Ingezonden persbericht
13 misverstanden over de WAO
Op vrijdag 18 januari kwam in de Sociaal Economische Raad (SER) het onderhandelaarsakkoord tot stand 'Regelingen bij ziekte, arbeidsbeperkingen en arbeidsongeschiktheid - voorstellen op hoofdlijnen'. Zoals te verwachten was heeft dit akkoord in de publiciteit en natuurlijk ook binnen de eigen FNV-achterban veel aandacht gekregen.
De reacties blijken zeer uiteenlopend.
Uit de ene hoek komt het geluid, dat het WAO-plan extra geld gaat kosten, omdat rechten worden verbeterd en werkgeversprikkels afnemen, en dat zodoende de instroom in de WAO alleen maar zal toenemen.
Aan de andere kant van het spectrum hoor je dat rechten worden verslechterd, de toegang tot de WAO zo goed als onmogelijk wordt gemaakt, en dat grote groepen arbeidsongeschikte werknemers op de Bijstand aangewezen raken.
Kortom: veel misverstanden die vragen om verheldering. Deze notitie gaat in op de meest verbreide misverstanden die we in de media en vakbondsvergaderingen zijn tegengekomen. Voor we dat doen, is het goed eerst een paar algemene opmerkingen te maken over een aantal hoekstenen die aan het SER-akkoord over de WAO ten grondslag liggen.
De voorstellen zijn bedoeld om tot een cultuuromslag te komen. Ze vertrekken vanuit een én-én-aanpak: zo sterk mogelijk gericht op reïntegratie waar dat tot de mogelijkheden behoort én een verbeterde inkomensbescherming wanneer sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid. Daarmee wordt tegemoet gekomen aan de breed gedragen maatschappelijke opvatting, dat in de huidige WAO de volledig duurzame onvermijdbare arbeidsongeschiktheid niet voldoende goed is verzekerd, maar dat tegelijkertijd het beroep op de WAO te groot is, omdat er ook werknemers in terecht komen, die bij een goed preventie- en reïntegratiebeleid dit mede bevorderd door goede werkgevers- en werknemersprikkels niet volledig en blijvend op de WAO aangewezen hadden hoeven raken.
Misverstand 1
Het SER WAO-akkoord bestaat uit een aantal losse, afzonderlijke onderdelen, die nog kunnen worden bijgesteld.
Nee, het akkoord is een evenwichtig bouwwerk waarin alles met alles verbonden is. Het WAO-akkoord moet erop beoordeeld worden of sprake is van een goed evenwicht tussen enerzijds voldoende inkomensbescherming en anderzijds stimulansen gericht op preventie en reïntegratie. Tegelijkertijd heeft het onderhandelingsproces in de SER geleid tot een evenwicht in de belangen van werkgevers en werknemers. Wie aan één steen uit dit bouwwerk wrikt, trekt alles los. Natuurlijk zijn voorstellen denkbaar die op onderdelen voor een betere inkomensbescherming zorgen. En natuurlijk kunnen de reïntegratieprikkels voor werkgevers en werknemers nog worden versterkt. Maar dan steeds binnen de totale samenhang van dit akkoord, en niet als afzonderlijke losse elementen.
Misverstand 2
Op dit moment is de verstandigste opstelling helemaal nog niets te veranderen in de WAO, maar te wachten op de effecten van de Wet Verbetering Poortwachter.
De Wet Verbetering Poortwachter (die op 1 april ingaat) is een verbetering, maar bij lange na niet toereikend om tot een fundamentele beleidsombuiging te komen in de WAO-instroom. Die instroom is ook in 2001 alleen maar weer verder toegenomen. Dat vraagt om een echte cultuuromslag. In het SER-voorstel wordt niet de lijn gekozen van zomaar bezuinigingen of op een gemakkelijke manier het aantal WAO'ers terugdringen. In plaats daarvan wil de SER een ontwikkeling op gang brengen waardoor alle partijen, door de vormgeving van het nieuwe stelsel, op hun verantwoordelijkheden gewezen worden, om ze op die manier aan te zetten tot ander gedrag. Dus: nu niet wachten, maar het WAO-dak repareren terwijl de zon schijnt, nu de overheidsfinanciën op orde zijn, de arbeidsparticipatie hoog is en de werkloosheid laag.
