Ministerie van Buitenlandse Zaken


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 28 januari 2002 Auteur M.Th. Crucq

Kenmerk DIE-39/02 Telefoon 070 348 48 76

Blad /2 Fax 070 348 40 86

Bijlage(n) 9 E-mail die-in@minbuza.nl

Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij negen fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europese Jaar van opvoeding door sport 2004

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het actieplan voor risicokapitaal (APRK)

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven.


- Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Effectieve probleemoplossing in de interne markt ('SOLVIT')
- Aanbeveling van de Commissie van 7 december 2001 betreffende beginselen voor het gebruik van 'SOLVIT'

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeigasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement, het economisch en sociaal comité en het comité van de regio's: Een sterkere lokale dimensie voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie.

Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken.

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; Civiele bescherming - preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituaties

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake verkoopbevorderende activiteiten in de Interne Markt (Sales Promotion).

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Besluit Europees Jaar van opvoeding door Sport 2004

Titel:

Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van het Europese Jaar van opvoeding door sport 2004

datum Raadsdocument: 22 oktober 2001

nr. Raadsdocument: 13038/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)584 definitief

Eerst verantwoordelijke ministerie: OCW i.o.m. VWS, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Presentatie door de Commissie op de informele bijeenkomst van Sportministers van de lidstaten van 12 november 2001

Presentatie door de Commissie op de Onderwijsraad van 29 november 2001

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

11.5 MEUR aan vastleggingskredieten (3.5 MEUR in 2003 en 8 MEUR in 2004)

De maatregelen zijn verdeeld over deel A (maatregelen op communautair niveau) van 5,250 MEUR en deel B (maatregelen op nationaal niveau) van 5,9 MEUR. De deelname van de in artikel 8 van het voorstel genoemde landen (kandidaat-lidsttaten) geschiedt d.m.v. de daarvoor al bestaande programma's (pré-accessie, extern beleid)

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie is van mening dat op het gebied van het onderwijs een duidelijk verband kan worden vastgesteld tussen de sportactiviteit en de doelstellingen van de communautaire maatregelen met betrekking tot onderwijs. Daarom is het volgens de Commissie van belang het partnerschap tussen de onderwijsinstellingen en de sportorganisaties aan te moedigen, zodat meer profijt kan worden getrokken uit de educatieve waarden van sport en beter gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheden die de Gemeenschapsprogramma's en acties bieden.

Er lopen op het gebied van samenwerking tussen scholen en sportorganisaties reeds specifieke proefprojecten. De Commissie wil nu de mogelijkheden die deze samenwerking biedt meer vorm geven en zichtbaarder maken. Zij ziet een Europees Jaar -een grootschalige maar in tijd beperkte actie - als goed middel hiertoe. Op grond van de ervaringen die tijdens het jaar worden opgedaan kan de Commissie een voorstel voor een gemeenschapsactie uitwerken. De bijkomstige reden om het Jaar in 2004 te houden is dat in 2004 de Olympische Spelen in Athene worden gehouden.

De doelstellingen die de Commissie met de instelling van dit jaar nastreeft zijn de volgende:

onderwijsinstellingen en sportorganisaties ontvankelijk maken voor samenwerking;

overwegen hoe de waarden van sport kunnen worden toegepast bij het ontwikkelen van de zogenaamde educatieve basisvaardigheden;

positieve bijdrage van het vrijwilligerswerk aan de buitenschoolse opvang

mobiliteit en de uitwisselingen van scholieren bevorderen;

de bezinning en het debat aanmoedigen over de maatregelen die moeten worden genomen om de maatschappelijke integratie van de achtergestelde groepen door middel van sportactiviteiten in de onderwijsstelsels te bevorderen;

de opname van sport in het schoolwerkplan aanmoedigen;

aandacht besteden aan onderwijsproblemen van jonge sporters.

Om deze doelen te bereiken kunnen de volgende acties in het kader van een Jaar van opvoeding door Sport worden opgezet:

de organisatie van ontmoetingen en manifestaties, als ook van openings- en slotconferenties;

de organisatie van vrijwilligerswerk naar aanleiding van de Olympische Spelen en de Paralympics in Athene;

de lancering van voorlichtings- en promotiecampagnes om de educatieve waarden van de sport te verspreiden;

samenwerking met de media;

de uitvoering van enquêtes en verslagen;

de organisatie van manifestaties die tot doel hebben informatie te verstrekken en in het bijzonder voorbeelden van goede praktijken te geven;

de toekenning van financiële steun aan initiatieven op verschillende niveaus om de doelstellingen van het Europese Jaar te bevorderen.

In 2005 zal een evaluatie worden uitgevoerd om de impact van het Europese Jaar te bepalen.

