European Commission

IP/02/170

Brussel, 30 januari 2002

Commissie doet evenwichtig, goed gefundeerd voorstel voor financiering uitbreiding EU

De Europese Commissie stelt vandaag een evenwichtige, goed gefundeerde aanpak voor de financiering tot 2006 van de uitbreiding van de EU voor. Die aanpak houdt rekening met de uitgavenplafonds die in de begroting zijn vastgelegd, en gunt de mogelijke tien nieuwe lidstaten de voordelen van de solidariteit binnen de EU. De Commissie ziet dit aanbod niet als een uitgangspunt dat veel ruimte biedt voor onderhandelingen, maar als een resultaat dat concreet kan worden bereikt binnen de huidige welbekende grenzen en mogelijkheden. Aan de hand van de vandaag aangenomen informatienota kan de Raad van Ministers een algemene discussie voeren over de financiële aspecten van de uitbreiding. De Commissie kan de nota als uitgangspunt nemen, wanneer zij gedetailleerde voorstellen doet voor de onderhandelingspositie van de EU op het gebied van landbouw, structuurbeleid en begrotingsvraagstukken.

Commissielid Günter Verheugen (verantwoordelijk voor de uitbreiding) zei het als volgt: Dit aanbod is een evenwichtige middenweg tussen de verwachtingen van de kandidaat-lidstaten, die volwaardig lid van de Europese Unie kunnen worden, en de beperkingen van de begroting van de EU. Met andere woorden, dit is het beste aanbod dat we kunnen doen, meer kunnen we niet bieden. Voor de kandidaten houdt het in dat zij de grote voordelen van de solidariteit binnen de EU kunnen genieten. Voor sommige vraagstukken komt er, zoals afgesproken, een overgangsfase, maar geen van de nieuwe lidstaten zal als tweederangs lid worden behandeld. Voor de huidige lidstaten betekent het dat zij niet hoeven te vrezen voor zwaardere financiële lasten door de uitbreiding.

Commissielid Michaele Schreyer (begroting) gaf de volgende uitleg: Het voorstel van de Commissie laat duidelijk zien dat de uitbreiding op een solide basis kan worden gefinancierd. Circa 0,09% tot 0,14% van het BBP van de uitgebreide Unie zal worden uitgetrokken voor uitgaven in de nieuwe lidstaten: voor een verenigd Europa is dat niet te veel geld. Ik verwacht een intensieve discussie, maar onnodige conflicten zie ik niet, aangezien deze evenwichtige financiering een gezonde basis biedt voor de begroting van de uitgebreide Unie."

Geen overschrijding van de budgettaire maxima

In de informatienota die de Commissie vandaag publiceert, zet zij de hoofdlijnen uit voor het opstellen van toekomstige gemeenschappelijke standpunten op het gebied van landbouw, structuurbeleid en begrotingsvraagstukken. Deze onderhandelingshoofdstukken komen aan de orde tijdens het Spaanse voorzitterschap. Er moet een gemeenschappelijk standpunt van de EU worden vastgesteld, dat moet leiden tot overeenstemming met de kandidaten ten aanzien van alle drie deze hoofdstukken.

Het algemene budgettaire kader dat de vijftien lidstaten hebben vastgesteld op de top van Berlijn in 1999 voorzag voor de periode 20022006 in een jaarlijks bedrag dat zou beginnen bij 6,45 miljard euro en toenemen tot 16,78 miljard euro (vastleggingskredieten), waarbij ervan werd uitgegaan dat in 2002 zes nieuwe lidstaten zouden toetreden. De daarmee overeenstemmende betalingskredieten zouden stijgen van 4,14 miljard euro in 2002 tot 14,22 miljard euro in 2006.

Omdat de uitbreiding niet eerder dan in 2004 begint, en wellicht tien landen zullen toetreden, moet het scenario van Berlijn worden aangepast.

De bedragen die in principe waren uitgetrokken voor de uitbreiding in 2002 en 2003 zijn niet beschikbaar, omdat overdracht naar latere begrotingsjaren niet mogelijk is in verband met de jaarperiodiciteit van de maxima die in de financiële vooruitzichten zijn vastgesteld. De Commissie zal daarom voorstellen indienen die in overeenstemming zijn met de uitgavenplafonds die in Berlijn voor de jaren 2004 tot en met 2006 zijn overeengekomen, aangepast voor het mogelijke aantal nieuwe lidstaten.

