D66
28 januari 2002
D66 positief kritisch over biotechnologie
Boris Dittrich
Reacties: b.dittrich@tk.parlement.nl
De kansen die biotechnologie biedt dienen volgens D66 te worden benut.
Maar niet zonder het stellen van strenge voorwaarden. 'Nut en noodzaak
moeten vaststaan'.
Inleiding : het rapport van de Commissie Terlouw
Oorspronkelijk zou de Kamer de drie notas van het kabinet, de
Integrale nota Biotechnologie, de nota Toepassing van genetica in de
gezondheidszorg en Kennisinfrastructuur Genomics, in oktober 2001
bespreken. Besloten is te wachten op de resultaten van het publiek
debat over Biotechnologie en voedsel, door de Commissie Terlouw het
afgelopen jaar georganiseerd. De fractie van D66 is blij dat we de
maatschappelijke discussie hebben afgewacht. Het rapport van de
commissie Terlouw Eten en Genen is een interessant rapport. Het sluit
goed aan bij het verkiezingsprogramma van D66. Wij willen graag de
kansen die biotechnologie biedt benutten, maar niet als kip zonder
kop. Nut en noodzaak moeten vaststaan. Zijn er alternatieven
voorhanden die gezondheid en milieu minder belasten, dan geven we aan
die alternatieven de voorkeur. Kortom, biotechnologie ja, maar onder
strenge voorwaarden. Nieuwe toepassingen moeten ook ethisch
verantwoord zijn. De conclusies van de commissie Terlouw sluiten
hierop aan. Allereerst is het een verdienste dat de Commissie door de
door haar gekozen werkwijze veel mensen heeft bereikt die zich normaal
gesproken niet zo snel in een debat over Biotechnologie en voedsel
zouden mengen. Daardoor is het niet zozeer een loopgravendiscussie
geworden tussen verklaarde voor- en tegenstanders, maar een zoektocht
naar argumenten voor en tegen. Duizenden scholieren zijn bereikt en
door de discussie aan het denken gezet. De werkzaamheden van de
Commissie Terlouw kregen nationale bekendheid, nadat vijftien
maatschappelijke organisaties zich uit de discussie terugtrokken en
hun eigen debat gingen organiseren. Hun motivering was dat zij de
beginvraag anders gesteld hadden willen zien. Zij wilden dat de
vraagstelling zou luiden : willen we Biotechnologie? Eerlijk gezegd
vond ik die opstelling principieel, maar wel erg theoretisch.
Biotechnologie is er en valt eenvoudigweg niet weg te denken. Hoe het
ook zij, Terlouw adviseert kennislacunes bij het publiek moeten worden
opgeheven en dat er een brede dialoog met het publiek moet
plaatsvinden om het publiek te kunnen overtuigen dat de toelating van
genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen op een zorgvuldige wijze
plaatsvindt. Het lijkt wel of na presentatie van het rapport de
informatievoorziening wat op gang is gekomen. Hoe gaat de regering aan
deze conclusies gehoor geven? Is het een idee om voor de komende paar
jaar een permanente discussie te organiseren over de ontwikkelingen op
het gebied van de biotechnologie, bijvoorbeeld in samenwerking met het
Rathenau Instituut? Terlouw heeft geconstateerd dat veel mensen
eigenlijk niet zo geïnteresseerd zijn in vragen over Biotechnologie en
wil er niet over lastig worden gevallen. Het zal wel goed zijn is de
houding. Deze bemerking is prikkelend te noemen. Meestal wordt in
keurige bewoordingen gesteld dat de mensen wel willen als ze maar goed
benaderd worden. Hier zegt Terlouw dat veel mensen gewoon niet willen
of ze nu goed benaderd worden of niet. Het roept wel de vraag op of
een min of meer structurele informatievoorziening en dialoog niet
uiteindelijk neerkomt op het bereiken van een beperkte groep mensen.
Deze kritische benadering betekent niet dat D66 geen heil ziet in een
publiek debat. Integendeel. Maar we kunnen denk ik niet verwachten dat
iedereen er door bereikt wordt.