Rechtsbasis van het voorstel:

Het voorstel is gebaseerd op Artikel 149 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Verder wordt er verwezen naar de Europese Raad van Nice op 7, 8 en 9 december 2000 waar de educatieve waarden van sport zijn erkend, alsmede naar Verklaring 29 van het Verdrag van Amsterdam waarin staat dat sport een rol speelt bij het smeden van de identiteit van de volkeren.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De verantwoordelijkheid van de onder 10 a) beschreven doelen ligt bij de lidstaten. Artikel 149 verwijst niet naar sport. Het staat de Commissie echter vrij om te komen met een voorstel voor het instellen van een Europees Jaar. M.n. voor wat betreft de maatregelen in deel B (acties op nationaal niveau van 5,9 MEUR) bestaan echter twijfels m.b.t. de subsidiariteit. Voor wat betreft de activiteiten die ondernomen zullen worden, moet nauwlettend in de gaten worden gehouden of zij in overeenstemming zijn met de Nederlandse beleidsuitgangspunten en -praktijk.

De proportionaliteit van het voorstel kan als redelijk beoordeeld worden. De gekozen vorm van optreden is redelijk te noemen in verhouding tot de doelstellingen en laat voldoende ruimte aan de lidstaten.

Deregulering is bij dit voorstel niet van toepassing.

Nederlandse belangen:

Het Europese Jaar van opvoeding door Sport (2004) zal gedeeltelijk samenvallen met het Nederlandse voorzitterschap dat in de tweede helft van dat jaar zal plaatsvinden. Dit geeft Nederland de mogelijkheid zich op een aantal punten te profileren.

Het voorstel vertoont duidelijke raakvlakken met Nederlands beleid. In de eerste plaats is in Nederland de participatie in sportieve activiteiten, zowel binnen scholen als daarbuiten, hoog. Met andere woorden, Nederlanders sporten veel. In de tweede plaats neemt sport reeds een belangrijke plaats in in het beleid van de Nederlandse overheid. Ook in relatie met het onderwijs; zo is er recent veel geïnvesteerd in de onderwijsmogelijkheden van jonge sporters. In het kader van de Breedtesport-impuls loopt een aantal projecten in gemeenten die de samenwerking tussen onderwijs, sport en buurt versterken. In relatie tot het jeugdbeleid kan gemeld worden dat ook daar aandacht wordt besteed aan de brede relatie tussen sport en opvoeding en de rol die sport, in en buiten school, kan spelen bij de integratie van alle cultureel diverse jongeren. Ook kan gemeld worden dat het Nederlandse project om de Olympische waarden onder de aandacht van scholieren te brengen als een voorbeeldproject gezien wordt door de Europese Commissie in het kader van dit voorstel.

Wel is een kritische houding ten opzichte van de opzet en uitvoering van het voorstel op zijn plaats, met name t.a.v. de subsidiariteit van de maatregelen in deel B (acties op nationaal niveau van 5,9 MEUR).

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

De decentrale overheden hebben positieve steun toegezegd bij de implementatie.

Rol EP in de besluitvorming: Medebeslissing.

Fiche 2: Mededeling Actieplan risicokapitaal

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het actieplan voor risicokapitaal (APRK)


Datum raadsdocument: 30 oktober 2001

nr. Raadsdocument: 13383/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 605 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN i.o.m. EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel: Behandeld in Ecofin Raad van 6 november 2001

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dit fiche is gemaakt naar aanleiding van de mededeling van de Cie gedateerd 25 oktober 2001 over de voortgang bij het Actieplan Risicokapitaal. In de Ecofin Raad van 6 november 2001 is de mededeling over de voortgang door de Commissie toegelicht. Het (oorspronkelijke) rapport van de Commissie stamt uit 1998 met de titel "Risk Capital a key to job creation in the European Union", (waarvoor destijds reeds een BNC-fiche is opgesteld.) Doelstelling is de Europese markt minstens zo concurrerend te maken als die van de VS en daarmee de werkgelegenheid te stimuleren. Risicokapitaal wordt gezien als een belangrijke banenmotor. Het rapport heeft een brede scope. Het is de bedoeling om barrières op de volgende terreinen te slechten: financiële markten (overlap met het actieplan financiële diensten), fiscaliteit, Onderzoek en Ontwikkeling, cultuur (stimuleren ondernemerschap). Implementatie van dit rapport heeft samen met de implementatie van het Actieplan financiële diensten prioriteit gekregen in het kader van de Lissabon-strategie. Implementatie zou in 2003 moeten zijn afgerond. Het Actieplan heeft in algemene zin steeds brede steun gekregen gezien de verklaringen van de Raad in Lissabon en Stockholm.

