Partij van de Arbeid
Den Haag, 5 februari 2002
VRAGEN VAN HET LID MOLENAAR (PvdA) AAN DE MINISTER VOOR
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
1. Uit het Evaluatierapport van de IOB zou blijken dat het project in de
melkveesector in Tanzania wel succesvol maar niet duurzaam was. (1) Het
project is voortgezet in de particuliere sectorbenadering. Is de minister
het ermee eens dat de investeringscomponent van het project dan dus de
belangrijkste component is?
2. Het IOB-rapport laat zien dat de ambassade op betrekkelijk willekeurige
manier de hoogte van het bedrag voor de investeringscomponent veranderde.
(2) Ook de termijn voor de investering is zonder toelichting van vijf jaar
naar drie jaar verminderd. Waarop is de hoogte van de Nederlandse bijdrage
gebaseerd? Zijn er nu harde berekeningen waaruit zou blijken dat de
investeringscomponent toereikend is om duurzaamheid te bereiken? Zo nee, is
de minister bereid die berekeningen alsnog te laten verrichten?
3. De IOB stelt dat de Nederlandse ambassade niet als opdrachtgever voor
SDSP zou hebben moeten optreden, maar heeft geen onderzoek kunnen doen of de
ambassade de zoektocht naar een uitvoerende of intermediaire instantie te
vroeg heeft opgegeven. (3) Is de ambassade nu alsnog op zoek naar een
Tanzaniaanse instantie die het programma zou kunnen overnemen en zo nee,
waarom niet?
4. Kan de minister toezeggen dat over de toekomst van de Nederlandse steun
aan de particuliere initiatieven in de melkveeteelt geen eenzijdige
Nederlandse besluiten zullen worden genomen? Zo nee, waarom niet?
5. De minister is nogal laconiek over het feit dat de ambassade het kernpunt
van haar nieuwe beleid, namelijk "ownership", in dit geval terzijde
geschoven. Kan de minister ons verzekeren dat dergelijke problemen elders
niet voorkomen? Heeft de minister informatie verzameld over hoe de andere
Nederlandse ambassades zijn omgesprongen met de overgang van traditionele
samenwerkingsvormen naar de sectorale benadering? Zo ja, wat heeft dat
opgeleverd? Welke maatregelen heeft de minister genomen om herhaling te
voorkomen?
6. Zo'n 30 à 40% van de bij het project betrokken boeren is vrouw. De IOB
stelt vast dat het programma in kwantitatieve zin bijdraagt aan betere
toegang van vrouwen tot kapitaal en krediet. (4) Er is echter geen
systematisch en regulier onderzoek gepleegd om te kijken of er sprake is van
een structureel verbeterde positie van de vrouwen in de betreffende
gebieden. Is de minister bereid hierover nader onderzoek (te laten) doen?
(1) Zie IOB Evaluatie No. 286, 1999 over Nederlandse betrokkenheid bij
de melkveesector in Tanzania (SDSP), blz. 1
(2) Idem, blz. 20 en 21
(3) Idem, blz. 4
(4) Idem, blz. 7