Partij van de Arbeid
Den Haag, 30 januari 2002
BIJDRAGE VAN JET BUSSEMAKER (PvdA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER HET
KABINETSSTANDPUNT LANGERDUREND ZORGVERLOF
Langerdurend zorgverlof is het pi èce de résistance van het beleid over
arbeid en zorg. Dat ontbrak tot nu toe. De Wet arbeid en zorg kent diverse
verlofregelingen, maar juist dat langerdurend verlof ontbrak. En dat is vaak
het meest nijpend. Je zal maar een stervende partner hebben of een kind met
een levensbedreigende ziekte, dan is het cruciaal belang dat je tijdelijk
niet of minder kunt gaan werken, en niet afhankelijk bent van de goede wil
van de werkgever. Cruciaal is ook dat de inkomensderving beperkt is.
Mijn fractie heeft samen met D66 bij de behandeling van de Wet arbeid en
zorg geprobeerd een voorlopige voorziening te creëren voor de meest nijpende
situaties. Dat is toen slechts gedeeltelijk gelukt. Het ketste af op
berekeningen van het kabinet over de kosten die er mee gemoeid zouden zijn.
Ik beschouw het voorliggende voorstel als een iets beperkte vorm van ons
amendement indertijd. Ik ben blij dat de staatssecretaris haar argumenten
tegen zo'n voorziening blijkbaar heeft laten vallen, maar vindt het jammer
dat blijkbaar nu pas ingestemd kan worden met een deel van het indertijd
ingediende amendement. En dat ik weinig terug vind van de motie Bussemaker,
waarin elementen vermeld stonden waarmee bij de vormgeving van langerdurend
verlof rekening gehouden zou moeten worden.
Dat voorstel was overigens al lang geleden beloofd. Het is goed dat er nu,
een half jaar na de beloofde datum, eindelijk een kabinetsvoorstel ligt over
langerdurend zorgverlof. De enorme vertraging maakt nieuwsgierig naar het
waarom hiervan. Ik heb wel een vermoeden - en hoef daarvoor alleen maar aan
de VVD te denken.
De regering stelt nu een wettelijk recht op zorgverlof voor van zes maal de
arbeidsduur per week voor maximaal de helft van de arbeidsduur tegen
betaling van 70% WML in geval van een stervende partner, kind of ouder of
aan kinderen met een levensbedreigende ziekte. Ofschoon aan dit voorstel nog
veel te verbeteren valt, is het een cruciale beslissing geweest, in de zin
dat nu eindelijk erkend wordt dat de overheid ook hier een eigen
verantwoordelijkheid draagt. Juist bij ernstige, langdurige ziekte ontstaan
problemen, die niet meer met kunst- en vliegwerk (hulp van vrienden of
familie, enkele vrije dagen en dergelijke) is op te lossen. Zo'n situatie
grijp diep in op het privé-leven, maar ook op het arbeidsleven.
Het voorstel van het kabinet is zonder meer een enorme stap vooruit maar is tegelijkertijd ook weer zo begrensd in de vormgeving van het recht zelf, alsmede de duur en de betaling, dat nog geen sprake kan zijn van een definitieve voorziening. Ik beschouw het als een eerste stap.
Zo is het recht geclausuleerd. Waarom eigenlijk? Vinden wij het rechtvaardig dat wanneer iemand een stervend kind of partner heeft, de werkgever nog steeds kan zeggen dat het hem niet uitkomt vanwege zwaarwegende bedrijfsomstandigheden? Nee dus. Ik vind een dergelijke clausulering terecht als het om deeltijd werken gaat, maar hier is het kul.
Bezwaarlijk is ook dat het moeizaam bereikte compromis over
afwijkingsmogelijkheden voor sociale partners bij de Wet arbeid en zorg nu
als vanzelfsprekend uitgangspunt wordt voorgesteld, terwijl er juist ten
aanzien van langerdurend verlof - waarbij het gaat om zeer ernstige
situaties van overlijden dan wel levensbedreigende ziekte - veel voor te
zeggen valt uit te gaan van dwingend recht. Het roept de nodige vragen op
over de visie van de staatssecretaris zelf. Indertijd heeft ze steeds gezegd
dat de afwijkingsgrond niet haar visie was, maar dat ze het oordeel over
liet aan de Kamer. Ze wist dat de Kamer er ook niet eensgezind over was maar
het aanvaardde als onderdeel van een compromis. Maar nu wordt het
uitgangspunt! Dat is inconsistent. Dat hebben verschillende fracties in de
Eerste Kamer ook al op gewezen. Ik moet helaas constateren dat de
staatssecretaris in de Eerste Kamer een sterk gekleurde visie heeft
weergegeven. Ik zou voor willen stellen t.a.v. langerdurend verlof uit te
gaan van tenminste driekwart dwingend recht. Die term is ook bij de wet
arbeid en zorg gebruikt maar de facto gaat het daar om tweederde dwingend
recht. Die fout moet niet weer gemaakt worden.
Dan de kosten. In het debat in de Tweede Kamer over de Wet arbeid en zorg
heeft de PvdA een amendement ingediend om de eis tot vervanging in de
bestaande Wet Finlo (financiering loopbaanonderbreking) bij zorg voor
ernstig zieken te laten vervallen. Volgens de staatssecretaris zou dat
'miljarden' kosten. Nu komt ze zelf met een voorstel dat 55 miljoen kost.
