Openbaar Ministerie

31 januari 2002

OM maakt 3 hoge transacties bekend

Het Openbaar Ministerie heeft op 31 januari via persberichten drie hoge transacties met bedrijven bekend gemaakt. Het gaat om transacties met Delta Lloyd Bank, Versatel (beide Amsterdam) en Theo Pouw Beheer BV (Utrecht). Het gaat om de transacties die eerder door minister Korthals in de Tweede Kamer waren aangekondigd. In één zaak (de vijfde) laat de verdachte het alsnog op een zitting aankomen.

Transactie Delta Lloyd
Het arrondissementsparket Amsterdam is tegen een bedrag van
1.134.450,50 Euro een transactie aangegaan met Delta Lloyd Bank naar aanleiding van een door deze instelling zelf gedane aangifte wegens administratieve onregelmatigheden. Het betreft het niet (volledig) vermelden van verstrekte zekerheden in een aantal kredietovereenkomsten. Dit heeft in de jaren 1995 en 1996 plaatsgevonden in een deel van de instelling.
Voor het volledige persbericht klik hier.

Transactie Versatel
Het arrondissementsparket Amsterdam is met Versatel een transactie overeengekomen in een belastingzaak. Tegen het bedrijf bestond verdenking dat het onjuiste informatie aan de fiscus had verstrekt bij de fiscale afwikkeling van personeelsopties in 1999. Ter voorkoming van verdere strafvervolging in de zaak heeft de onderneming een transactie van 2.977.932,67 Euro (6.562.500 gulden) betaald aan de Staat.
Voor het volledige persbericht klik hier.

Transactie Pouw Utrecht
De officier van justitie in Utrecht heeft met grondreinigingsbedrijf Theo Pouw Beheer BV in Utrecht een schikking getroffen ter voorkoming van verdere vervolging voor een aantal milieu-overtredingen. De onderneming werd ervan verdacht dat zij zich in de periode van begin 1997 tot en met 1998 had schuldig gemaakt aan overtreding van enkele voorschriften, verbonden aan haar vergunning ingevolge de Wet milieubeheer. Voor het gehele persbericht klik hier.

Minister Korthals heeft vandaag via een brief de Tweede Kamer op de hoogte gebracht van de hoge transacties. In zijn brief schrijft de minister dat hij de schikkingen in de zaak-Pouw en de zaak-Delta Lloyd 'verantwoord' vindt. De transactie in de zaak Versatel is 'niet onverantwoord'. Voor de volledige brief van de minister aan de Tweede Kamer klik hier.

Het College van procureurs-generaal heeft minister Korthals in een uitgebreide brief geïnformeerd over de wijze waarop de transacties tot stand zijn gekomen en de redenen die hieraan ten grondslag hebben gelegen. Voor de inhoud van deze brief klik hier.

Transactie Vos
In de brief komt de minister terug op de schikking enige tijd geleden die het OM heeft getroffen met het bedrijf Vos. Het OM bood dit Alphense bedrijf een transactie van een half miljoen gulden aan om strafvervolging wegens overtreding van de Wet Milieugevaarlijke stoffen te voorkomen. Vos aanvaardde dat aanbod. Dat is bekend gemaakt via een persbericht (voor het persbericht: klik hier) In december 1999 had de officier reeds de delicten 'dood door schuld' en 'doodslag' uit de verdenking verwijderd. Dat is destijds ook via persbericht bekendgemaakt. Voor de volledige tekst van het persbericht van 1999 klik hier.
Minister Korthals concludeert in zijn brief aan de kamer dat hij begrip heeft voor de afwegingen van het OM, maar dat het tegen de achtergrond van de maatschappelijke verontrusting die was ontstaan, zijn voorkeur had gehad als de zaak aan de onafhankelijke rechter was voorgelegd.

Wanneer en waarom biedt het Openbaar Ministerie in bepaalde zaken een schikking aan?