Het voortgangsrapport RCAP 2001

Het voortgangsrapport bevat geen aanbevelingen, maar is vooral beschrijvend van aard. De risico kapitaalmarkt in de EU heeft zich positief ontwikkeld sinds 1998, maar de achterstand op de VS is nog groot. Vanaf het eind van 2000 doet de markt het (wereldwijd) minder goed, maar de verwachting is dat de eerder ingezette positieve ontwikkeling zich zal voortzetten. De Commissie kondigt voor volgend jaar een breed onderzoek aan (in het kader van de globale richtsnoeren voor economisch beleid 2002) naar de implementatie van het actieplan door de lidstaten. Verder kondigt het voortgangsrapport een studie aan naar best practices van fiscale stimuleringsmaatregelen en van corporate governance. Verder veel algemene promotie van ondernemerschap met name voor de sector Onderzoek en Ontwikkeling.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

In algemene zin positief. Voor het bereiken van de doelstelling van het voorgenomen optreden kunnen bepaalde elementen van het actieprogramma door de lidstaten of private partijen zelf worden uitgevoerd, terwijl bij andere elementen een rol voor de Commissie kan zijn weggelegd. Bij de nadere uitwerking van de verschillende acties zal e.e.a. per concreet geval worden beoordeeld.

Nederlandse belangen:

Verdergaande liberalisering van Europese kapitaalmarkten zal het ondernemerschap in Europa stimuleren en banengroei bewerkstelligen. Gezien het open karakter van de Nederlandse economie zal Nederland kunnen profiteren van deze op Europees niveau geformuleerde doelstelling, bijv. door vergroting van de beschikbaarheid van risicodragend kapitaal voor het MKB en het op Europees niveau vergelijkbaar zijn van prospectussen, hetgeen de handel in waardepapieren ten goede komt.

Consequenties voor nationale regelgeving beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG)

Per individuele maatregel bezien.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

In dit stadium geen, het betreft een mededeling. Zal t.z.t. per individuele maatregel in fiche worden aangegeven.

Fiche 3: Richtlijn minimumnormen erkenning staatlozen / vluchtelingen

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor de erkenning en de status van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchtelingen of als personen die anderszins internationale bescherming behoeven.


Datum raadsdocument: 7 november 2001

nr. Raadsdocument: 13620/01 ASILE 52

nr. Commissiedocument: COM (2001) 510 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. BZ, BZK, SZW, OCW, FIN

Behandelingstraject in Brussel:

De bespreking in de Raadswerkgroep Asiel en Migratie dient nog van start te gaan.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

In verband met deze ontwerp-richtlijn stelt de Commissie voor om een contactcomité in het leven te roepen. Dit contactcomité zal onder meer als taak hebben om een zo uniform mogelijke toepassing van de richtlijn door de Lidstaten te faciliteren. De instelling van dit comité brengt administratieve kosten met zich mee. In de ontwerp-richtlijn is een raming gemaakt voor drie vergaderingen per jaar van dit comité, met jaarlijkse kosten van EUR 29 250 per jaar.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De ontwerp-richtlijn voorziet in het vaststellen van minimumnormen voor de erkenning en de status van personen die internationale bescherming aanvragen als vluchteling of als begunstigden van de subsidiaire beschermingsstatus. Het voorstel is één van de Gemeenschapsinitiatieven inzake asiel en beoogt de verwezenlijking van een Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel op de langere termijn overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad in Tampere in 1999. In deze conclusies is neergelegd dat dit toekomstig communautair instrument gebaseerd moet zijn op een volledige niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Génève om te garanderen dat niemand wordt teruggestuurd naar het land van vervolging teneinde het beginsel van non-refoulement te handhaven.

Het voorstel vormt een eerste stap naar dit uiteindelijke doel van een Gemeenschappelijk Asielstelsel en is erop gericht dat in alle Lidstaten een minimumniveau van bescherming wordt geboden aan degenen die bescherming behoeven en om de ongelijkheden tussen de wetgevingen en de praktijk in de Lidstaten te verminderen. Daarmee zal secundaire migratie worden beperkt die een uitvloeisel is van een uiteenlopend karakter van de toepasselijke regels inzake toekenning van de vluchtelingenstatus en subsidiaire bescherming, alsmede de daarmee samenhangende rechten en voorzieningen. De ontwerp-richtlijn beoogt een hoog niveau van bescherming te waarborgen voor degenen die dat werkelijk nodig hebben en tegelijkertijd misbruik van het asielsysteem te voorkomen.

De ontwerp-richtlijn bevat hiertoe verschillende normen:

de eerste categorie betreft algemene aspecten, inclusief de doelstellingen en de reikwijdte van het rechtsinstrument, alsmede de algemene aard van internationale bescherming;

de tweede categorie heeft betrekking op de erkenning als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève;

de derde categorie definieert drie groepen personen die niet als vluchteling kunnen worden aangemerkt, maar die wel in aanmerking komen voor subsidiaire vormen van bescherming;

de vierde categorie betreft bepalingen inzake de duur en de inhoud van de status die verbonden is aan de erkenning als vluchteling of aan de verlening van subsidiaire bescherming.

