Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Ik neem u mee naar een zondagmiddag afgelopen oktober in Amsterdam. De grote
zaal van de Rode Hoed zat bomvol voor een publieksdebat over de toekomst van
Afrika. Speciale gasten waren de Rwandese en de Mozambikaanse minister van
Financiën en Planning. Ze waren in Nederland voor de Big Table van de
Economic Commission for Africa. Mozambique had in 2000 te kampen met zware
overstromingen. U herinnert zich de schokkende beelden. De schade werd
geraamd op 680 miljoen euro, vijftien procent van het BNP. De Mozambikaanse
minister, mevrouw Luisa Dias Diogo, vertelde daar in de Rode Hoed hoe ze
schrok toen Nederland haar verzoek voor wederopbouwsteun honoreerde met 51
miljoen euro aan begrotingssteun. Geld dus dat volledig via haar eigen
budget liep. Nu lag de verantwoordelijkheid bij haar, nu moest zij het waar
maken. Wij waren de enige donor die op deze manier noodhulp gaf. Het werd
een succes. Met onze bijdrage zijn onder meer 900 klaslokalen hersteld en is
140 kilometer dijk aangelegd. Mevrouw Dias Dogo vertelde hoe verguld ze was
met het vertrouwen dat we gaven.
Ik vind het een fraai voorbeeld van het belang van ownership. Dit is de
vierde keer dat ik u toespreek op de jaarlijkse ambassadeursconferentie. Een
uitgelezen moment om de balans op te maken. "We moeten bereid zijn lessen te
trekken uit de ondubbelzinnige resultaten van onderzoek naar de
effectiviteit van de hulp." Dat hield ik u voor in 1999. Terugkijkend op de
afgelopen vier jaar stel ik vast dat we die lessen hebben getrokken. Wat
waren die lessen? Meer ownership. Meer coherentie. Dat zijn ook de twee rode
draden van mijn ambtstermijn. Het werken aan armoedebestrijding is daardoor
enorm veranderd - een omslag die nog steeds in volle gang is.
1. Een omslag in ons denken. We zijn ons scherper bewust dat armoede meer is
dan geen dak boven je hoofd hebben. Armoede heeft ook een politieke
dimensie, heeft ook te maken met veiligheid, heeft ook te maken met
bijvoorbeeld ons handels- en landbouwbeleid. Een goede analyse van armoede
zoekt de verbanden tussen de geerodeerde akkers van de boeren en de
ontwikkelingen op de wereldmarkt. Tussen het micro-niveau en het
macro-niveau. Om erachter te komen waar armoede het meest effectief wordt
bestreden. Soms zal dat op de akker van die boer zijn, in andere gevallen in
Brussel. Bij onze nieuwe brochure over het ontwikkelingsbeleid zit een
brief. Die is ondertekend door mij én door minister Van Aartsen. Niet voor
niets. Want de relatie met armoede speelt een rol bij vrijwel alle
onderwerpen waar we ons mee bezighouden - ook als het gaat om mensenrechten,
veiligheidsbeleid of de toekomst van Europa. Diplomatie moet ook
armoedediplomatie zijn. Armoedebestrijding raakt ons allemaal, op ambassades
en bij internationale organisaties. Neem de OESO. Mede omdat wij, en zeker
ook onze PV Engering, onze schouders eronder hebben gezet wordt ontwikkeling
daar niet langer een stiefkindje, maar een integraal onderdeel van het werk.
Logisch, want handel staat niet los van ontwikkeling. Of neem de EU. We
moeten de EU ook beoordelen op haar gezicht naar buiten, zoals Dick Benschop
maandag terecht onderstreepte. Dat moet een sociaal en democratisch gezicht
zijn, met een open oog en oor voor de armste landen. Of neem de WTO. In
Geneve dringen wij erop aan dat ook de WTO zich committeert aan de
millenniumdoelstellingen. Zo kan ik doorgaan. Armoedebestrijding ligt op het
bord van ons allemaal. Dat mag je wel een omslag noemen.