Interessant is de conclusie dat bezwaren tegen biotechnologie in
voedsel bij een beperkt aantal mensen voortkomen uit principiële of
ethische bezwaren tegen biotechnologie op zich. Vragen naar wat is het
nut van een bepaalde mogelijke toepassing en wat is de noodzaak ervan
staan voorop. Overigens zijn dat essentiele vragen en opvallend is het
dat nut- en noodzaakafwegingen bij de toelating van biotechnologie en
voedsel in het overheidsbeleid nu geen rol spelen. Daar zou wat D66
betreft wel degelijk aandacht aan moeten worden besteed. De reactie
van de regering hierop is wel erg mager. zien weinig mogelijkheden om
een nut- en noodzaakafweging in de toelatingsprocedures op te nemen
Graag een nadere toelichting.
Het voorzorgbeginsel
Gekoppeld aan de nut- en noodzaakdiscussie is de vraag naar de risicos
die Biotechnologische toepassingen opleveren voor de gezondheid en
voor de natuurlijke omgeving. In Europa wordt het voorzorgbeginsel
gehanteerd. Er worden stevige garanties van de overheid verlangd,
opdat er nu geen onomkeerbare ontwikkelingen worden toegelaten waar we
later spijt van krijgen. Terlouw schrijft : Voor de hand ligt om in
elk geval meer onderzoek te verrichten op die terreinen waar nog (te)
veel onzekerheden zijn. Natuurlijk akkoord, maar het zal toch een
kwestie van waardering zijn of er van veel of te veel onzekerheden
sprake is. Het voorzorgbeginsel moet in de visie van D66 reële
invulling krijgen. Niet te snel mag worden aangenomen dat de risicos
mettertijd zullen verdwijnen. Zij zullen zoveel mogelijk in kaart
worden gebracht, al zal er welhaast nooit sprake kunnen zijn van
0-risico. Onze houding is dat we met Biotechnologie de kansen willen
grijpen die de nieuwe toepassingen bieden zonder dat we onverantwoorde
risicos willen nemen. In de praktijk zal zich de situatie veelal
voordoen dat een bedrijf toestemming vraagt voor een Biotechnologische
toepassing, waar een zekere mate van risico aan zit voor de gezondheid
van mensen of het milieu. Betekent dit nu altijd dat het
voorzorgbeginsel verplicht tot stopzetting van de aktiviteit? Nee. D66
is van mening dat in afwachting van nadere wetenschappelijke gegevens
ten behoeve van een vollediger risicobeoordeling, voorlopige
maatregelen voor risicomanagement worden vastgesteld om mogelijke
schade te beperken. Hierbij valt te denken aan het verbod van bepaalde
handelingen, het opleggen van bepaalde aanvullende voorschriften, een
strengere controle, het opleggen van tijdelijke beperkingen etc.
Bovendien zal in de vergunningverlening maximale duidelijkheid geboden
moeten worden, zodat derden kennis kunnen nemen van de restricties.
Sociale controle is hier op zijn plaats. Gesteld nu dat een bedrijf
toestemming heeft gekregen, maar ergens in het proces blijkt dat er
wel degelijk schade ontstaat bij derden, bijvoorbeeld omdat hun
gewassen worden besmet met een GGO. Hoe is de aansprakelijkheid van
het bedrijf dat de risicovolle handeling heeft verricht, geregeld? Is
dekking van dit risico bij een verzekeraar mogelijk en is eend
ergelijke dekking voorwaarde om de vergunning te verlenen? Het zijn
vragen die door Greenpeace zijn opgeworpen en die D66 relevant vindt.
In de nota van het kabinet wordt er met geen woord over gerept.