Waarop is dat gebaseerd? Waarom toen zo moeilijk gedaan, als men zelf nu met
een soortgelijk voorstel komt? Ik krijg sterk de indruk dat de Kamer
indertijd op het verkeerde been is gezet, en ik wil de berekeningen en de
daarbij gehanteerde veronderstellingen dus zien. De staatssecretaris moet
elke verdenking dat de Kamer indertijd niet goed is ingelicht weghalen. Kan
de staatssecretaris die de Kamer toezenden? Daarbij verwacht ik ook dat men
ingaat op veronderstellingen in gebruik van de regeling en feitelijk gebruik
van bestaande regelingen nu, want men hoeft alleen maar naar de Finlo te
kijken om te zien hoe ver dit uit elkaar kan lopen. Het gebruik van de Finlo
was geschat op 45.000 maar is in de praktijk 200! Bij het voorstel van het
kabinet voor langerdurend zorgverlof zal van deze ervaring dus geleerd
moeten worden.
We moeten ook leren van ervaringen uit andere landen. Onderzoek dat de
Universiteit Utrecht in opdracht van de PvdA-fractie naar ervaringen in
gebruik en kosten van langerdurend zorgverlof in vijf andere Europese landen
heeft gedaan, laat zien dat een gemeenschappelijke basis van groot belang
is. Een collectieve financiering houdt het best rekening met spreiding van
risico's. Dat is met name van belang voor werkgevers met een klein bedrijf
en voor werkgevers die te maken krijgen met een relatief groot aantal
werknemers dat verlof op zal nemen. Wellicht nog belangrijker is dat op die
manier vermeden wordt dat werkgevers de kosten van verlof afwentelen op de
verlofganger. Het onderzoek laat ook zien dat langerdurend zorgverlof naast
kosten ook baten biedt, zoals lager ziekteverzuim en bevordering van
arbeidsparticipatie van vrouwen. Het feitelijk gebruik in de onderzochte
landen ligt vele malen lager dan het gebruik dat de regering in Nederland
vermoedt. Misbruik en ononeigenlijk gebruik vormen elders nauwelijks een
item terwijl de uitvoeringskosten voor werkgevers beperkt blijven. Ik heb de
indruk dat de staatssecretaris dit onderzoek niet kent. Anders had ze er
toch wel naar verwezen, mag ik aannemen. Ik heb dus nog maar een exemplaar
meegenomen en verzoek de staatssecretaris daarop te reageren, nu of straks
bij het wetsvoorstel.
De kring van rechthebbenden beperkt zich tot kinderen, partners en ouders.
Maar hoe zit het met alleenstaanden die voor een zeer dierbare persoon, b.v.
een broer of zus, of vriend of vriendin willen zorgen? Het wordt tijd dat de
regering ook voor hen iets regelt, b.v. via een keuzekaart. Het voorstel van
het kabinet is op dit punt slechter dan de huidige regeling voor palliatief
verlof. Wil men werkelijk dat alleenstaanden geen zorg van dierbaren
krijgen? Wat is overigens de relatie tussen langerdurend verlof en het
bestaande palliatief verlof? Ze overlappen elkaar immers deels. Maar er
ontstaat rechtsongelijkheid. Als je palliatief verlof opneemt voor een
vriend of vriendin, schoonouders, broer of zus krijg je een lagere uitkering
dan wanneer je zorgt voor je kind, partner of ouder.
De regering maakt zich te gemakkelijk af van het uitsluiten van dit recht
voor zelfstandigen en vrije beroepsbeoefenaren. Het kabinet acht dit niet
aan de orde omdat zij geen gezagsverhouding en arbeidsverplichting hebben.
Dat is geen voldoende argumentatie want in geval van (terminale) zorg zien
zij zich voor dezelfde problemen geplaatst als andere werknemers. Waarom
niet een basisvoorziening voor deze groep?
Ik ben het met de staatssecretaris eens dat een regeling voor rouwverlof nu
niet aan de orde is. Maar vraag haar wel de Kamer beter te informeren over
cao's waar bepalingen zijn over rouwverlof en mogelijke knelpunten in de
praktijk. Te overwegen valt een idee van een terugkeergarantie/ontslagverbod
in te bouwen voor mensen die een dierbare verliezen en er een tijdje
tussenuit willen. Of, zoals de FNV voorstelt, een bepaling in het BW op te
nemen over overleg en maatwerk in dergelijke gevallen.
De PvdA zal het definitieve wetsvoorstel afwachten, maar ik geef alvast aan
dat het wat ons betreft slechts een eerste stap naar een meer definitieve
oplossing kan zijn. Daarom wachten we met spanning op de resultaten van de
verkenning over mogelijkheden voor langerdurend zorgverlof, zoals genoemd in
de motie Melkert-De Hoop Scheffer.
Voor de definitieve vormgeving van langerdurend zorgverlof zal ook de
verkenning levensloop van groot belang zijn. Ik vraag ook alvast wat de
regering vindt van het SER-rapport over levensloopbanen. De visie van de
PvdA op langerdurend verlof past goed in het 3-pijler model dat ook door de
SER als interessante optie wordt genoemd. Ik denk dan aan een langerdurend
zorgverlof van zes maanden met een doorbetaling tegen 70% van het WML.
Sociale partners kunnen dat vervolgens aanvullen in betaling of duur via een
aanvullende werknemersverzekering waarvoor werkgevers en werknemers premies
betalen. Vervolgens hebben werknemers een eigen verantwoordelijkheid door
een redelijk percentage aan inkomensverlies te aanvaarden. De mogelijkheden
om verlof te sparen dienen daarvoor te worden uitgebreid.
Wellicht dat het wetsvoorstel dat we nog krijgen, een kleine, eerste stap in
de richting van zo'n model kan zetten.