2. Een omslag ook in onze prioriteiten. De tijd dat we ons vooral richtten
op eigen projecten ligt achter ons. We worden steeds minder een uitvoerende
organisatie. Steeds meer een gesprekspartner voor de overheid over beleid en
institutionele ontwikkeling. De sectorale benadering, die aanvankelijk veel
vragen opwierp, is gemeengoed aan het worden. We proberen daarbij het
arsenaal van eigen regels en voorschriften af te bouwen. Meer aan te sluiten
bij die van het ontvangende land zelf. En met andere donoren op een lijn te
komen. Dat scheelt veel tijd en inzet van schaarse capaciteit, die landen
beter kunnen benutten voor versterking van hun eigen instituties. Vier jaar
geleden moesten de Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP) nog worden
uitgevonden. Nu zijn ze topprioriteit. Inmiddels werken de meeste
ontwikkelingslanden aan zo'n document of hebben er al een. Ze weerspiegelen
hun eigen verantwoordelijkheid, hun ownership. Ze zijn geen vrijbrief. U
kent de eisen die we stellen aan de PRSP's. Een brede participatie vanuit de
samenleving; een transparante begroting; en keuzes in het beleid die de
armen ten goede komen. Daarbij zijn onze ambassades geen toeschouwers langs
de zijlijn. U bent meer en meer betrokken als spelers die eraan bijdragen
dat aan die eisen wordt voldaan. In Bolivia als aanjager om alle donoren aan
tafel te krijgen voor een gezamenlijke reactie op het PRSP. In Tanzania aan
de wieg van een macro-economisch fonds, waarin de donoren gezamenlijk geld
storten.In Burkina Faso - eens een mekka, of beter gezegd: eens een hel van
donorhobby's - is mede dankzij onze inzet harmonisatie van begrotingssteun
nu bijna rond. En zo kan ik doorgaan.
3. Een omslag in onze werkwijze. Meer dan ooit worden we een netwerkende
organisatie. Naast en samen met het maatschappelijk middenveld. Met als we
het goed doen een vruchtbare wisselwerking tussen onze bilaterale
activiteiten en onze inzet in multilateraal verband. Want de wereld schiet
er weinig mee op als alleen Nederland een nieuwe koers vaart. We zijn alleen
effectief als we anderen meekrijgen, als we ons eigen geluid laten horen in
VN, Wereldbank, IMF en al die andere organisaties. Dezelfde principes van
ownership, vraaggerichtheid en coherentie raken daar ook steeds meer in tel.
We moet er aan bijdragen eraan bij dat de vaart erin blijft. Dat de
Wereldbank harmonisatie van de hulp niet frustreert. Dat de Bretton Woods
instellingen de PRSPs ondersteunen. Dat coherentie en een betere global
governance binnen de VN voorop staan. Dat New York en Washington beter
samenwerken. Ik ben zeer content met de inzet van onze PVen kiesgroepkantoor
op al deze punten. Maar we kunnen dat alleen als ook onze ambassades
nauwlettend volgen hoe het er bij al die organisaties in de praktijk aan toe
gaat - en daarover rapporteren. De conferentie over Afghanistan begin deze
week vind ik een goed voorbeeld. We hebben een coherente inzet getoond op
alle niveaus - van hier tot Tokyo, van Kabul tot Brussel. We zijn erin
geslaagd de betrokkenheid van de Afghanen bij de wederopbouw van hun eigen
land te vergroten. We hebben andere donoren kunnen overhalen meer geld te
storten in het gezamenlijke trust fund.
Deze omslagen stellen ook nieuwe eisen aan onze medewerkers. In dat licht
moet u de skill mix zien. Vorig jaar heb ik u laten weten dat ik nog van me
zou laten horen in de discussie over de organisatie en uitvoering van het
beleid. Dat was geen kritiek op uw competentie of inzet. Ik maakte me zorgen
over het te geringe aantal ambtenaren en over het tekort aan kennis en
ervaring op bepaalde terreinen. De Kamer heeft inmiddels ingestemd met een
flinke uitbreiding van het personeel. Daar wordt nu aan gewerkt.
Dat betekent niet dat we tevreden achterover kunnen leunen. De omslag is nog niet afgerond. Ik vraag uw aandacht en inzet met name voor twee aandachtsvelden. Het eerste is het beheer. Dit is het jaar van de invoering van piramide. Al zullen wij er van onze kant alles aan doen om u te ontlasten, het wordt een zware klus. Zwaar, maar de moeite waard. Want accurate en actuele informatie is onmisbaar. Armoede bestrijden is een proces van vallen en opstaan, van leren van fouten uit het verleden. Dat geldt niet voor het beheer! Daarover mag u niet struikelen.