Tot slot bevat het voorstel een aantal bepalingen om de volledige tenuitvoerlegging van de richtlijn te verzekeren.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 63, aanhef en lid 1 onder c, lid 2 onder a en lid 3 onder a EG-Verdrag.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De doelstelling van deze richtlijn, namelijk het vaststellen van gemeenschappelijke minimumnormen voor de toekenning door de lidstaten van internationale bescherming aan onderdanen van derde landen en statenlozen, kan mede gezien de omvang van de beoogde gevolgen van een gemeenschappelijke interpretatie en toepassing hieromtrent, niet adequaat door de lidstaten worden verwezenlijkt. Deze doelstelling kan alleen worden gerealiseerd door een communautair rechtsinstrument. Het voorstel voor de richtlijn voldoet daarmee aan het in artikel 5 EG-Verdrag neergelegde beginsel van subsidiariteit. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de onderhavige richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht sterk aan het tot stand brengen van minimumnormen ten aanzien van de vluchtelingendefinitie en subsidiaire vormen van bescherming, alsmede het aan deze beschermingsvormen gekoppelde niveau aan rechten en voorzieningen. Naast de andere communautaire maatregelen op het gebied van asiel, vormt dit voorstel een belangrijk onderdeel om secundaire migratie tegen te gaan.

Nederland acht het echter van belang dat de verblijfspositie alsmede het rechten- en voorzieningenniveau voor vluchtelingen in de zin van het Vluchtelingenverdrag enerzijds en personen die in aanmerking komen voor subsidiaire vormen van bescherming anderzijds zoveel mogelijk dezelfde is

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Aangezien de discussie in Brussel nog niet van start is gegaan, is het momenteel nog te vroeg om hierover nu al uitspraken te doen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het Europees Parlement heeft adviesrecht ten aanzien van het voorstel van de Commissie

Fiche 4: Mededeling effectieve probleemoplossing in de interne markt ('SOLVIT')

Titel:


- Mededeling van de Commissie aan de Raad, aan het Europees Parlement, aan het Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's: Effectieve probleemoplossing in de interne markt ('SOLVIT')


- Aanbeveling van de Commissie van 7 december 2001 betreffende beginselen voor het gebruik van 'SOLVIT'


Datum Raadsdocument: 29 november 2001 resp. 7 december 2001
nr. Raadsdocument 14650/01

nr. Commissie-document: COM(2001) 702 def.

Publicatieblad (aanbeveling): L 331 dd. 15-12-01 (nr C(2001) 3901)

Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. BZ

Behandelingstraject in Brussel:

De Mededeling en aanbeveling zullen waarschijnlijk worden behandeld tijdens de IMCT-Raad van maart 2002. Gestreefd wordt naar het aannemen van een Raadsresolutie

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Ja, in totaal over 2001-2004: MEUR 1,945

Het geld wordt met name besteed aan de databank en website, promotie en publicatie, opleiding en seminar.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het nieuwe SOLVIT-netwerk is ontwikkeld ten behoeve van burgers en ondernemingen die in een andere lidstaat problemen ondervinden door een mogelijk onjuiste toepassing van de interne marktregels door overheidsdiensten. SOLVIT bouwt voort op het bestaande netwerk van coördinatiecentra en contactpunten.

Doel van de mededeling is het verbeteren van de effectiviteit van probleemoplossing voor burgers en bedrijven in de interne markt. Om dit doel te bereiken zal een zogenaamd SOLVIT netwerk online worden opgezet. In 1997 is binnen het Adviescomite voor de Interne Markt het 'Problem Solving network' opgezet bestaande uit de oprichting van Coördinatiecentra en contactpunten in de verschillende lidstaten. Het systeem functioneert al een aantal jaren, maar er blijven problemen bestaan. Een aantal lidstaten heeft nooit serieus werk gemaakt van het opzetten van een coördinatiecentrum/contactpunt ten behoeve van dit netwerk. Een groot aantal klachten bleef daarom na lange tijd nog onopgelost.

De mededeling stelt vier verbeteringen voor ten opzichte van het huidige systeem:

oprichting van een on-line databank voor de gehele EU die uiterlijk in juni 2002 gereed moet zijn; in deze databank worden de klachten ingevoerd. Uitsluitend de coördinatiecentra/contactpunten hebben toegang tot dit syteem. Het contact tussen de coordinatiecentra/contactpunten zal voortaan ook via dit sytseem verlopen. De databank moet gebruiksvriendelijk zijn, de transparantie vergroten en de lidstaten door de ontstane groepsdruk tot betere resultaten aansporen;

verschaffing van duidelijke principes aan coördinatiecentra voor de behandeling van problemen in het kader van SOLVIT. Deze principes worden uiteengezet in de aanbeveling van de Commissie waaraan de Raad verzocht wordt zijn steun te verlenen;

promotie van het SOLVIT-netwerk op ruime schaal zodra het operationeel is. Nationale acties kunnen worden aangevuld door Europese voorlichtingscampagnes gericht op specifieke doelgroepen;

uitvoering van preventieve acties die de oorzaken van steeds terugkerende problemen moeten wegnemen. Op basis van de feedback over SOLVIT zal de Commissie gebieden voor correctieve maatregelen aanwijzen.

Het is de bedoeling dat de Raad een resolutie zal aannemen waarin hij zich politiek verplicht om de principes uiteengezet in de mededeling ten uitvoer te leggen en waarin elke lidstaat toezegt voldoende personele en begrotingsmiddelen voor dit initiatief beschikbaar te stellen.

