Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk B&GA/BR&I/02/6294a
Onderwerp Datum Uitvoering Algemene bijstandswet 28 januari 2002
Naar aanleiding van het verzoek van de heer Van Bommel om inzicht te geven in de redenen van stopzetting van de bijstandsuitkeringen in Rotterdam, de ernst van die redenen en de situatie in Amsterdam en in andere steden, bericht ik u het volgende.
Belangrijke uitgangspunten van de Algemene bijstandswet (Abw) zijn dat uitsluitend bijstand wordt
verstrekt aan degenen die daarop daadwerkelijk recht hebben en dat de wet voor de
uitkeringsgerechtigden een activerende werking moet hebben. Deze uitgangspunten hebben hun neerslag
gevonden in onder meer de artikelen 65 en 66 van de Abw.
In artikel 65 Abw is de aantoonplicht van de belanghebbende uitgewerkt. Van degene die aan de
overheid een uitkering vraagt om in zijn bestaan te voorzien, wordt verlangd dat hij voldoende gegevens
en inlichtingen verstrekt die het de gemeente mogelijk maken te beoordelen of inderdaad recht op
bijstand bestaat. Deze aantoonplicht geldt bij de indiening van de aanvraag maar ook bij de vereiste
beoordelingen of voortzetting van het recht nog gerechtvaardigd is.
Artikel 66 regelt de onderzoeksverplichtingen van de gemeenten, waaronder de periodiek uit te voeren
heronderzoeken. Bij heronderzoeken wordt niet alleen de voortzetting van het recht op bijstand
beoordeeld maar ook de mogelijkheden van de belanghebbende om door arbeid in dienstbetrekking
zelfstandig in het bestaan te kunnen voorzien alsmede de wijze waarop deze mogelijkheden vergroot
kunnen worden. Met de recent inwerking getreden SUWI-wetgeving blijft de aantoonplicht
onverminderd bestaan en wordt de activerende werking van het stelsel, en derhalve ook van de Abw,
versterkt.
Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de
gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt,
dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan een
onderzoek naar het recht op bijstand en de reïntegratiemogelijkheden, moeten burgemeester en
wethouders, op grond van artikel 69 Abw, het recht op bijstand opschorten.
---
Wanneer de betrokkene het verzuim niet binnen de daarvoor gegeven termijn herstelt dient het
recht op bijstand te worden ingetrokken. Wanneer de betrokkene alsnog de vereiste medewerking
verleent dan wordt de uitkering hersteld en wordt alsnog een sanctie opgelegd.
In het kader van de afspraken die ik heb gemaakt met gemeenten over de Agenda voor de
Toekomst zijn gemeenten bezig om hun bestanden door te lichten teneinde een ieder die daarvoor
in aanmerking komt een passend aanbod te doen. In dat kader zijn ook de eerder genoemde
Abw-artikelen van toepassing. Gebleken is dat gemeenten daarbij met cliënten te maken krijgen
die niet (tijdig) of onvoldoende meewerken aan heronderzoeken of (een onderzoek naar)
reïntegratiemogelijkheden. In deze situaties, waarvan onder meer in Amsterdam en Rotterdam
sprake is, zullen op grond van de Abw in voorkomende gevallen de uitkeringen moeten worden
opgeschort en waar nodig worden beëindigd.
Naar aanleiding van de vraag van de heer Harrewijn wat de verwachte effecten zijn, merk ik op
dat hier de wet wordt toegepast. Een consistente en adequate uitvoering van de wet maakt
duidelijk dat men zich aan de wet moet houden en leidt er tevens toe dat er ook cliënten zijn die
alsnog voldoen aan hun verplichtingen op grond van de Abw. Van die duidelijkheid, zo mag
verwacht worden, zal een positief effect uitgaan op de naleving van de Abw.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(W.A. Vermeend)