Centrum voor Arbeidsverhoudingen
CMHF -
Werkgevers schorten onderhandelingen cao gemeenten op
"De gemeentelijke werkgevers kunnen het cao-overleg wel opschorten,
maar het initiatief om de onderhandelingen weer vlot te trekken ligt
nadrukkelijk bij hen." Dit zegt CMHF-onderhandelaar
Peter van den Berghe in reactie op de door de werkgevers afgebroken
cao-onderhandelingen van 25 januari. Belangrijkste geschilpunt is de
hoogte van de algemene salarisontwikkeling. Nadat de bonden een nieuwe
en belangrijke tegemoetkoming hadden gedaan, weigerden de werkgevers,
verenigd in het College voor Arbeidszaken (CvA), zelf weer een stap te
zetten. Sterker nog, ze braken het overleg af. Het CvA biedt te weinig
om tot een reëel akkoord te kunnen komen.
Al in december zijn de wensen van de bonden en de werkgevers
uitgewisseld. In de eerste onderhandelingsronde op 11 januari zijn
veel onderwerpen verkend en is ook de nodige voortgang geboekt. Maar
over loon en looptijd is toen nog niet gesproken.
Op 18 januari is voor het eerst werkelijk over de algemene
loonstijging onderhandeld. Al snel bleek dat tussen de wensen van de
bonden en het mandaat van de werkgevers een fors gat zat. De inzet van
de werkgevers was 2,8 procent op jaarbasis. De inzet van de CMHF was -
mede afhankelijk van de inflatie - circa 5,75 procent salarisstijging
bij een cao met een looptijd van een jaar. De bonden hebben lang
moeten aandringen en forse concessies moeten doen, voordat het College
voor Arbeidszaken bereid was een klein stapje te zetten. Die
concessies hielden in dat de bonden, met name de andere, een groot
aantal van de oorspronkelijke voorstellen
van tafel hebben gehaald en dat de inzet in twee stappen is verlaagd
naar 5,5% loon inclusief eindejaarsuitkering bij een looptijd van
twaalf maanden. Die opstelling ging gepaard met een
andere belangrijke ontwikkeling. Waren de bonden aanvankelijk elk met
een eigen inzet gekomen, nu waren de rijen weer gesloten.
De werkgevers waren daartegenover bereid de bonden op een aantal
voorstellen tegemoet te komen, maar boden slechts 3 procent
loonstijging, wat onder het niveau van de cao rijk en provincies ligt.
Op 24 januari heeft CMHF-onderhandelaar Peter van den Berghe de
tussenstand besproken met het bestuur van de CMHF-Sector Lagere
Overheden. Het bestuur was van mening dat blijvend naar oplossingen
gezocht moest worden. Verdere concessies op het gebied van de
salarissen achtte het Sectorbestuur niet echt reëel.
Een dag later bleken de werkgevers slechts met grote moeite bereid te
bewegen tot een nieuw loonbod. Uiteindelijk boden ze 4 procent
loonstijging plus 1 procent eindejaarsuitkering en een verhoging van
de bodem in de eindejaarsuitkering met 50 euro. De eindejaarsuitkering
zou verder over het maandsalaris (dus niet langer over de
vakantietoeslag) moeten worden berekend. Dit alles bij een looptijd
van 17 maanden.
Dit bod betekent omgerekend dat de werkgevers op jaarbasis 3,36
procent bieden. In een uiterste poging om tot een oplossing te komen,
hebben de bonden toen besloten de looneis te handhaven maar een
langere looptijd aan te bieden. Dat kwam erop neer dat de bonden 5,5
procent vroegen in veertien maanden. Hoewel de werkgevers heel goed
weten dat dit een forse stap was, weigerden ze een nieuw bod te doen
en beëindigden ze het overleg. Thans is dus
sprake van een time-out waarbij de werkgevers nadrukkelijk aan zet
zijn.