De algemene beleidslijn van het Openbaar Ministerie is dat wanneer de officier van justitie voornemens is ter zitting enkel een geldboete te vorderen in een zaak die op grond van het bepaalde in artikel 74 Wetboek van strafrecht met een transactie kan worden afgedaan, een transactie moet worden aangeboden, tenzij er redenen zijn om de zaak aan de rechter voor te leggen. Deze redenen kunnen bijvoorbeeld gelegen zijn in de omstandigheden waaronder het strafbare feit is gepleegd, in de gevolgen die zijn ingetreden na het plegen van het strafbare feit en in de recidive van de verdachte. Een reden om de zaak aan de rechter voor te leggen kan ook zijn dat er bijzondere rechtsvragen aan de orde zijn, waarvan de beantwoording door de strafrechter van belang is voor de rechtsvorming.

Ten aanzien van de vier zaken kan in dit verband het volgende worden opgemerkt. In de eerste plaats ging het telkens om feiten, waarvoor een transactie kan worden aangeboden. In de tweede was, in alle zaken, de verwachting, gerechtvaardigd dat, wanneer de zaken ter terechtzitting zouden worden aangebracht, de rechter geen hogere geldboeten zal opleggen dan de bedragen van de transacties. In dit verband is relevant dat het hier telkens gaat om een rechtspersoon, waartegen in deze zaken enkel een geldboete opgelegd zou kunnen worden. In de derde plaats waren er naar het oordeel van het Openbaar Ministerie geen bijzondere redenen aanwezig die noopten dat de zaak aan de rechter diende te worden voorgelegd.

Daarnaast geldt ten aanzien van alle zaken dat, bij het aanbrengen van de zaak ter zitting, de benodigde -en toch al schaarse- zittingscapaciteit substantieel zou zijn; vermoedelijk zouden alleen al in eerste aanleg meer dat één zittingsdag nodig zijn. Ook is van belang dat, hoewel alle zaken naar de stellige overtuiging van het Openbaar ministerie bewijsbaar zijn, er altijd enig procesrisico moet worden ingeschat in het geval de zaken ter zitting zouden worden aangebracht. Dit risico kan in het voordeel, maar ook in het nadeel van de verdachte uitvallen. Tot slot geldt, eveneens voor alle zaken, dat de normhandhaving, die het strafrecht (ook) moet dienen, tot uitdrukking kon komen via een persbericht.

In het algemeen
Het OM treft tienduizenden schikkingen per jaar. Mensen die te snel hebben gereden of een winkeldiefstal hebben begaan krijgen bijvoorbeeld een schikking. Gaan zij hierop in dan besparen zij zichzelf een gang naar de rechter. Ook bij grotere zaken wordt, zij het in beperktere mate, getracht tot een schikking te komen. Een schikking (juister: transactie) is voor het OM een manier om strafzaken op een economische manier af te doen. Het OM mag alleen een schikking aanbieden als op zichzelf bewijstechnisch en beleidsmatig voldoende grond is om met succes te vervolgen. Meestal wordt voor een schikking gekozen als het bewijs voorhanden is, maar wordt gevreesd voor een langdurige, complexe rechtszaak. Zeker als de sanctie die de rechter mogelijk oplegt lager is dan het bedrag van de schikking is dit een welkome weg. Voor de overheid betekent dit een even snelle als rechtvaardige afdoening, voor de verdachte een mogelijkheid een moeizame rechtsgang af te kopen. Het OM kent als beleid dat in gevoelige zaken waarbij een hoge schikking ter sprake komt altijd als voorwaarde wordt gesteld dat een persbericht wordt uitgegeven. Ook in de zaak rond de Schipholspoortunnel was dit aan de hand: er was genoeg bewijs, de schikking was voor het maximumbedrag en de zaak werd openbaar gemaakt via een persbericht.