De aanbeveling bevat beginselen die door de coördinatiecentra en contactpunten van de lidstaten moeten worden toegepast wanneer zij in het kader van SOLVIT grensoverschrijdende problemen inzake de toepassing van de interne marktregels behandelen. Doel is het vastleggen van gemeenschappelijke beginselen om er zeker van te zijn dat SOLVIT inspeelt op de behoeften van de burgers en ondernemingen en dat alle lidstaten zich in gelijke mate inspannen. De aanbeveling stelt regels ten aanzien van verhouding tussen de verschillende contactpunten en coördinatiecentra termijnen, toegang tot de SOLVIT-databank, uitwisseling van informatie en communicatie, vertrouwelijkheid etc.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling cq aanbeveling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit en proportionaliteit: positief. De Commissie is op basis van art. 211 jo 95 EG verdrag bevoegd maatregelen te nemen om de werking van de interne markt te verzekeren. De verdeling van verantwoordelijkheden tussen lidstaten en de EU is redelijk evenwichtig.

Nederlandse belangen

Nederland hecht veel waarde aan het goed functioneren van de Interne Markt voor burgers en bedrijfsleven. In de praktijk blijken burgers en bedrijfsleven nog tegen veel belemmeringen op de interne markt aan te lopen en profiteren zij onvoldoende van de Interne Markt. Het "Nederlandse Contact Point for Business" (klachtenloket Europese Markt) functioneert goed. Het zou goed zijn dat in alle lidstaten een effectief systeem van probleemoplossing zou bestaan, zodat door samenwerking problemen sneller opgelost kunnen worden. Met het oog op de uitbreiding en daarmee de toetreding van een aantal lidstaten met weinig ervaring met de regels van de Interne Markt wordt het belang van een soepel en snel functionerend netwerk voor probleemoplossing alleen maar groter.

Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

In dit stadium geen, het betreft een mededeling en aanbeveling van de Commissie die het EP tevens is toegegaan.

Fiche 5: Richtlijn emissiehandel

Titel:

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeigasuitstootrechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad


Datum Raadsdocument: 23 november 2001

nr. Raadsdocument: 14394/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)581 def.

Eerstverantwoordelijke ministeries: EZ en VROM, i.o.m. FIN, LNV, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel is gepresenteerd in de Energieraad (4 december 2001). Een eerste oriënterend debat heeft plaatsgevonden in de Milieuraad (12/13 december 2001). Verdere behandeling in de Raadswerkgroep Milieu. Besluitvorming in de Milieuraad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt nationale systemen van emissiehandel binnen het communautair bestel tot stand te brengen. Autoriteiten verlenen rechten (allowances) die overdraagbaar zijn. Er is een voorfase (2005-2007) waarin ervaring met de handel opgedaan moet worden. Vanaf 2008 zal de uitwisseling van rechten tussen inrichtingen in verschillende lidstaten via nationale registratie leiden tot aanpassing van toegestane emissie (burden sharing). Er vindt koppeling van de nationale systemen plaatsvinden door middel van uitwisseling van emissierechten binnen de EU. Hierdoor kan de EU als geheel aanzienlijke kostenbesparingen realiseren bij het bereiken van CO
-emissiereducties. Op basis van het voorstel van de Commissie wordt ca. 45% van de CO -emissie van de industrie gedekt en krijgen 4 à 5000 inrichtingen een CO -plafond.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 175 (1), stemming met gekwalificeerde meerderheid

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De EG is (mede-)partij bij het Kyoto Protocol en heeft om die reden verantwoordelijkheid ten aanzien van het behalen van de betreffende doelstellingen. Voorzien kan worden dat het oogmerk van de richtlijn, t.w. aanzienlijke kostenbesparingen, zonder Europese regulering niet of met aanzienlijke vertraging van de grond komt.

Nederlandse belangen:

Nederland is voorstander van een Europese aanpak van het klimaatprobleem als opstap voor een mondiale oplossing. De koppeling van de nationale systemen, waardoor voor de EU als geheel aanzienlijke kostenbesparingen behaald kunnen worden bij het bereiken van CO-reducties betekent voor Nederland in het bijzonder aanmerkelijke kostenbesparing.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Indien wordt overgegaan tot emissiehandel moet een aparte voorziening worden getroffen m.b.t. monitoring, rapportage, en verificatie van betrokken emissies. Dit in relatie met een handhavingstraject. Per ultimo 2003 dient regelgeving terzake geïmplementeerd te zijn (dit vereist wijzing van de Wet milieubeheer en mogelijk het opstellen van uitvoeringsregelingen). Onderdeel van de richtlijn is dat er uiterlijk 31 maart 2004 een Nationaal allocatieplan opgesteld moet worden dat gepubliceerd en genotificeerd wordt bij de EC en andere lidstaten.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.

Fiche 6: Mededeling lokale dimensie werkgelegenheidsstrategie

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees parlement, het economisch en sociaal comité en het comité van de regio's: Een sterkere lokale dimensie voor de Europese Werkgelegenheidsstrategie.