De noodzakelijke middelen om de toetreding van tien in plaats van zes nieuwe lidstaten te financieren kunnen worden gevonden door voor het structuurbeleid niet de voor 2004 tot en met 2006 voorziene bedragen als uitgangspunt te nemen, maar bedragen die dichter liggen bij wat oorspronkelijk voor de eerste drie jaar was vastgesteld (2002, 2003 en 2004). Op deze wijze kan met inachtneming van de in Berlijn vastgestelde maxima uitbreiding met tien in plaats van zes nieuwe lidstaten worden gefinancierd, en kan bovendien rekening worden gehouden met specifieke kwesties die in het toetredingsproces naar voren zijn gekomen op terreinen als landbouwbeleid, structuurbeleid, nucleaire veiligheid, bestuurlijke capaciteit, het noordelijke deel van Cyprus en eventuele betalingen voor budgettaire compensatie.

Landbouw

In verband met de complexe aard van dit vraagstuk worden de details voor de landbouw behandeld in een specifieke nota, die eveneens vandaag wordt gepubliceerd (zie IP/02/176).

Wat de landbouw betreft moeten de volgende aanpassingen worden gemaakt:

Marktbeleid van het gemeenschappelijk landbouwbeleid: de aangepaste bedragen zijn 516 miljoen euro voor 2004, 749 miljoen euro voor 2005 en 734 miljoen euro voor 2006.

Rechtstreekse betalingen: de Commissie stelt een aanpak voor die in twee fasen moet leiden tot volledige toepassing van de EU-wetgeving voor directe betalingen: als eerste stap worden in de nieuwe lidstaten rechtstreekse betalingen ingevoerd voor 25% van het huidige systeem in 2004, 30% in 2005 en 35% in 2006. De desbetreffende bedragen zijn
1,173 miljard euro voor 2005 en 1,418 miljard euro voor 2006. Om de uitvoering te vergemakkelijken kunnen de nieuwe lidstaten gedurende een beperkte periode een vereenvoudigd, op oppervlakte gebaseerd systeem toepassen. Ook zullen zij zelf de betalingen kunnen aanvullen, zodat de totale steun na de toetreding niet daalt.

Als tweede stap worden de rechtstreekse betalingen na 2006 gefaseerd verhoogd, zodat de nieuwe lidstaten in 2013 het dan van toepassing zijnde ondersteuningsniveau bereiken. Dit overgangsstelsel loopt niet vooruit op een mogelijke inhoudelijke wijziging van de regeling.

Voor de programmeringsperiode 20042006 stelt de Commissie bovendien voor de overgang op het EU-beleid voor plattelandsontwikkeling beter af te stemmen op de behoeften van de nieuwe lidstaten. Dit resulteert in de volgende aangepaste bedragen voor het beleid voor plattelandsontwikkeling: 1,532 miljard euro voor 2004, 1,674 miljard euro voor 2005 en 1,781 miljard euro voor 2006.

Structuurmaatregelen

Volgens het scenario van Berlijn komen zes nieuwe lidstaten in aanmerking voor structuurmaatregelen van de Europese Unie gedurende vijf jaar (2002-2006). Omdat dit scenario niet voorziet in structuurmaatregelen na 2006, wordt deze periode beperkt tot drie jaar (2004-2006). Voor deze periode moet een evenwicht worden gevonden tussen enerzijds de grenzen van de absorptiecapaciteit en anderzijds, voor de eerste drie jaar na de toetreding, een sneller profiel dan dat waarin in Berlijn is voorzien. Met dit doel voor ogen zou de absorptie kunnen worden verbeterd door voor de nieuwe lidstaten de beschikbare middelen meer te richten op hogere uitgaven via het cohesiefonds, dus uitgaven voor milieu en infrastructuur, terreinen waarvoor ook na de toetreding inspanningen uiterst noodzakelijk blijven.

Als evenwichtige benadering zou dus voor structuurmaatregelen kunnen worden voorgesteld een derde uit te trekken van wat voor het cohesiefonds beschikbaar is, tegenover 18% voor de vier lidstaten die momenteel in aanmerking komen. De desbetreffende aangepaste bedragen voor structuurmaatregelen worden vermeld in de tabel in de bijlage.

Intern beleid

De Commissie meent dat nu al moet worden voorzien in aanpassingen om de nucleaire veiligheid te verhogen en om in de periode 2004-2006 een aantal maatregelen op het gebied van institutionele opbouw, gericht op versterking van de bestuurlijke capaciteit, te kunnen voortzetten.
* nucleaire veiligheid: omdat de Europese Unie een hoog niveau van nucleaire veiligheid eist, heeft een aantal kandidaat-lidstaten besloten kerncentrales te sluiten waarvan internationaal wordt erkend dat ze niet tegen redelijke kosten kunnen worden gemoderniseerd. De Unie verleent nu reeds steun voor deze inspanningen. De Commissie stelt voor specifieke bedragen uit te trekken voor de sluiting van de centrales van Bohunice in Slowakije (20 miljoen euro per jaar voor 2004, 2005 en 2006) en Ignalina in Litouwen (105 miljoen euro in 2004 en 70 miljoen euro per jaar in 2005 en 2006).

