Ministerie van Buitenlandse Zaken
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN
HAAG Directie Noord-Afrika en Midden-Oosten Afdeling Golfstaten
Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 2500 EB Den Haag
Datum 30 januari 2002 Auteur A.P. Wegerif
Kenmerk DAM-30/02 Telefoon 070 348 5838
Blad /1 Fax 070 348 6639
Bijlage(n) 1 E-mail ap.wegerif@minbuza.nl
Betreft Beantwoording van vragen van het lid Verhagen over vervolging van
Iraanse parlementsleden
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het Lid Verhagen over vervolging van Iraanse parlementsleden. Deze
vragen werden ingezonden op 9 januari 2002 met kenmerk 2010204170.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen
van het lid Verhagen (CDA) over vervolging van Iraanse parlementsleden.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van berichten inzake vervolging van hervormingsgezinde
parlementariërs in Iran? 1)
Antwoord
Ja
Vraag 2
Hoe verhouden uw eerdere positieve opmerkingen inzake de voortgang van
hervormingen en het respect voor mensenrechten in Iran, naar aanleiding van
uw recente reis naar Iran, 2) zich tot de vervolging van zestig
hervormingsgezinde parlementariërs en de recente veroordeling tot 10 maanden
gevangenisstraf van de parlementariër Loqmanian, omdat deze in het parlement
de Iraanse justitie "ondemocratisch" had genoemd?
Vraag 3
Bent u bereid de Iraanse ambassadeur te ontbieden om krachtig te protesteren
tegen deze schending van mensenrechten en aantasting van de ook in Iran
geldende parlementaire onschendbaarheid?
Antwoord
De vervolging van een groot aantal parlementariërs in Iran is in dat land
zelf zeer omstreden en maakt deel uit van de machtsstrijd tussen
conservatieven en hervormingsgezinden. De Iraanse autoriteiten zijn zeer wel
op de hoogte van de Nederlandse zorg over de situatie van de mensenrechten
in Iran en i.h.b. over de vervolging van parlementariërs en hun recht op
vrije meningsuiting.
In mijn brief van 19 december 2001, waarnaar in de vragen wordt verwezen, is
geen sprake van positieve opmerkingen inzake de voortgang van hervormingen
en het respect voor mensenrechten in Iran. Wat ik wel heb gesignaleerd is
een grotere bereidheid bij mijn Iraanse gastheren deze onderwerpen te
bespreken. Zij erkennen ook dat de mensenrechtensituatie in hun land
verbeterd moet worden.
Wat betreft de veroordeling van de parlementariër Loqmanian tot 10 maanden
gevangenisstraf kan ik de Kamer informeren dat betrokkene inmiddels gratie
is verleend. Momenteel bevinden zich geen parlementariërs in gevangenschap.
Onder de aantekening dat de vervolging van parlementariërs nauwlettend zal
worden gevolgd en de in Nederland levende zorg over die vervolging bij
voorkomende gelegenheid aan de Iraanse autoriteiten kenbaar zal worden
gemaakt, zie ik daarom thans geen reden de Iraanse ambassadeur terzake te
ontbieden. Wat Nederland betreft wordt ook ingezet op een stevige positie
van de EU op dit terrein.
De Volkskrant, 3 januari jl.
Kamerstuk 28 000 V nr. 40, Vergaderjaar 2001-2002.