Datum Raadsdocument: 08 november 2001

nr. Raadsdocument: 13711/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 629 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. FIN, EZ, BZK

Behandelingstraject in Brussel: Nog niet bekend.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De mededeling behelst de inrichting van lokale/regionale werkgelegenheidsstrategieën en actieplannen werkgelegenheid naar het voorbeeld van de Nationale Actieplannen werkgelegenheid (NAP) en de Europese werkgelegenheidsstrategie. Gesteld wordt dat hoewel het werkgelegenheidsbeleid op nationaal/Europees niveau wordt vastgesteld, dit veelal op regionaal en lokaal niveau wordt uitgevoerd. Voor een effectievere werking van het werkgelegenheidsbeleid zouden ook regionale en/of lokale overheden een eigen strategie moeten kunnen ontwikkelen. Daarnaast zouden lokale initiatieven beter kunnen aansluiten op de Europese werkgelegenheidsstrategie en de NAP en zouden lokale overheden meer betrokken kunnen worden bij het opstellen van het NAP. In een aantal lidstaten wordt dit volgens de mededeling reeds gedaan.

Daarnaast stelt de mededeling dat de Commissie in de budgetperiode 2000-2006 meer aandacht heeft voor de lokale dimensie bij initiatieven in het kader van het ESF. Hiermee zou dus reeds een begin zijn gemaakt en de mededeling stelt dat hiermee verder gegaan zal worden en dat een nauwere band tussen de ESF-programma's en de Europese werkgelegenheidsstrategie gecreëerd moet worden.

Ook wil de Commissie dat lokale actoren meer bij de dimensie 'gendergelijkheid' uit de werkgelegenheidsstrategie betrokken moeten worden via het opstellen van lokale werkgelegenheidsstrategieën.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De Europese Commissie is via de Europese Werkgelegenheidsstrategie betrokken bij het werkgelegenheidsbeleid van Lidstaten. Het regionale en lokale werkgelegenheidsbeleid valt onder de verantwoordelijkheid van de Lidstaten die over het beleid als geheel rapporteren aan Brussel. Een directe participatie van de Europese Commissie in het lokaal en regionaal beleid binnen een Lidstaat past hier in beginsel niet bij.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft belang bij een beleid gericht op vergroting van de arbeidsparticipatie en verbetering van de werking van de Europese arbeidsmarkt. Voorstellen dienen recht te doen aan de bestaande verantwoordelijkheidsverdeling tussen nationale en regionale/lokale overheden op werkgelegenheidsterrein.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

VNG is betrokken.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

In dit stadium geen, het betreft een mededeling die het EP ook is toegegaan.

Fiche 7: Verordening trans-Europese netwerken

Titel:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken.


Datum raadsdocument: 07 december 2001

nr. Raadsdocument: 15111/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 545 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. FIN, VROM, BZ

Behandelingstraject in Brussel: In RWG Ecofin

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

MEUR 100 extra uit de EG-begroting, waarmee het financiële kader voor de tenuitvoerlegging van de huidige TEN-verordening voor de periode 2000-2006 verhoogd wordt van MEUR 4600 tot MEUR 4700.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Gemeenschap draagt bij aan de totstandkoming en ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk en heeft daarvoor een aantal richtsnoeren opgesteld betreffende de doelstellingen, prioriteiten en de grote lijnen van de te nemen maatregelen (Beschikking nr. 1692/96/EG). Financiële bijstand kan verleend worden aan door de lidstaten gesteunde infrastructuurprojecten van gemeenschappelijk belang zoals aangegeven in de richtsnoeren. Hiertoe heeft de Raad in 1995 de Verordening tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken (TEN-T) aangenomen. Deze verordening is op 19 juli 1999 gewijzigd bij Vo. (EG) nr. 1655/1999. Hiermee werd het mogelijk de maximale gemeenschapsbijstand op te trekken van 10% naar 20% voor projecten op het gebied van satellietnavigatiesystemen (Galileo). Om rekening te houden met de huidige beleidsprioriteiten op het gebied van de TEN-T acht de Commissie nu wederom een technische wijziging noodzakelijk.

De grootste vertraging in de ontwikkeling van het TEN-T heeft betrekking op grensoverschrijdende spoorprojecten die tevens natuurlijke barrières (Alpen en Pyreneeën) moeten overwinnen en op (m.n. spoor-)projecten die gericht zijn op het opheffen van knelpunten aan de grenzen met kandidaat-lidstaten. De Commissie stelt voor:

de maximale bijstand voor dit soort projecten te verhogen van 10% naar 20% om zodoende een hefboomeffect teweeg te brengen en met name particuliere investeerders aan te trekken;

de financiële middelen voor de uitvoering van de verordening met MEUR 100 te verhogen tot MEUR 4700;

MEUR 50 te realloceren binnen de huidige TEN-Transport toewijzing. Hierbij valt onder andere te denken aan het weghalen van fondsen bij projecten die er niet in slagen het toegewezen geld op tijd 'weg te zetten';

de huidige comitologieprocedure van de verordening te veranderen in een beheersprocedure als gedefinieerd in artikel 4 van het Comitologiebesluit van de Raad van 1999. Dit betreft een technische aanpassing die nodig is na wijziging van het Comitologie besluit. De procedure voor toekenning van financiële bijstand zal hierdoor niet veranderen.