Misverstand 3
De verhoging van de WAO-uitkering (naar 75 procent geïndexeerd middelloon over de laatste drie jaar) zal leiden tot een enorme stormloop op de nieuwe WAO.
Dit zal niet gebeuren, daarvoor is de drempel veel te hoog. Om straks voor een WAO-uitkering in aanmerking te komen, moet namelijk eerst sprake zijn van duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid, die op grond van medisch-objectieve indicatoren voorzienbaar langdurig is, zodanig dat binnen een termijn van vijf jaar geen mogelijkheid tot enig herstel kan worden verwacht. Daaraan gekoppeld doet de SER voorstellen om te komen tot een striktere, en minder willekeurige keuringspraktijk (onder andere dubbele keuring en werken met standaardprognoses). Anders dan in de voorstellen van de Commissie Donner blijft in het SER-akkoord voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers een goede inkomensbescherming bestaan via de loonaanvullingsregeling. Deze biedt in samenhang met inkomen uit arbeid een betere inkomensbescherming dan de WAO. Dat wil zeggen dat de optelsom van loon en loonaanvulling meer oplevert dan 75 procent. Als iemand bijvoorbeeld nog maar de helft van zijn uren kan werken, en daarmee 50 procent verdient, komt daar 70 procent van de andere helft als loonaanvulling bij (35 procent). Opgeteld is dat 85 procent. Werken loont derhalve, in het nieuwe stelsel. Het Centraal Planbureau heeft intussen erkend dat de voorstellen er toe zullen leiden dat meer mensen aan het werk komen of blijven. Bedenk hierbij dat ook in de nieuwe WAO langdurig arbeidsongeschikten niet alleen nog steeds een kwart van hun inkomen kwijtraken, maar bovendien hun hele verdere carrière mislopen. Wie deze WAO tot 'hoofdprijs' uitroept, zoals dat hier en daar gebeurt, geeft blijk van een verwrongen kijk op de werkelijkheid.
Misverstand 4
Werknemers met psychische aandoeningen kunnen straks geen beroep meer doen op de WAO.
Klopt niet. Waar de SER-voorstellen een eind aan willen maken, is de 'goedbedoelde verwaarlozing' waar nu vaak sprake van is. Die zorgt er voor, dat mensen volledig arbeidsongeschikt worden, terwijl dat voorkomen had kunnen worden. Zoals bij zoveel aandoeningen geldt ook voor een groot aantal psychische klachten, dat ze, mits tijdig herkend en behandeld, binnen een jaar of vijf zullen genezen. Maar er is ook een categorie van psychische aandoeningen die tot volledige duurzame arbeidsongeschiktheid kan leiden. Als voorbeelden worden vaak schizofrenie en manische depressiviteit genoemd. En bij de aandoeningen die niet leiden tot duurzame arbeidsongeschiktheid denkt iedereen meteen aan overspannenheid en burn-out. Toch is ook zo'n algemene conclusie niet op z'n plaats. Ook een depressie kan genezen, en wat begint met overspannenheid, kan een leven compleet verwoesten. Het gaat om de chroniciteit, de duurzaamheid van de klachten. Als een ernstige burn-out leidt tot blijvende beperkingen in de belastbaarheid, kan het nieuwe systeem toegepast worden. Maar meestal zal het in dit geval om gedeeltelijke arbeidsongeschikheid gaan. Deze categorie kan zonder meer in aanmerking komen voor een loonaanvulling. Deskundigen schatten de groep duurzaam arbeidsongeschikten op circa 15 procent van het totaal aan mensen die vanwege psychische aandoeningen niet kunnen werken.
Misverstand 5
Het akkoord leidt er toe dat grote groepen werknemers in de Bijstand komen.