Nationale/Europese Voedselautoriteit
Terlouw pleit voor een onafhankelijke Nationale of Europese Voedsel
Autoriteit. De onderbouwing ervoor is niet zo goed terug te vinden in
het rapport. Overigens onderschrijft D66 deze conclusie van harte. Wel
rijst de vraag in hoeverre de politiek invloed uit kan oefenen op zon
onafhankelijke voedsel autoriteit. Wordt deze in de vorm van een ZBO
gegoten? In hoeverre is de regering nog verantwoordelijk voor zaken
die bij zon onafhankelijke voedsel autoriteit mis kunnen gaan? In
antwoorden op kamervragen over de positionering van de NVA laat de
regering zich niet helder uit is het goed mogelijk dat de NVA
gepositioneerd wordt als een ZBO. Kan de regering meer duidelijkheid
bieden? D66 vindt dat Nederland zich in moet zetten voor oprichting
van een Europese Voedselautoriteit die lidstaten (via de Raad)
verplichtingen kan opleggen. Voorwaarde is wel dat aktiviteiten van
een Europese Voedselautoriteit een werkelijke bijdrage aan de gewenste
bescherming van de consument leveren. De Nederlandse overheid moet
over Voldoende bevoegdheden blijven beschikken om bijvoorbeeld in te
kunnen grijpen bij specifiek binnenlandse voedselcrises.
Eenheid van Europese regels
D66 steunt de aanbeveling dat binnen de Europese Unie er uniforme
regels moeten komen over gegevens die bij een aanvraag om
markttoelating worden overgelegd en over de manier waarop de
autoriteiten de aanvragen beoordelen. Achtergrond hierbij is dat
Europa als één gebied gezien moet worden. Het is veel te verwarrend
als de verschillende landen hun eigen toelatings- en
beoordelingscriteria kiezen. Ook de uitbreiding van de beoordeling met
het oog op toekomstige transgene gewassen moet aanzienlijk worden
uitgebreid, waarbij de meettechnieken tijdig ontwikkeld moeten worden.
Ook al adviseert de commissie het niet, voor D66 staat vast dat ook
hier europese normen moeten gelden. De controle na de marktintroductie
is essentieel. D66 kan niet genoeg onderstrepen, hoe belangrijk dit
is. Mochten zich onvoorziene en ongewenste omstandigheden voordoen,
dan behoort de overheid meteen in te grijpen, indien de marktpartijen
dat zelf al niet zouden doen. Met discussies in het achterhoofd over
Enschede en de gebrekkige controle op het werken op basis van een
verleende vergunning is een degelijke monitoring van groot belang om
het vertrouwen van het publiek in de afgegeven vergunning door de
onafhankelijke Voedselautoriteit niet in gevaar te brengen.
Echte keuzevrijheid voor de consument
Wat D66 erg aanspreekt is dat de keuzevrijheid van de consument
gegarandeerd moet zijn. Daarvoor is nodig dat de etikettering van
voedingsmiddelen op het punt van de GGOs eenvoudig, herkenbaar en
helder moet zijn. Ook al lezen veel mensen de ettiketten niet, door
een dergelijke opmaak te kiezen kunnen diegenen die dat willen zelf
kiezen of zij een GGO-vrij produkt willen kopen. D66 mist een
duidelijke reactie van de regering op de twee voorstellen die de
Europese Commissie op 25 juli 2001 heeft gedaan m.b.t. de
verordeningen waarin wordt ingegaan op etikettering en traceerbaarheid
van genetisch gemodificeerde organismen en producten die met behulp
van ggos zijn geproduceerd. De bedoeling van beide
conceptverordeningen is dat ggos in alle stadia van de productie- en
distributieketen traceerbaar zijn en worden geëtiketteerd. Volgens het
bedrijfsleven zijn deze voorstellen niet uitvoerbaar. Het werkt enorm
kostenverhogend om aan brontracering te doen, het systeem is
fraudegevoelig en niet handhaafbaar. De regering stelt dat dit
aandachtspunten zijn (antwoord 103). Wil de regering op dit punt meer
duidelijkheid bieden? Op vraag 79 van D66 over de kosten van
detectiemethoden en of die aan de consument worden doorberekend, is
geen antwoord gekomen. De commissie is niet ingegaan op de
problematiek van de prijzen. In de toekomst zou het wel eens zo kunnen
zijn dat GGO-vrije produkten duurder worden. De regering vindt het in
stand houden van een GGO-vrije keten een zaak van de marktpartijen.
