Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitters van de algemene commissie voor Europese Zaken en de vaste
commissie voor Economische Zaken van De Tweede Kamer der Staten Generaal
Binnenhof 4, Den Haag i.a.a. de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten
Generaal Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 25 januari 2002 Auteur G.J.L. Tielman
Kenmerk DIE-26/02 Telefoon 070-3484861
Blad 2 Fax 070-3484086
Bijlage(n) - E-mail gjl.tielman@minbuza.nl
Betreft Toezeggingen AO IMC&T Raad d.d. 22.11.01 / cosmetica richtlijn /
alternatieve testmethodes
C.c.
Zeer geachte Voorzitters,
Op 22 november jl. vond met uw Commissie een Algemeen Overleg plaats ter
voorbereiding van de Interne Markt-, Consumenten- en Toerisme Raad van 26
november jl. Tijdens dit AO zegde ik toe na te gaan of er nauwkeurige
cijfers voor handen zijn over het aandeel van de mondiale
cosmetica-productie dat plaatsvindt in OESO-landen. Tevens zegde ik toe
cijfers te zullen verstrekken over het aandeel van de cosmetica-productie in
OESO-landen waarvoor gevalideerde alternatieve testmethodes beschikbaar
zijn. Hieronder zal ik tevens ingaan op de voortgang die in OESO-kader is
geboekt ten aanzien van de ontwikkeling en validatie van alternatieve
testmethoden.
Naar schatting vindt het grootste deel van de mondiale cosmetica-productie
(ca. 80%) plaats in de landen van de OESO, met name de EU-15, de Verenigde
Staten en Japan. Deze landen vormen tevens de grootste afzetmarkten voor
cosmetica. Exacte cijfers over het aandeel van de cosmetica-productie in
OESO-landen waarvoor gevalideerde alternatieve testmethodes beschikbaar
zijn, zijn niet te geven. Dit hangt samen met het volgende.
Voor de bepaling van de eventuele gezondheidsschadelijke werking van
cosmetische producten hoeven alleen de daarin voorkomende ingrediënten
(chemische stoffen) getest te worden. Het eindprodukt hoeft niet getest te
worden. Er is echter geen eenduidig onderscheid te maken tussen "reguliere"
chemische (grond)stoffen en stoffen die specifiek bestemd zijn voor
verwerking in cosmetische producten. Veel van deze stoffen kennen
meervoudige toepassingen. Dit betekent dat bepaalde stoffen niet exclusief
in cosmetica behoeven te worden toegepast, maar tevens in andere producten
kunnen voorkomen (of andersom). In dergelijke gevallen kan bij de productie
van cosmetica gebruik gemaakt worden van gegevens die reeds beschikbaar zijn
gekomen uit testen en evaluaties die plaats hebben gevonden voor toepassing
in een ander (dus niet-cosmetisch) product. Uit het EU-Witboek Chemische
Stoffen blijkt dat er lacunes zijn in toxiciteitgegevens voor een groot
aantal bestaande chemische stoffen. Een kwantitatieve inschatting van deze
lacunes is echter niet te geven.
Voor het testen van de cosmetische ingrediënten wordt gebruik gemaakt van
dierproeven en daarvoor ontwikkelde alternatieven. Alternatieve testmethodes
kunnen worden onderverdeeld in een drietal categorieën (de zogenaamde drie
"V's"): testmethodes waarbij geen gebruik meer wordt gemaakt van levende
proefdieren (Vervanging), waarbij minder proefdieren worden gebruikt
(Vermindering) en waarbij minder dan wel geen belasting voor het proefdier
wordt veroorzaakt (Verfijning).
Gezien het belang ervan voor de volksgezondheid, is het niet verwachtbaar
dat er spoedig voor de eerste categorie (Vervanging) alternatieve testen
zullen komen voor acute toxiciteit, huid-sensibilisatie, chronische
toxiciteit, kankerverwekkendheid en toxiciteit met betrekking tot de
voortplanting. Wel staat een viertal vervangende testmethodes op het punt
door de OESO gevalideerd te worden voor huidpenetratie, fototoxiciteit,
huidcorrosiviteit en genotoxiciteit (veranderingen in het erfelijk materiaal
van de cel). Deze 4 alternatieven zijn reeds door de Europese Unie (EU)
geaccepteerd en ingevoerd.
Voor de categorieën Vermindering en Verfijning zijn er OESO-gevalideerde
testen voor o.a. acute toxiciteit (3 alternatieven), oogirritatie
(teststrategie), huid-sensibilisatie, chronisch toxiciteit en toxiciteit met
betrekking tot de voortplanting. Ook deze testen zijn reeds door de EU
erkend en ingevoerd.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
drs. D.A. Benschop
Kenmerk DIE-26/02
Blad 2/2
===