of the Union' noemde, volledig gerechtvaardigd, ook al zijn er tussen de drie wel verschillen aan te geven. Het beleid is en blijft er dan ook op gericht deze landen de mogelijkheid van (verdere) ontwikkeling van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen zoveel mogelijk te ontzeggen. Het belang daarvan kan niet voldoende worden onderstreept.

Voor Nederland is, waar van toepassing via de EU, de VN en andere kanalen, de Verenigde Staten een vanzelfsprekende partner voor het realiseren van dergelijke gezamenlijke doelstellingen. Daarbij roept Nederland de VS op om ook te (blijven) participeren in de multilaterale fora en verdragsmechanismen die daarvoor in het leven zijn geroepen, w.o. het CTBT en een deugdelijk verificatiemechanisme bij het Biologische Wapenverdrag. Goed functionerende multilaterale arrangementen kunnen een effectieve bescherming bieden tegen gevaren verbonden aan de proliferatie van massavernietigingswapens.

Van een verwijzing naar een militaire reactie in de 'State of the Union' van President Bush is, anders dan de heer Van Bommel meent, geen sprake.

===