Behandeling van het voorstel hangt nauw samen met de behandeling van het voorstel van de Commissie tot wijziging van Beschikking nr.1692/96/EG betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnetwerk. Deze herziening richt zich met name op het wegwerken van knelpunten die zorgen voor vertraging in de ontwikkeling van het TEN-T en de gevolgen van de uitbreiding van de EU voor deze ontwikkeling.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 156 EGV

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit positief: het stimuleren van de ontwikkeling van het TEN-T is een Gemeenschapsaangelegenheid.

Proportionaliteit positief: het daadwerkelijk realiseren van de benodigde infrastructuur is een nationale bevoegdheid en wordt door het voorstel niet aangetast.

Nederlandse belangen:

Gezien de aard en geografische locatie van de projecten die volgens het onderhavige voorstel in aanmerking zouden kunnen gaan komen voor een maximale bijstand van 20% van de constructiekosten heeft Nederland geen directe baat bij het voorstel. Het risico bestaat bovendien dat deze verhoging -door het realloceren van in totaal MEUR 50- ten koste gaat van (toekomstige) Nederlandse projecten.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie

Fiche 8: Mededeling civiele bescherming

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement; Civiele bescherming - preventieve waakzaamheid voor eventuele noodsituaties


Datum Raadsdocument 05 december 2001

nr. Raadsdocument: 14948/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 707 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m. AZ, BZ, Def, VWS, VROM, V&W, EZ, JUST, LNV

Behandelingstraject in Brussel:

De mededeling wordt besproken in de Raadswerkgroep Civiele Bescherming.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Europese Raad van Gent heeft de Raad en de Commissie verzocht "een programma op te stellen dat gericht is op verbetering van de samenwerking tussen de lidstaten wat betreft risicobeoordeling, waarschuwing en interventie alsmede inzake de opslag van middelen en op het gebied van onderzoek. Dit programma moet betrekking hebben op zowel opsporing en identificatie van besmettelijke en giftige stoffen als voorkoming en behandeling van chemische of biologische aanslagen. De aanwijzing van een Europees coördinator voor civiele beschermingsacties zal deel van dat programma uitmaken."

De Commissie doet thans mededelingen over de mogelijkheden waarover zij beschikt in het kader van civiele bescherming. Tevens geeft zij aan deze mogelijkheden snel te hebben gemobiliseerd. Zij geeft een overzicht van de verschillende diensten en netwerken die verantwoordelijk zijn civiele bescherming, bescherming van gezondheid en de deskundigheid op het gebied van onderzoek. Dit overzicht vormt de basis voor de coördinatie van een optimale reactie van de Gemeenschap op alle noodsituaties. De Commissie heeft het voornemen uit haar midden een hoge Europese coördinator te benoemen die met name verantwoordelijk zal zijn voor het beheer van het communautair mechanisme voor de coördinatie van activiteiten op het terrein van civiele bescherming. (zie ook Tweede Kamer vergaderjaar 2000-2001, 22 112, nr 180)

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Coördinatie van beschikbare middelen technieken en mogelijkheden binnen de Unie op het terrein van civiele bescherming ter voorbereiding op eventuele N-B-C-aanvallen maakt de Unie slagvaardiger.

Nederlandse belangen:

Nederland is verheugd dat een dergelijk totaaloverzicht is vervaardigd.

Nederland is een groot voorstander van coördinatie op het terrein van civiele bescherming. Afstemming tussen de verschillende units binnen de commissie en raadswerkgroepen van de Raad wordt van groot belang geacht.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) Geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het EP zal op de hoogte worden gehouden van de vorderingen bij de uitvoering van het programma.

Fiche 9: Verordening verkoopbevorderende activiteiten

Titel:

Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake verkoopbevorderende activiteiten in de Interne Markt (Sales Promotion).


Datum Raadsdocument: 9 oktober 2001

nr. Raadsdocument: 12614/01

nr. Commissie-document: COM(2001) 546 def

Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. JUST, OC&W, VWS, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

De eerste bespreking van de Verordening heeft op 8 januari in de Raadswerkgroep Consumentenbeschermingen plaatsgevonden. Het is nog niet bekend of de Verordening ook besproken zal worden in andere raadswerkgroepen. Behandeling vindt plaats in Interne Markt Raad.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel heeft tot doel grensoverschrijdende verkoopbevorderende activiteiten binnen de Europese Unie te vergemakkelijken. Verkoopbevorderende activiteiten zijn van belang voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende handel in goederen en diensten. Aangezien de regelgeving op dit gebied in de verschillende lidstaten uiteenloopt acht de Commissie het van belang dat er een raamwerk komt om grensoverschrijdende verkoopbevorderende activiteiten te reguleren.