Nee, het is eerder omgekeerd: een belangrijke groep mensen komt niet meer in de Bijstand terecht, maar krijgt een individuele uitkering op minimumniveau. Het grote verschil met de Bijstand is dat niet gekeken wordt naar vermogen of naar het inkomen van de partner. Hierbij gaat het om de categorie die tussen 35 en 80 procent arbeidsongeschikt is. Mensen die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, kunnen in principe nog wel in de Bijstand terechtkomen, maar het hele systeem is er nu juist op gericht dat deze groep in dienst blijft bij de werkgever, of naar ander werk bemiddeld wordt.
Misverstand 6
Keuringsartsen kunnen niet uit de voeten met het voorgestelde arbeidsongeschiktheidscriterium.
Het SER-akkoord besteedt veel aandacht aan verbetering van de keuringspraktijk. De nadruk op duurzame arbeidsongeschiktheid (in samenhang met verlenging van de WULBZ-periode) is vooral bedoeld om werkgevers en werknemers tijdig op reïntegratie te kunnen aanspreken in die gevallen waar dat zin heeft. Daarnaast worden allerlei andere voorstellen gedaan voor een striktere, minder willekeurige en daarmee ook beter toetsbare keuringspraktijk. Door de keuringsartsen alleen de keuring voor de nieuwe WAO te laten doen, wordt hun werkdruk een heel stuk lager. Zo komt tijd en capaciteit vrij voor een grotere zorgvuldigheid en meer aandacht voor individuele gevallen. Bedacht moet worden dat het criterium voor arbeidsongeschiktheid als zodanig niet verandert. 'Medisch-objectief' is nu ook al het bepalende aspect. Het nieuwe element is de duurzaamheid.
Misverstand 7
Het voorgestelde stelsel van ziekte- en arbeidsongeschiktheidsregelingen kent geen financiële prikkels meer die op de werkgever zijn gericht (bedrijfsspecifieke lasten), omdat de PEMBA-prikkel wordt afgeschaft.
De PEMBA-prikkel verdwijnt, maar in plaats daarvan komt een aantal nieuwe bedrijfsspecifieke lasten als gerichte prikkels voor de werkgever. Allereerst is de werkgever verantwoordelijk voor de financiering van de (70 procents-)uitkering in het tweede ziektejaar, het dubbele van het huidige WULBZ-jaar. Bovendien kan die periode nog eens voor onbepaalde tijd verlengd worden, als de werkgever echt nalatig is bij het aanbieden van aangepast werk. Daar komt bij de loonaanvullingsverzekering voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (tussen 35 en 80 procent arbeidsongeschikt). Deze verzekering zal op rentedekkingsbasis afgefinancierd gaan worden. Voor de werknemers die minder dan 35 procent arbeidsongeschikt zijn, is het beleid gericht op behoud van het dienstverband. Ook dit zal leiden tot bedrijfsspecifieke lasten. In het akkoord is verder vastgelegd dat geen sprake kan zijn van afwenteling van kosten naar de WW. Dit onderdeel moet nog wel verder worden uitgewerkt.
De optelsom van deze bedrijfsspecifieke lasten komt qua omvang overeen met de oude PEMBA-prikkel, maar is wel beter samengesteld en afgestemd op vooral het bevorderen van reïntegratie. PEMBA verdwijnt en een beter vormgegeven bedrijfsspecifieke prikkel komt er voor in de plaats.
Daaraan gekoppeld zijn er ook betere mogelijkheden om de preventie, reïntegratie en de hele ziekteverzuim- en arbeidsongeschiktheidsbegeleiding voor tijdelijk en gedeeltelijk arbeidsongeschikten in één hand te brengen. Dit zal leiden tot een betere begeleiding en reïntegratie, juist voor de werknemers waar dit het sterkst van belang is. Het SER-compromis leidt vergeleken met de huidige situatie dus tot betere prikkels in financiering en uitvoering.
Misverstand 8
Het voorstel om niet aan te vullen in het tweede ziektejaar is een inbreuk op de onderhandelingsvrijheid en op de bestaande bovenwettelijke aanvullingsregelingen.
