Partij van de Arbeid
Den Haag, 30 januari 2002
BIJDRAGE VAN MARIËTTE HAMER (PvdA) AAN HET PLENAIR SPOEDDEBAT OVER
HBO-FRAUDE
Het is buitengewoon treurig dat we dit debat hebben moeten aanvragen.
Treurig om twee redenen:
1. het hoger beroepsonderwijs (HBO) gaat mij aan het hart; zoals u niet
ontgaan zal zijn, heeft mijn fractie haar uiterste best gedaan om in deze
kabinetsperiode meer geld voor het HBO aan te trekken. Dat was en is nodig.
Dat mogelijk nu de goeden onder de beeldvorming van de kwaden gaan leiden is
zeer te betreuren. Precies dat was de reden waarom wij in november, toen wij
via de media en een brief van de heer de Jong op de hoogte werden gesteld,
gevraagd hebben om spoed. Spoed in het onderzoek gericht op de instellingen
waar sprake was van fraude;
2. de twijfel die wij hebben of de minister deze zaak serieus aanpakt
en ons goed informeert. Die twijfel zou bij ons niet mogen bestaan.
Inmiddels zijn we bijna drie maanden verder nadat wij de eerste vragen
hebben gesteld. En in plaats van meer duidelijkheid wordt die steeds minder.
Het ene bericht na het andere volgt, waaruit nieuwe feiten lijken te
spreken. De uitzending van NOVA was wat dat betreft schokkend. Maar de
vragen blijven ook: om welke omvang gaat het nu?
Het is ook jammer dat een spoeddebat nodig is om antwoorden te krijgen op
onze vragen. Maar we hebben ze nu. En daarmee hebben we eigenlijk ook weer
niets. Geen reactie op de uitzending en geen inzicht in de stand van het
onderzoek. De minister legt niets, maar dan ook niets voor ons op tafel.
Onder een verwijzing naar zorgvuldigheid, alsof wij niet in staat zouden
zijn dit met elkaar zorgvuldig te behandelen.
Ik kom tot mijn kritiekpunten.
I. De aanpak
a. Op 20 juni is de fraude gemeld door de klokkenluider. Vanaf dat
moment zijn er misverstanden ontstaan. Allereerst doordat de identiteit van
de klokkenluider werd verward met een vorige eigenaar van een ander bedrijf.
Overigens heb ik over deze eerste persoon geen onrechtmatigheden kunnen
ontdekken waardoor de klacht niet serieus genomen zou kunnen worden.
Vervolgens is pas in oktober - en vier maanden is toch wel erg lang voor een
zomer - het gesprek tot stand gekomen. Het onderzoek is vervolgens pas in
november gestart. Opvallend genoeg een dag nadat de klokkenluider de pers en
het parlement had geïnformeerd. Daartussen ligt een hoop gedoe over een
verslag, over klachten over lekken en nog veel meer. Ik zal daar niet
allemaal op ingaan, maar de indruk van een hoge mate van geklungel en een op
zijn zachtst gezegd wel heel inefficiënte aanpak heb ik wel. Ik wil dan ook
graag van de minister weten op welk moment hij zelf op de hoogte is gesteld
van de melding door zijn ambtenaren en wanneer hij de opdracht tot het
onderzoek heeft verstrekt. En wat is de reden waarom er bij het ministerie
zelf nooit enige vermoedens zijn geweest over deze zaken. Hoe heeft men in
dat ligt de gedragscode van de HBO-raad beoordeelt?
b. Ik wil hier niet uitgebreid op al het gedoe in gaan. Maar wat mij
wel zorgen baart, is de procedure over de klachten rondom het lekken. Hoe is
deze procedure nu precies geregeld? Kan de minister hier verklaren dat er
niet is gelekt door zijn ambtenaren.
c. Een ander opvallend punt is dat, nadat het onderzoek is versterkt,
de minister direct heeft gekozen voor een verbrede aanpak. Kan de minister
aangeven waarom hij dit bijvoorbeeld niet per hogeschool heeft aangepakt. Is
het niet zo dat door de thans gekozen systematiek veel ruimte is ontstaan
voor het elkaar informeren, vernietigen van gegevens? Ik verzoek de minister
zijn aanpak toe te lichten.
d. Ook moet ik constateren dat de minister steeds langer over het
onderzoek laat doen. Werd eerst aangekondigd dat het onderzoek begin
februari zou zijn afgerond, nu wordt aan ons maart gemeld. De minister
beroept zich op hoor en wederhoor, maar het moet toch mogelijk zijn om met
inzet van extra mensen versnelling in de procedure te brengen?
