Verbond van verzekeraars
Pensioenfondsen en verzekeraars pleiten voor SER-advies toezicht
Eerst een gedegen analyse, dan pas plannen
Nagenoeg de hele financiële wereld heeft vandaag tijdens een
rondetafelgesprek over toezicht op verzoek van de leden van de Vaste
Kamercommissie Financiën kritiek geleverd op het toezichtvoorstel van
het kabinet. Specifiek de pensioenfondsen en verzekeraars hebben hun
grote zorg over de ontwikkelingen uitgesproken omdat zij hechten aan
goed toezicht, dat recht doet aan consumentenbescherming en de
concurrentiekracht van de sector. Nergens blijkt namelijk de noodzaak
tot de voorgestelde drastische wijzigingen van het Nederlandse
toezicht, dat een voorbeeld is voor de rest van de wereld. Tevens
loopt het toezichtmodel volledig uit de pas met de huidige
ontwikkelingen binnen Europa en spoort het evenmin met de recente
wettelijke verankering van de Raad van Financiële Toezichthouders
(RFT). Het ligt dus meer voor de hand om het huidige RFT-model door te
ontwikkelen, zodat er nog op toekomstige ontwikkelingen ingespeeld kan
worden. Als er al een noodzaak is tot herinrichting van toezicht, doe
dat dan op basis van een integrale analyse van de hele financiële
sector. En sluit hierbij niet bij voorbaat partijen uit zoals
pensioenfondsen en tussenpersonen. En kies zeker niet op voorhand voor
het Australische toezichtmodel, dat een hoog studeerkamergehalte heeft
en nog nergens in de praktijk zijn waarde heeft bewezen.
Het Verbond van Verzekeraars, de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen en de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen bepleiten effectief en efficiënt toezicht. Als veranderingen in de markt vragen om een herinrichting van het toezicht, werkt de sector daar graag aan mee. Zaak is wel dat er eerst op basis van een integrale analyse wordt vastgesteld of er überhaupt knelpunten zijn in het huidige toezicht. Immers, de situatie op de financiële markten is allerminst zodanig dat er reden is om snel tot veranderingen over te gaan. Gezien de sociale en economische belangen die met het onderwerp toezicht zijn gemoeid, zou de analyse het best door de SER kunnen worden gedaan. Inmiddels heeft de Stichting van de Arbeid dit verzoek ondersteund. De pensioenfondsen en verzekeraars verzoeken dan ook de Tweede Kamer om dit aan de SER te vragen.
Bij doorvoering van het kabinetsvoorstel isoleert Nederland zich van
de rest van Europa. Wie de ontwikkelingen in Europa volgt ziet twee
hoofdstromingen in het toezicht: het RFT-model dat in België,
Nederland en Frankrijk nu of straks wordt gehanteerd of één
toezichthouder in veel andere EU-lidstaten. Maar één ding is zeker:
geen enkel land overweegt zelfs maar het Australische toezichtmodel,
zodat Nederland een toezichtenclave wordt binnen de Europese
gemeenschap. Bij een eventuele toekomstige Europese harmonisatie van
toezicht kan Nederland zelfs weer overnieuw beginnen. Het spreekt
vanzelf dat deze uitzonderingpositie geen gunstig effect heeft op de
concurrentiepositie van de Nederlandse financiële sector binnen
Europa.
Ook verbazen verzekeraars en pensioenfondsen zich over het feit dat
het RFT-model hiermee van tafel is geveegd. De Tweede Kamer heeft
immers nog in oktober 2001 ingestemd met de wettelijke verankering
ervan. De RFT is juist ingesteld om lacunes en overlappingen in
toezicht te voorkomen en biedt gelegenheid om aan te haken bij
toekomstige Europese ontwikkelingen.
Ook in het licht van de dagelijkse praktijk duiken essentiële
weeffouten in de toezichtvoorstellen op. Het onderscheid tussen
prudentieel en gedragstoezicht is academisch en leidt tot
overlappingen. Het toezicht op solvabiliteit en soliditeit van een
instelling is onlosmakelijk verbonden met het toezicht op de omgang
van specifieke bedrijven met de consument en van even groot belang in
bedrijfstakken zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen. Het
Australische toezichtmodel leidt tot dubbel werk voor de financiële
instellingen en een onheldere begrenzing van de competenties van de
verschillende toezichthouders. Voorbeelden hiervan zijn dat banken en
verzekeraars de facto met twee toezichthouders te maken krijgen als
gevolg van de deelcertificaten per 2004. De betrouwbaarheidstoets van
grootaandeelhouders en bestuurders wordt feitelijk ook door twee
toezichthouders gedaan, wat eveneens dubbelop is. Verder kan een
financiële instelling te maken krijgen met tegenstrijdige eisen van de
prudentiële en gedragstoezichthouder wat betreft de bedrijfsvoering.
Den Haag, 31 januari 2002
---