Tussen het huidige eerste ziektejaar en het huidige eerste WAO-jaar wordt in het SER-voorstel een nieuw tweede ziektejaar ingevoegd. Hier spitst de discussie over aanvullingen zich op toe. De SER wil niet via wettelijke maatregelen de mogelijkheden inperken om bovenwettelijke maatregelen te treffen bij ziekte of arbeidsongeschiktheid. Dat soort maatregelen zou trouwens ook al snel in strijd kunnen zijn met internationale bepalingen over het grondrecht van de vrijheid van onderhandelen. Wel stelt de SER voor om af te spreken dat in dit tweede jaar het loon bij ziekte niet meer wordt aangevuld. Het gaat dus om een vrijwillige maatregel, als afspraak tussen de betrokken partijen, die de contractvrijheid niet aantast. De CAO-coördinatie tussen vakcentrale en bonden laat zien dat een systeem met vrijwillige afspraken prima kan werken. In samenspraak met de bonden legt de vakcentrale een maximum vast voor de loonstijging, en de bonden houden zich daaraan in de onderhandelingen. Een ander voorbeeld zijn de afspraken in de Stichting van de Arbeid over kostenbeheersing in het pensioenstelsel, die zijn vastgesteld in een convenant met de overheid.
Het SER-akkoord onderkent dat sprake moet zijn van een evenwichtige verantwoordelijkheidsverdeling tussen werkgevers en werknemers bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het nieuwe tweede ziektejaar heeft als doel de verantwoordelijkheid van de werkgever voor preventie en reïntegratie te versterken. In de huidige situatie staat de reïntegratie in het eerste WAO-jaar (straks het tweede ziektejaar) op een erg laag pitje. Dit jaar is veel te vaak doorgangshuis naar volledige arbeidsongeschiktheid. Dit straalt ook uit naar het eerste ziektejaar. Vaak zwakken zelfs al vanaf de zesde maand de reïntegratieinspanningen geleidelijk af, en stelt iedereen zich in op de WAO als onontkoombaar eindpunt. Juist hier is een grote mentaliteitsverandering nodig. Dan gaat het niet alleen om de werkgever, maar ook om de werknemer. Tegen deze achtergrond stellen we voor om te komen tot een aanbeveling van de Stichting van de Arbeid. Belangrijk onderdeel daarvan is de belofte dat partijen in het tweede ziektejaar geen nieuwe bovenwettelijke uitkeringsafspraken maken. Uiteraard zijn afspraken gericht op reïntegratie wel zeer wenselijk.
Van een inbreuk op bestaande bovenwettelijke aanvullingsregelingen is geen sprake. De bestaande afspraken voor het eerste WAO-jaar en daarna, schuiven door het tussengevoegde ziektejaar allemaal een jaar naar achteren, maar kunnen voor het overige zonder meer blijven bestaan. Al met al komt zo het tweede ziektejaar heel sterk in het teken te staan van de reïntegratie. Dit moet ertoe leiden dat zowel in het eerste als in het tweede ziektejaar de reïntegratieinspanningen op een hoog kwalitatief en kwantitatief niveau komen of blijven. Als onderdeel van het brede compromis dat is gesloten, is deze benadering van het nieuwe tweede ziektejaar in de ogen van de FNV-onderhandelaars goed verdedigbaar.
Misverstand 9
Met de nieuwe voorstellen moet een forse bezuiniging worden bereikt.
Het probleem van de WAO is niet de betaalbaarheid. Gemeten als aandeel in het nationaal inkomen geven we een derde minder uit aan de WAO dan tien jaar geleden, toen er ongeveer evenveel mensen een beroep op deden. De WAO is geen financieel probleem, maar een sociaal probleem. De commissie-Donner en de SER hebben zich ook nooit tot doel gesteld de kosten terug te dringen. Waar het om gaat is een omslag in de manier waarop met ziekte en arbeidsongeschiktheid wordt omgegaan. Mensen moeten veel vaker dan nu terug kunnen keren op hun werkplek, of naar elders bemiddeld worden. Als die cultuuromslag een brede doorwerking krijgt, plukt de hele samenleving daar de vruchten van. Het enige echte toetsingspunt voor de SER-voorstellen is of het hiermee lukt meer mensen aan het werk te houden of te krijgen.