Maar is de keuzevrijheid niet zo belangrijk dat er een taak voor de
overheid is weggelegd om het bestaan van GGO-vrije produkten te
realiseren? Op welke manieren zou de overheid de marktpartijen kunnen
stimuleren de keuzevrijheid voor de consument te waarborgen zonder
meteen te denken aan een produktieketen, door de Staat gerund. In
antwoorden op de door de D66 hierover gestelde vragen (77) geeft de
regering daar een ontwijkend antwoord op.
Teelt genetisch veranderde gewassen in Nederland
De commissie is streng ten aanzien van de teelt van genetisch veranderde gewassen, en terecht. Nederland is klein, er is groot gevaar dat uitkruising bij sommige gewassen plaatsvindt. Beter is het hier het zekere voor het onzekere te nemen. Biodiversiteit moet behouden blijven. Te veel plantensoorten verdwijnen al zonder de aanwezigheid van transgene gewassen als oorzaak aan te wijzen, maar vanwege een schadelijk milieu. Volgens de regering in antwoord op vraag 80 van D66 wordt het bloeien van vergunningplichtige ggos (en dus ook uitkruising) pas toegestaan als voldoende duidelijk is dat de verspreiding geen nadelige gevolgen heeft voor de gezondheid van mens en milieu. Is de regering het ermee eens dat de commissie Terlouw de ruimte voor proefvelden ggo-gewassen aanzienlijk heeft verkleind? Geeft de rapportage van de commissie de regering aanleiding haar voorgenomen beleidsmaatregelen te veranderen? Terecht verwerpt de commissie de rechter-in-eigen-zaak- constructie, waarbij instellingen die zelf werken aan de ontwikkeling van transgene soorten ook een rol spelen in de wetenschappelijke beoordeling daarvan. De noodzaak tot het voeren van een coherent beleid ten aanzien van de stimulering van onderzoek, vergunningverlening voor veldproeven en markttoelating van genetisch gemodificeerde gewassen wordt door ons onderschreven.
Dieren
Ethische bezwaren ziet de commissie tegen het doorfokken op
onnatuurlijke eigenschappen van dieren en gentechnologie mag deze
ontwikkeling niet versterken. In aanbeveling nr. 12 vertaalt de
commissie dat in de aanbeveling dat het genetisch modificeren van
dieren voor voedselproductie verboden wordt, wanneer er alternatieven
voorhanden zijn. Dat zal in de praktijk altijd wel het geval zijn,
zodat deze aanbeveling de facto op een verbod neerkomt. Daar is D66
het mee eens, waarbij wel de aantekening wordt gemaakt dat voor
genetisch modificeren van dieren om medicijnen tegen erge ziektes bij
mensen of dieren te ontwikkelen, moet er een andere afweging gemaakt
kunnen worden. Helaas zijn er nog vaak dierproeven nodig als onderdeel
van het wettelijk gevraagde klinische onderzoek. Hierbij behoren
overigens duidelijke ethische normen in acht behoren te worden
genomen, zoals de vraag of het onderzoek geen onaanvaardbare gevolgen
voor de gezondheid en het welzijn van dieren heeft. Zijn er tegen de
handelingen ethische bezwaren in te brengen? Hierbij moet volgens ons
in elk geval gekeken worden naar de reden, waarom het onderzoek
noodzakelijk zou zijn, of er alternatieven voorhanden zijn en of de
integriteit van het dier wordt geschaad.
