Centrale Raad van Beroep Utrecht

Wetsinterpretatie inzake artikel 10, tweede lid, AOW
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 1-02-2002

De tekst van art 10, tweede lid, AOW laat er geen twijfel over bestaan dat het, bij het vaststellen van de grondslag van een eventuele vermindering van de toeslag op AOW-pensioen, moet gaan om inkomen van de echtgenoot van de pensioengerechtigde en dat dat inkomen moet voortvloeien uit arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven. Dat aan deze twee voorwaarden is voldaan, is niet in geschil tussen partijen. Dat daarbij ook de voorwaarde geldt dat die arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven zou moeten zijn verricht door de echtgenoot van de pensioengerechtigde zelf volgt niet uit de bewoording van artikel 10, tweede lid, van de AOW, noch uit de uit de wetsgeschiedenis blijkende strekking van deze bepaling. Voor de aanname dat aan artikel 8, eerste lid, van de AOW een andere uitleg zou toekomen wordt geen enkele aanleiding gezien.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD8573
(Zie het originele bericht)