Misverstand 10
De maatregelen gericht op de werkgevers gaan niet tegelijk in met die gericht op de werknemers, dus er is geen sprake van gelijk oversteken.
Alle voorstellen zullen tegelijk van kracht worden. Dat wil zeggen, eerst wordt omgezet in wetgeving wat wettelijk geregeld moet worden, en pas daarna zullen de andere afspraken hun beslag krijgen. Invoering van de wetgeving wordt op zijn vroegst in 2004 voorzien. Dat betekent dat pas daarna bijvoorbeeld de vertaling van de afspraken over CAO-aanvullingen gaat spelen.
Misverstand 11
We kunnen beter wachten met het verhogen van de uitkeringen voor duurzaam arbeidsongeschikten tot de effecten van de overige maatregelen duidelijk zijn.
Met dit akkoord wil de SER nadrukkelijk een nieuwe weg inslaan. Het gaat om het totaalbeeld en de geloofwaardigheid van de benadering. De hogere uitkeringen voor volledig duurzaam arbeidsongeschikten zijn een essentieel onderdeel van dit geheel. De boodschap is dat enerzijds alles op alles gezet moet worden om mensen die nog kunnen werken zo goed mogelijk te reïntegreren, terwijl anderzijds mensen die duurzaam uitgeschakeld zijn, met alle gevolgen van dien, een extra goede inkomensbescherming krijgen. Schrappen van dit onderdeel zou dodelijk zijn voor de acceptatie van en het draagvlak voor dit geheel.
Misverstand 12
Er zijn goede alternatieven voor het SER-voorstel.
Van reële alternatieven is in de verste verte geen sprake. De enige met een concreet voorstel is de VVD, maar dat kan amper serieus genomen worden. De VVD wil namelijk domweg de drempel voor een WAO-uitkering verhogen, en op die manier zoveel mogelijk mensen het recht op een uitkering ontzeggen. Omdat ze de eis wil stellen dat eerst vier jaar gewerkt moet zijn, zullen vooral jongere werknemers, flexwerkers en herintredende vrouwen op deze manier van WAO-rechten verstoken worden. Het VVD-voorstel gaat ook nog eens volstrekt voorbij aan het kernprobleem: hoe stoppen we de uitstoot uit de arbeid van mensen waar iets mee is en hoe zorgen we ervoor dat meer mensen aan het werk komen.
Mocht dit SER-akkoord het om wat voor reden dan ook niet halen, dan kan de politiek zijn gang gaan. Het gevaar is dan heel groot dat bij de onderhandelingen over een regeerakkoord hele radicale ingrepen in de WAO worden afgesproken. Daar heeft niemand verder greep op. Ook de FNV niet. Het verleden heeft geleerd dat dit onderwerp de politiek niet is toevertrouwd. Veel partijen hebben ook nog eens een forse bezuiniging op de WAO ingeboekt in hun verkiezingsprogramma. Alleen met een unaniem SER-akkoord ligt er een gegeven op tafel waar de politiek niet omheen kan.
Misverstand 13
De SER ziet van alles over het hoofd. Preventie blijft helemaal buiten beeld, en over de positie van flexwerkers wordt niets gezegd.
Dit akkoord gaat over de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel. Voor flexwerkers is dit dat zij bij arbeidsongeschiktheid dezelfde rechten moeten hebben als mensen met een vast contract, ook als het gaat om reïntegratie. De precieze vormgeving komt aan de orde bij de verdere uitwerking van het SER-advies.
Onderwerp van het advies is wat er gebeurt als mensen onverhoopt langdurig ziek worden, of arbeidsongeschikt. Dan ben je het stadium van de preventie uiteraard voorbij. Dat wil niet zeggen dat het belang van preventie wordt onderschat. In de Stichting van de Arbeid wordt hierover verder gepraat met de werkgevers. In het uiteindelijke advies van de SER zal dieper worden ingegaan op de relatie met preventie en arbeidsomstandigheden. Het streven is dat dit complete SER-advies er in maart van dit jaar ligt.
FNV Voorlichting
Paulus Plas
020 58 16 553
paulus.plas@vc.fnv.nl