Het voorstel definieert verkoopbevorderende activiteiten als het geven van een korting, een geschenk, een premium of de gelegenheid tot deelneming aan een promotionele prijsvraag of spel. Vervolgens wordt een aantal voorstellen gedaan om de verschillen tussen de lidstaten te verminderen, daar waar de Interne Markt wordt belemmerd. Het voorstel heeft ook betrekking op de commerciële communicatie van hier gedefinieerde verkoopbevorderende activiteiten en dus niet op commerciële communicatie in algemene zin.

De verschillende nationale regels kunnen het functioneren van de Interne Markt belemmeren. De Commissie concludeert dat sommige van deze nationale regels gerechtvaardigd zijn, andere niet omdat ze disproportioneel zijn aan het doel dat ze willen bereiken.

Als laatste concludeert de Commissie dat sommige regels wel verschillen in de diverse lidstaten maar dat deze de grensoverschrijdende verkoopbevorderende activiteiten niet belemmeren.

De verordening regelt voor lidstaten en niet-publieke regulerende organisatie het volgende:

het instellen van algehele verboden op het gebruik of de commerciële communicatie van verkoopbevorderende acties (tenzij vereist door Europese regelgeving) wordt niet meer toegestaan;

een verbod op de beperking van de waarde van een verkoopbevorderende actie (oftewel kortingen mogen niet aan een maximum worden gebonden), m.u.v. kortingen op boeken;

lidstaten kortingen voorafgaand aan de uitverkoop te verbieden;

eveneens wordt het verboden een verplichting op te leggen om vooraf toestemming te vragen voor het gebruik of de commerciële communicatie van een verkoopbevorderende actie, een verplichting met gelijke werking wordt ook verboden;

daarnaast bevat de verordening een bepaling dat bepaalde informatie, vermeld in de annex (bijv. een aanduiding dat het gaat om een verkoop met verlies, de aanduiding van de waarde van een cadeau), moet worden gegeven door het bedrijf dat de verkoopbevorderende actie voert.

Het invoeren of handhaven van nationale verboden van verkoopbevorderende acties voor specifieke producten (zoals alcohol en tabak) is toegestaan, hiervoor wordt het principe van wederzijdse erkenning toegepast.

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 95 (1) EG

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Een werkbare Interne Markt voor commerciële communicatie kan alleen bereikt worden door regels op Europees niveau. Daarom staat Nederland in beginsel positief tegenover het voorstel. De verordening wil een duidelijk, modern regelgevend kader scheppen dat juridische zekerheid biedt. Grensoverschrijdende verkoopbevorderende activiteiten worden hierdoor vergemakkelijkt. Dit is in het voordeel van zowel de consument als het bedrijfsleven.

De keuze van de instrumenten (deels harmonisatie van bepaalde regels, deels vervanging van beperkende regels door minder beperkende regels en deels door invoering van het beginsel van wederzijdse erkenning) lijkt afgestemd te zijn op het beoogde doel. Nederland is echter niet op voorhand overtuigd van de noodzaak om hiervoor een verordening te kiezen.Thans is nog niet duidelijk welke veranderingen dit voorstel precies met zich brengt (is mede afhankelijk van de uiteindelijke invulling van de annex).

Nederlandse belangen

Nederland heeft belang bij een goed functionerende Interne Markt. Vanuit dat perspectief bezien is het belangrijk dat er zo min mogelijk barrières bestaan voor verkoopbevorderende acties. Wel is het vanuit het oogpunt van volksgezondheid van belang dat het mogelijk blijft om verkoopbevorderende acties te verbieden voor bepaalde verslavende en riskante stoffen. In het huidige voorstel is dit mogelijk. In dit verband dient wel gekeken te worden naar de wijze waarop het beginsel van wederzijdse erkenning in het voorstel is opgenomen en of dit bijstelling behoeft vanuit het oogpunt van de volksgezondheid (art. 3, 2). Nederland kent verder weinig beperkingen voor verkoopbevorderende acties. De Wet beperking cadeaustelsel is afgeschaft (1997); in deze wet werden soortgelijke zaken geregeld.

Het is in het belang van Nederland dat regels die onnodige beperkingen opleggen aan verkoopbevorderende acties op Europees niveau worden afgeschaft. Het betekent namelijk vergroting van de mogelijkheden voor grensoverschrijdende bedrijfsactiviteiten en keuzemogelijkheden voor consumenten. Daarbij dient wel het evenwicht te worden bewaard tussen het belang van het vanuit het oogpunt van de interne markt wenselijke stimuleren van verkoopbevorderende activiteiten enerzijds en het belang van het voorkomen van agressieve verkooptechnieken anderzijds.

Consequenties voor nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure


Kenmerk DIE-39/02

Blad /1
Personen die op grond van andere instrumenten dan het Geneefse VN-vluchtelingenverdrag van 1951 bescherming genieten

===