Ontwikkelingslanden
De commissie doet vier aanbevelingen m.b.t. biotechnologie en
ontwikkelingslanden. Ruim aandacht is er voor alternatieven voor
biotechnologische toepassingen, voor onderzoek en capaciteitsopbouw
van Biotechnologie in de ontwikkelingslanden en voor de wensen van die
landen zelf, waarbij de commissie terecht constateert dat de oorzaak
voor voedseltekorten meestal gelegen is in oorzaken die door mensen
tot stand worden gebracht, zoals burgeroorlogen, belemmeringen met
betrekking tot transport etc. Wat D66 mist is de aandacht voor good
governance in de betreffende landen. Stel, dat een corrupt regime dat
het eigen land slecht bestuurt en veel geld uitgeeft aan het eigen
militaire apparaat en te weinig doet aan het verbeteren van de
leefomstandigheden van het de eigen bevolking, besluit om over te
schakelen op genetisch gemodificeerde gewassen, dan is het maar zeer
de vraag of een dergelijke keuze vanuit Ontwikkelingssamenwerking of
internationale organisaties ondersteund moet worden. Die keuze van de
lokale overheid moet in onze ogen toch kritisch worden bekeken, te
meer daar in die regios meestal nog een grote diversiteit aan planten
is. In dit kader herinner ik aan de opmerking die Minister Herfkens
vorig jaar gemaakt heeft. Zij zette het schrikbeeld van
Frankensteinvoedsel af tegen het schrikbeeld van Magere Hein en
pleitte ervoor Westerse angsten en afwegingen van ons voedsel niet tot
norm te verheffen voor de inzet van Biotechnologie in
ontwikkelingslanden. Van binnenuit zou er bij veel ontwikkelingslanden
behoefte zijn om biotechnologie toe te passen bij de teelt van
bijvoorbeeld mais, soja of katoen. Kan het Biosafety Protocol wel
voorkomen dat sommige ontwikkelingslanden een vrijstaat worden voor
experimenten die elders verboden zijn? D66 vindt dat de positie van
kleine boeren versterkt moet worden. Voor het zijn gemodificeerde
gewassen niet interessant.
DNA en de genenkaart van mensen
Mogelijke informatie over de aanleg van iemand voor een bepaald
crimineel gedrag of een bepaalde stoornis mag in het strafrecht of
TBS- en BOPZrecht nooit een uitgangspunt zijn bij het nemen van een
beslissing om de persoon al dan niet in vrijheid te stellen. Ook mag
de informatie over de genetische aanleg van iemand niet bepalend zijn
bij het opleggen van een straf of maatregel bij het bepalen van de
duur of de hoogte ervan. Die antwoorden op vragen van mijn fractie
(nr. 89) klinken geruststellend. Maar wat bedoelt de regering met
uitgangspunt en bepalend? Betekent dit dat de informatie wel mag
meewegen naast andere factoren? Op het terrein van de jeugdzorg zie ik
dat de regering de informatie uit de genenkaart wel laat meewegen.
Ouders die uit DNA-onderzoek zien dat hun baby een verhoogd risico
heeft op gedragsstoornissen, kunnen via het Bureau Jeugdzorg een
beroep doen op ondersteuning, hulp en bescherming.
Genomics
D66 verwacht veel van het in Nederland op te zetten Genomicsonderzoek.
Voor wetenschap en bedrijfsleven is genomics van groot belang. 2002
wordt hiervoor een belangrijk jaar. Bij de NWO wordt een regie-orgaan
ondergebracht dat begin 2002 zijn strategisch plan bekend zal maken.
In de zomer van 2002 volgt de bekendmaking van welke zwaartepunten
voor financiering in aanmerking komen. Wij zijn een groot voorstander
van de maatschappelijke adviesraad die het regie- orgaan zal adviseren
over onderzoek naar en communicatie over maatschappelijke, ethische en
juridische aspecten van genomics. De commissie Wijffels heeft
gesuggereerd deze maatschappelijke adviesraad op termijn op te laten
gaan in een permanente nationale maatschappelijke adviesraad opn het
gebied van de life sciences. De regering houdt de boiot af en wil pas
in de loop van 2003 hierover een besluit nemen. Ons lijkt het een goed
idee om niet allerlei commissies op deelterreinen van de
Biotechnologie onafhankelijk van elkaar te laten opereren. Beter is
een grote, nationale commssie die zijn vertakkingen heeft naar de
verschillende deelgebieden.Door een dergelijke structuur kan overlap
in werkzaamheden worden voorkomen en kunnen de afwegingen integraler
worden gemaakt. Graag een nadere reactie van de regering.