Overige onderwerpen
Er is door het College voor Arbeidszaken sterk aangedrongen op een
klein pakket aan onderwerpen. Als het pakket te groot zou zijn en
vooral als er complexe zaken bij zouden zijn, dan zouden de gemeenten
niet meer in staat zijn alles goed uit te voeren. De onderhandelingen
stonden dan ook veelal in het teken van de effecten op de
bedrijfsvoering. De bonden hebben daarom voorstellen met betrekking
tot zorgverlof en ouderschapsverlof bij meerlingen van tafel gehaald.
Ze hebben overigens aangegeven dat de wensen van het College voor
Arbeidsaken voor een klein pakket de beleidsontwikkeling van de bonden
niet stil kan zetten.
De voorstellen tot uitbreiding van kinderopvang, doorstroming van
WIW-ers en I&D-ers en rechtsbijstand bij aansprakelijkheid lijken in
de komende cao tot een goed einde te kunnen worden gebracht. Over een
aantal andere kwesties loopt de discussie nog. Overigens geldt
natuurlijk voor alle onderwerpen dat ze pas definitief worden als er
een totaalpakket overeengekomen is.
Ziekteverzuim
Ziekteverzuim en reïntegratie vormen belangrijke onderdelen waarover
het overleg nog loopt. Zoals wellicht bekend, is er vanaf begin dit
jaar geheel nieuwe wetgeving van kracht: vanaf 1 januari de wet SUWI
en vanaf 1 april de wet Verbeterde Poortwachter. Deze beide wetten
veranderen de rechtspositie van werknemers maar leggen ook nieuwe
verplichtingen op aan de werkgevers. Het College voor Arbeidszaken is
het met de bonden eens dat er over en
weer verplichtingen moeten worden overeengekomen die de goede
uitvoering van de wet garanderen. De bonden hebben gevraagd om het
vastleggen van kwaliteitseisen. Deze eisen zouden moeten gelden voor
de verplichte contracten met arbo-diensten en reïntegratiebedrijven.
Aan de invulling van die eisen wordt nog hard gewerkt.
Er komen ook minimumvoorwaarden voor een verplicht verzuimprotocol.
Dit alles moet er aan bijdragen dat het ziekteverzuim minder wordt en
vooral ook de instroom in de WAO
minder wordt. Uiteraard is dat ook in het belang van de werknemers.
Alleen het door de bonden gevraagde ontslagverbod zal bij de
werkgevers op onoverkomelijke problemen stuiten. Bekeken wordt nog hoe
dit kan worden gecompenseerd.
Generatiebewust beleid
Het College voor Arbeidszaken wil maatregelen nemen om langer
doorwerken van senioren te stimuleren. De bonden hebben daar begrip
voor maar vinden dat het College voor Arbeidszaken daarvoor de
rekening zelf moet betalen. Het CvA vindt echter dat de grens in de
solidariteit met de ouderen wel is bereikt. Zo liggen er voorstellen
voor een wijziging in de staffel van de FPU Gemeenten.
Ook ligt er een voorstel met betrekking tot het demotiebeleid. Bij
demotie zou men dan een lager salaris kunnen compenseren door een
demotietoeslag, maar die moet dan betaald worden uit de FPU-toeslag.
In beide gevallen moet dus de wens van de werkgevers door de mensen
zelf worden betaald.
De CMHF is groot voorstander van meer keuzemogelijkheden voor
senioren, waaronder langer doorwerken. Alleen technische maatregelen
vindt de CMHF echter onvoldoende. Het gaat ook om een
mentaliteitsverandering en andere bedrijfscultuur. Het ziet er naar
uit dat die doelstelling thans te ambitieus is en het verstandig zal
zijn om nu alleen maatregelen op het gebied van HRM-beleid af te
spreken en andere wensen onderwerp te maken van een studie.
Dat geeft meer financiële mogelijkheden. Afspraken zouden dan kunnen
gaan over het aansprakenniveau en niet over het uitgavenniveau, wat
een groot verschil maakt nu slechts een deel van de mensen gebruik
maakt van de FPU onder de 60 jaar.
---