Minister Korthals heeft op 10 december in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven dat hij wil dat het OM in de toekomst terughoudender omgaat met hoge transacties. Transacties boven de 45.000 Euro moeten aan de minister worden voorgelegd, zodat hij kan bepalen of het OM in redelijkheid kan besluiten de zaak niet aan de rechter voor te leggen. Kern van de zaak is dat bepaalde gevallen niet zomaar met een transactie worden afgedaan maar ter toetsing worden voorgelegd: zij moeten uit de reguliere stroom van min of meer routinematig af te handelen zaken worden gelicht en bijzondere aandacht krijgen. Behalve transacties van boven de ton verdienen bijzondere aandacht de zaken waarin juridisch of beleidsmatige principiële vragen aan de orde zijn en de gevoelige zaken. De gevoeligheid wordt bepaald door de aard van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, de gevolgen ervan of de persoon van de verdachte. Een transactie is bijvoorbeeld gevoelig wanneer bij een zaak de integriteit van het openbaar bestuur in het geding is.
In de periode juli 2000 tot en met juni 2001 zijn door het OM negentien transacties boven de 100.000 gulden afgesloten.

Hoe is de verhouding tussen de Minister van Justitie en het Openbaar Ministerie?

De verantwoordelijkheden van de minister van justitie en het Openbaar Ministerie zijn in ons land gescheiden. Kort gezegd is het OM wettelijk belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde en is de minister politiek verantwoordelijk voor het OM. Het OM is de enige instantie in ons land die bepaalt wie voor de strafrechter moet verschijnen en voor welk strafbaar feit. De minister is politiek verantwoordelijk voor onder meer het doen en laten van het OM. Dat houdt in dat de minister moet kunnen uitleggen waarom het OM heeft gehandeld zoals het heeft gehandeld. De minister heeft de bevoegdheid het OM aanwijzingen te geven. Aanwijzingen op het gebied van vervolgingsbeleid (bijvoorbeeld: hij is van mening dat het OM de opsporing van kinderporno prioriteit moet geven) en aanwijzingen in individuele strafzaken. Om deze verantwoordelijkheid goed te kunnen uitoefenen is het OM verplicht de minister alle gewenste informatie te verschaffen. Omdat in ons land sprake is van een zogeheten scheiding der machten is bij wet afgesproken dat een ingreep (aanwijzing) van de minister controleerbaar moet zijn.Als de minister van oordeel is dat het OM in een bepaalde zaak strafrechtelijke vervolging moet instellen dan kan hij een aanwijzing geven. Dit is in het dossier van de betreffende zaak terug te vinden. Bepaalt de minister dat in een bepaalde zaak niet-vervolgd mag worden door het OM dan meldt hij dit aan het parlement. Op deze wijze kan altijd publiek worden gecontroleerd of de minister het strafrechtelijk functioneren van het OM beïnvloedt. Sinds het in werking treden van de nieuwe Wet op de Rechterlijke Organisatie (medio 1999) heeft de minister geen aanwijzing aan het OM gegeven.

In de Wet op de Rechterlijke Organisatie is, na een uitvoerige discussie, afgesproken dat het OM, kort gezegd, op enige afstand van de minister zal functioneren. De minister zal terughoudendheid betrachten bij zijn bemoeienis met specifieke strafzaken. Er is dus gekozen voor een afgewogen stelsel van verantwoordelijkheid en gezag. Dit om de schijn te vermijden dat de politiek invloed wil uitoefenen op de afdoening van strafzaken. De rechtelijke macht, waarvan het OM deel uitmaakt, is verantwoordelijk voor de strafrechtspleging. Minister Korthals heeft immer aangegeven dat hij - om de scheiding der machten te waarborgen - zo min mogelijk wil weten van individuele strafzaken.
Het College van procureurs-generaal - zeg maar de raad van bestuur van het OM - overlegt eens per maand tijdens de zogeheten overlegvergadering met de minister over het strafrechtelijk beleid. Tussendoor zijn er echter talrijke contacten over actuele onderwerpen, met name tussen de voorzitter van het College en de Minister. Daarbij worden echter de respectieve verantwoordelijkheden goed in de gaten gehouden.