* overgangsfaciliteit voor institutionele opbouw: een belangrijke aspect van de toetreding is het opbouwen en versterken van de bestuurlijke structuren die nodig zijn voor de uitvoering van het acquis. Voor institutionele opbouw wordt momenteel ongeveer een miljard euro per jaar uitgetrokken, gefinancierd via de programma's voor het voorbereiden van de toetreding (met name Phare). Sommige maatregelen voor institutionele opbouw komen echter niet in aanmerking voor financiering via de huidige EU-programma's, en bovendien moet worden gezorgd voor een soepele afronding van Phare-maatregelen die voor de toetreding zijn gestart. De Commissie stelt daarom voor een overgangsfaciliteit in te stellen: 200 miljoen euro in 2004, 120 miljoen euro in 2005 en 60 miljoen euro in 2006.

Noordelijk deel van Cyprus

De Europese Unie moedigt de betrokken partijen actief aan het probleem-Cyprus op te lossen en tot een politiek vergelijk te komen. Het in Berlijn vastgestelde kader hield niet volledig rekening met het noordelijke deel van Cyprus. De Commissie stelt daarom voor dit kader aan te passen in de context van een politieke regeling. Bovendien komt het noordelijke deel, hoewel het tot de armste regio's binnen de kandidaat-lidstaten behoort, niet in aanmerking voor de pretoetredingsfondsen. De voorgestelde totaalbedragen voor het noordelijke deel van Cyprus zijn 39 miljoen euro in 2004, 67 miljoen euro in 2005 en 100 miljoen euro in 2006.

Overgangsregelingen voor budgettaire compensatie

Op basis van de regeling die in de informatienota wordt gepresenteerd, kunnen de nieuwe lidstaten betalingen tegemoet zien die toenemen van 5,686 miljard euro in 2004 tot 11,84 miljard euro in 2006. Tegelijkertijd moeten zij vanaf de toetreding een volwaardige bijdrage leveren aan de begroting van de EU, wat een bedrag van bijna 5,5 miljard euro per jaar betekent.

De Commissie stelt voor dat de regels voor de bijdrage van de nieuwe lidstaten aan de begroting van de EU vanaf het begin worden toegepast. De nieuwe lidstaten mogen echter verwachten dat bij de toetreding hun nettobalans met de Unie, die momenteel positief is als gevolg van de pretoetredingssteun, niet verslechtert. Daarom moet worden voorzien in begrotingsbetalingen in de vorm van vaste bedragen. De marge (in betalingskredieten) waarin het algemene maximum voorziet (816 miljoen euro in 2004, 800 miljoen euro in 2005 en 814 miljoen euro in 2006) moet daarom beschikbaar zijn als bijdrage tot de budgettaire compensatie. De hoogte daarvan wordt in een latere fase van de onderhandelingen vastgesteld. In ieder geval moet het in Berlijn overeengekomen maximum voor de betalingskredieten voor de uitbreiding worden gerespecteerd.

Bulgarije en Roemenië

De regeling die nu voor de periode 20042006 wordt voorgesteld, houdt geen rekening met Bulgarije en Roemenië, omdat voor die landen toetreding niet gepland is vóór 2007. Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Laken zal de Commissie echter voor de kandidaten die niet tot de eerste groep toetredende landen behoren, in haar nota over de uitbreidingsstrategie in 2002 een bijgewerkt draaiboek voorstellen, en indien nodig een herziene pretoetredingsstrategie.

BIJLAGE

Financiering van de uitbreiding 2004 2006 (miljoen euro, prijsniveau 1999)

Scenario: toetreding tien lidstaten in 2004
2004 2005 2006
Vastleggingskredieten
Landbouw 2 048 3 596 3 933
Structuurmaatregelen 7 067 8 150 10 350
Intern beleid 1 176 1 096 1 071
Bestuur 503 558 612
Totaal vastleggingskredieten 10 794 13 400 15 966 Totaal vastleggingskredieten (scenario Berlijn 1999) 11 610 14 200 16 780
Betalingskredieten (uitbreiding) 5 686 10 493 11 840 Betalingskredieten (scenario Berlijn 1999) 8 890 11 440 14 220 P.m. budgettaire compensatie