Raad voor Cultuur
4 februari 2002
Advies Raad voor Cultuur over publieksbereik
Moderne kunstmusea moeten zich opnieuw positioneren
DEN HAAG - De musea voor moderne kunst moeten hun positie binnen de samenleving opnieuw definiëren. Een eigen visie, identiteit en profilering zijn vertrekpunten om te komen tot een nieuwe positionering, die beter aansluit bij de huidige wisselwerking tussen cultuur en economie. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in zijn advies \'Publieksbereik van hedendaagse beeldende kunst en musea\' aan Staatssecretaris Van der Ploeg.
De Raad voor Cultuur richt zich in zijn advies in eerste instantie op de musea voor moderne kunst.
Hij benadrukt dat kunst en cultuur sterk onderhevig zijn aan ingrijpende maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Cultuur en economie naderen elkaar doordat ze elkaars middelen en strategieën bestuderen en toepassen. De legitimering van het museum ligt echter niet bij zijn economische validiteit, maar in zijn maatschappelijke positie als betekenisgever binnen de beeldcultuur. Daarnaast is de invloed van andere culturen er mede de oorzaak van dat betekenisgeving die zich beperkt tot kunsthistorische of esthetische principes niet meer volstaat.
De Raad is het eens met de staatssecretaris dat cultuureducatie en marketing beleidsinstrumenten zijn die zich bij uitstek lenen voor verbreding en verdieping van het publieksbereik. Educatie moet een onlosmakelijk onderdeel van het museale beleid zijn, zowel met het oog op het aanboren van nieuwe publieksgroepen als op de verdieping van de interesse voor kunst en cultuur. Op het terrein van marketing pleit de Raad voor vormen die het specifieke karakter van een museum ondersteunen en zich van daaruit richten op het publiek.
In zijn advies reageert de Raad tevens op de aanbevelingen van de ad hoc commissie Ex, die eerder op verzoek van de staatssecretaris onderzocht hoe de rijksoverheid kan bijdragen aan het interesseren van een groter publiek voor beeldende kunst. Hij kan zich maar ten dele in de aanbevelingen van de commissie vinden, omdat deze volgens de Raad teveel heeft geredeneerd vanuit de museale wereld als onbetwistbaar gegeven en te weinig vanuit de veranderende culturele en maatschappelijke context.
De Raad bespreekt in zijn advies een aantal instrumenten en hun te verwachten invloed op vergroting van de publieksparticipatie. Zo is hij er geen voorstander van de kunstmusea volledig gratis toegankelijk te maken, zoals in Engeland gebeurt. Ervaringen in Nederland leerden tot dusver dat permanente gratis toegang van kunstmusea geen substantiële en langdurige invloed heeft op de publieksparticipatie.
Introductie van nieuwe publieksgerichte regelingen door de Mondriaan Stichting acht de Raad overbodig; volstaan kan worden met de verbetering van bestaande regelingen. Zo zou uit iedere aanvraag moeten blijken dat de aanvrager zich rekenschap geeft van de noodzaak de relatie tussen kunst en publiek te versterken. Daarnaast vindt de Raad dat de regelingen ook open moeten staan voor kleinere projecten met een grote voorbeeldwerking.
Noot voor de redactie (