II. De zwaarte van de fraude
Ik moet constateren dat hierover verschillende berichten gaan. De beelden
bij NOVA waren duidelijk. Valse inschrijvingsformulieren en studenten die
van niets wisten. Wat is er nu waar van de beelden die wij maandagavond
hebben gezien? Mij lijkt dat de minister daarop toch een reactie moet kunnen
geven. Ook wil ik graag van de minister helderheid over zijn nader antwoord.
Heeft hij hierin nu bedoeld aan te geven dat er sprake is van fraude in de
juridische zin of niet? Want creatief omgaan met regels is natuurlijk toch
iets anders dan handtekeningen vervalsen. Is de minister wel of niet op de
hoogte van strafbare feiten? Ook wil ik graag weten om hoeveel vormen van
fraude het nu gaat. Kan hij een indicatie geven van de omvang?
Wat weet de minister van de Vlaamse caroussel, waarin het zou gaan om
studenten die met behulp van een organisatie Euroforum rond gaan tussen de
instellingen. Ook wil ik graag weten op welke jaren het onderzoek betrekking
heeft. En hoe zit het met de masteropleidingen? Zijn er buiten de drie
voorbeelden, die wij kennen, nog andere?
III. De informatie aan de Kamer
Op 20 november stelde wij de eerste serie vragen. Daar kregen we binnen
enkele dagen antwoord op. Helaas moet ik constateren dat er feitelijke
onjuistheden in de beantwoording zijn geslopen. Ik zal een paar voorbeelden
noemen.
* Zo geeft de minister aan dat er geen relatie is met het HOBEON
onderzoek, maar uit het conceptverslag van het gesprek van 11 oktober wordt
door de opsteller van het ministerie zelf een relatie gelegd met het HOBEON
onderzoek. Immers, de klokkenluider moet wachten op een antwoord op zijn
brief - citaat uit het gesprek in oktober - voor een eventueel onderzoek tot
het HOBEON onderzoek er is. Waarom hebben wij overigens het verslag van 12
oktober niet ontvangen op ons verzoek?
* Ook geeft de minister aan dat het HOBEON onderzoek pas is gestart in
oktober. Op onze tweede serie vragen moet de minister zelf toch erkennen dat
het onderzoek feitelijk al is gestart op 11 juni, toen er een brief naar de
instellingen met vragen is gestuurd. Is het niet zo dat door het starten van
het HOBEON onderzoek, waardoor er vragen werden gesteld aan de instellingen
over de financiering van masters, er ongerustheid bij de instellingen is
ontstaan? En is het ook niet zo dat een aantal vragen over de financiering
later niet in het onderzoek zijn terug gekomen?
* Op onze vraag naar de rol van de ambtenaren hebben wij een
omslachtig antwoord gekregen over excuses van de zijde van de klokkenluider.
Uit de tweede serie antwoorden blijkt op zijn zachtst gezegd dat dit iets
genuanceerder ligt. Inmiddels beschikken wij over informatie waaruit ook
weer blijkt dat ook de tweede serie antwoorden multi-interpretabel is.
Al met al biedt dit allemaal niet het gevoel dat ik als kamerlid zou willen hebben. Twijfels over de manier waarop de klokkenluider is behandeld en waardoor in ieder geval nu een werknemer ziek thuis is, twijfels over de manier waarop het onderzoek wordt aangepakt en waardoor het hele HBO nu in een kwaad daglicht staat en twijfels over de manier waarop de Kamer is geïnformeerd. Ik ben uitermate benieuwd naar de verdediging van de minister.