Partij van de Arbeid

Den Haag, 6 februari 2002

BIJDRAGE VAN SHARON DIJKSMA (PvdA) AAN HET PLENAIR DEBAT OVER DE GRONDWETSWIJZIGING BIJ DE BEPALINGEN INZAKE HET ONDERWIJS (28 081)

Interzuilaire samenwerking tussen scholen biedt niet alleen mogelijkheden om scholen te behouden, maar kan ook en vooral het onderwijsaanbod in de regio versterken. Deze samenwerking is niet uitsluitend denkbaar tussen bijzondere scholen die zich rekenen tot verschillende denominaties, maar ook tussen één of meer bijzondere scholen en een openbare school.

Vandaag vergadert de Tweede Kamer over een grondwetswijziging die het wettelijk nader mogelijk maakt dat scholen van verschillende denominaties samenwerken. De PvdA is al sinds geruime tijd fel voorstander van deze mogelijkheid.

De samenwerkingsschool is dus een samenwerking van openbare en bijzondere scholen waarbij zowel openbaar als bijzonder onderwijs wordt verzorgd. Zulke samenwerkingsscholen vormen een maatschappelijke realiteit. Al in 1996 bleek Nederland tenminste 87 samenwerkingsscholen te tellen. Probleem was echter dat tot op heden een wettelijke basis voor deze constructie ontbrak.

Al in 1994 stelde het regeerakkoord een wettelijke regeling in het vooruitzicht. Dat voornemen is destijds gestrand omdat verschillende onderwijsorganisaties en fracties een grondwetswijziging noodzakelijk vonden. Dit betekende helaas een forse vertraging. Daarom werd in 1998 in het regeerakkoord vastgelegd dat de Onderwijsraad zou worden gevraagd om een concreet advies over deze grondwetswijziging. Naar aanleiding van het advies dat in begin 2000 verscheen, heeft de regering een wetsvoorstel ingediend, dat de mogelijkheid opent om bij wet regels te stellen voor de samenwerkingsschool. Daartoe worden nu enkele wijzigingen voorgesteld in artikel 23 van de Grondwet.

Over het wetsvoorstel heeft de onderwijscommissie een hoorzitting georganiseerd en hierbij bleken de meningen bij de onderwijsinstellingen en deskundigen nogal voorspelbaar verdeeld tussen de pleitbezorgers van bijzonder en openbaar onderwijs. Ditmaal werd vooral door de vertegenwoordigers van het bijzonder onderwijs geroepen dat een grondwetswijziging niet wenselijk zou zijn: enerzijds zou er allang geen maatschappelijke behoefte meer bestaan aan een wettelijke regeling van de samenwerkingsschool en anderzijds zou de voorgestelde regeling het hele bijzonder onderwijs uithollen.

De PvdA is niettemin zeer tevreden met het onderhavige wetsvoorstel. Wij onderkennen dat de samenwerkingsschool een maatschappelijke realiteit vormt en vinden het daarom kwalijk dat er voor deze samenwerking van openbare en bijzonder scholen, waarbij zowel openbaar als bijzonder onderwijs wordt verzorgd, nog altijd een wettelijke basis ontbreekt.

De PvdA-fractie hecht eraan er een voldoende aanbod van openbaar onderwijs gegarandeerd blijft, maar onderkent dat openbaar onderwijs niet noodzakelijkerwijs behoeft te worden verzorgd in een openbare school. Het wetsvoorstel komt dan ook tegemoet aan het standpunt van de PvdA-fractie, zoals dit ook in het verleden is verwoord. De memorie van toelichting geeft een helder antwoord op de oorspronkelijke twijfels over de toezichthoudende rechtspersoon voor het bijzonder onderwijs en de rol (het instemmingsrecht) van de ouders. De PvdA-fractie kan daarom ook op deze punten instemmen.

Inmiddels klinken er vanuit het katholiek en protestant-christelijk onderwijs bezwaren dat ten behoeve van de samenwerkingsschool een grondwetswijziging niet nodig zou zijn. Hoewel wij in de vorige kabinetsperiode niet behoorden tot de fracties die aandrongen op zo'n grondwetswijziging, vind ik dat nu moet worden voortgegaan op de ingeslagen weg. De maatschappelijke realiteit van de samenwerkingsschool vraagt om een wettelijke basis en daarom mag de zaak niet in de vertraging worden gegooid door opnieuw een ander wetgevingstraject in te slaan.

Daarnaast vindt er discussie plaats over de vraag of de samenwerkingsschool een reguliere variant mag worden naast openbaar en bijzonder onderwijs. De regering presenteert haar als een reguliere variant terwijl de Onderwijsraad haar slechts wil zien als uitzondering. Tegelijkertijd stelt de Onderwijsraad dat men steeds een samenwerkingsschool moet kunnen vormen indien men daarvoor kiest. Daarmee wordt het voor de PvdA-fractie de vraag of deze discussie echt materieel ergens over gaat. Terecht beoogt het wetsvoorstel beperkingen die samenwerkingsvormen tussen openbare en bijzondere scholen in de weg staan, weg te nemen. Niet meer en niet minder. De eigen keuze van de betrokkenen zal bepalen in welke mate de samenwerkingsschool een uitzondering blijft of een reguliere variant wordt!

De PvdA-fractie vindt het van groot belang dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk van kracht wordt en verzoekt de regering dan ook om daartoe de noodzakelijke voortvarendheid te betrachten.