NIPO
30 januari 2002
Het gebruik van antipsychotica
Een onderzoek onder schizofreniepatiënten en (hun) familieleden
In augustus en september 2001 is in opdracht van Ypsilon, de vereniging voor familieleden van mensen met schizofrenie of een psychose, een onderzoek uitgevoerd dat tot doel had meer inzicht te krijgen in de behandeling van schizofrenie en in het bijzonder het gebruik van antipsychotica. In het onderzoek zijn zowel schizofrenie patiënten als (hun) familieleden en partners betrokken. De belangrijkste resultaten van het onderzoek zijn hier kort weergegeven.
De leeftijd waarop schizofreniepatiënten voor het eerst met de
psychiatrie in aanraking komen ligt gemiddeld rond het 21ste
levensjaar. Schizofreniepatiënten hebben gemiddeld tussen de 3 en 4
psychoses gehad.
In de behandeling van schizofreniepatiënten speelt de psychiater de
belangrijkste rol. Daarnaast is ook de sociaal psychiatrisch
verpleegkundige belangrijk.
Informatie die patiënten krijgen over antipsychotica komt in verreweg
de meeste gevallen van de psychiater. Eenderde van de patiënten
ontvangt deze informatie al bij het eerste bezoek. Naast de patiënten
krijgt ook meer dan de helft van de familieleden informatie van de
psychiater. De inhoud van de informatie die zowel patiënt als familie
ontvangen laat echter vaak te wensen over.
De meeste patiënten gebruiken de antipsychotica al geruime tijd zonder
lange onderbrekingen. De meerderheid van de patiënten heeft een aantal
middelen uitgeprobeerd alvorens op het huidige middel over te gaan.
Gemiddeld zijn de patiënten meer dan twee keer van middel veranderd.
De belangrijkste reden om te wisselen van middel zijn de bijwerkingen.
Problemen waar schizofreniepatiënten last van hebben zijn vooral
energieverlies, vermoeidheid en kwellende gedachten. Bijwerkingen van
de antipsychotica waar patiënten vooral last van hebben en hinder in
het dagelijks leven van ondervinden zijn gewichtstoename, sufheid en
slaperigheid. Ongeveer een derde van de patiënten stopt vanwege de
bijwerkingen wel eens met de medicatie. Over het algemeen is men
echter wel tevreden over de behandeling.
De patiënten en familieleden zijn over het algemeen wel bekend met het
bestaan van verschillende middelen: klassieke antipsychotica en
atypische antipsychotica. Echter, weinig mensen zijn in staat
verschillen tussen de twee groepen op te noemen.
Meer dan driekwart van de respondenten is tevreden over het effect dat hun huidige medicatie heeft. Meer dan 80% van de respondenten geeft echter aan dat de patiënt last heeft van bijwerkingen. Slechts tweederde van de respondenten is van mening dat de patiënt het juiste middel gebruikt. Eenderde van de respondenten vindt dat men met een hulpverlener over mogelijk betere middelen moet praten.
Bij publicatie of verspreiding gelieve de bron: NIPO, het
marktonderzoekinstituut te vermelden. Voor eventuele vragen over het
onderzoek kunt u terecht bij Willemijn Lammerts van Bueren (tel:
020-5225 391).