Het tweede is het beter aanboren en delen van kennis. U kent de oude
wijsheid: kennis is macht. Dat gezegde heeft altijd een wat monopolistisch
bijsmaakje. Alsof je kennis moet afschermen voor anderen om er zelf beter
van te worden. Voor ons geldt het omgekeerde, intern en extern. De jaarmarkt
was een geslaagd voorbeeld van hoe het ministerie de deuren wijder open kan
zetten. We moeten niet als een broedende kip op onze kennis zitten. Armoede
laat zich niet in één hok opsluiten. We moeten meer investeren in het
doorbreken van die hokjesgeest.
Kennis beter delen. Dat geldt voor Den Haag. We moeten bijvoorbeeld de
themadirecties relevanter maken voor onze veldstaf. De themadirecties hoeven
niet alle kennis zelf in huis te hebben. Wel moeten ze weten waar die kennis
te vinden is en als makelaar kunnen optreden. Kennis beter delen geldt ook
binnen ambassades. Het komt nog te vaak voor dat de ene medewerker geen weet
heeft van de kennis en contacten van de ander, dat de schotten nog recht
overeind staan. Medewerkers op ambassades moeten vooral ook goed om zich
heen kijken. Bij overheid, maatschappelijke organisaties, andere donoren -
denk aan de Utstein-partners - en bij de multilateralen valt veel te halen.
Ook veel wat van belang is voor ons hier in Den Haag. Want vooral ook met
Den Haag moet u uw kennis delen. Ik sprak vorig jaar over de drie werelden
waarin u zich beweegt. Die van de professionele realiteit van modern beleid
tegen armoede. Die van het land waar u gevestigd bent. En die van de
Nederland. Als u weet dat de komende maanden Financing for Development een
speerpunt is in ons beleid, dan hoor ik graag van u hoe uw land aan de
voorbereiding ervan werkt. Dat geldt overigens net zo hard voor posten in
G-7 landen. We moeten elkaar uitdagen en voeden. En meldt u ook wat niet
werkt. Met taboes is niemand gediend. Als we niet weten van de
institutionele zwaktes of de omvang van de corruptie in een land, hoe kunnen
we dan goed beleid formuleren? Vanuit Den Haag zullen wij u ook actiever en
gerichtiger gaan bevragen.
Kennis delen geldt des te meer voor alle dossiers die met coherentie te
maken hebben. De linkerhand en de rechterhand moeten van elkaar weten wat ze
doen. Het beleid van de rijke landen, inclusief Nederland, kan de
bestrijding van de armoede in de wielen rijdt. Dat kan gaan om beleid op het
gebied van handel, landbouw, visserij, schulden, milieu, gezondheid, noem
maar op. Aan u de opdracht daar alert op te zijn. De steeds hogere
productnormen in Europa bijvoorbeeld kunnen een forse bedreiging vormen voor
exportmogelijkheden van ontwikkelingslanden. Dat speelde al voor Afrikaanse
pinda's, nu lijken ook nieuwe Europese regels voor snijbloemen problemen op
te leveren voor Afrikaanse exporteurs. Dat is zo'n nieuw coherentievraagstuk
waar we alleen samen wat aan kunnen doen. In Den Haag: de nationale
afstemming. In Brussel: de Europese besluitvorming. In Afrika: de praktijk.
In Geneve: technische assistentie en tijdige informatie aan exporteurs. Of
neem mijn reis naar India volgende week. Natuurlijk staat de wederopbouw van
Gujarat op mijn programma. Maar ik ga ook praten over de importbeperkingen
voor de Indiase textiel en landbouw, die nog steeds niet zijn afgeschaft. En
over maatschappelijk verantwoord ondernemen.
In de loop van dit jaar treedt Otto Genee aan als projectdirecteur voor
coherentie op het ministerie. Hij wordt aanvoerder van een soort mobiele
eenheid met ad hoc versterking. Deze unit kan niet functioneren zonder
voeding uit de praktijk. Dat betekent bijvoorbeeld goed in beeld brengen wat
de follow-up in uw land of regio is van Doha. Over patenten en
geneesmiddelen: hoe staat het met beschikbaarheid van medicijnen, hoe
ontwikkelen zich de prijzen, welke fabrikanten zijn er op de markt. Of als
het gaat om visserij: dan is niet alleen rapportage uit Senegal, Mauritanië
of andere ontwikkelingslanden van belang, maar ook uit Madrid, want Spanje
is binnen de EU de grootste dwarsligger bij visserijakkoorden die meer
rekening houden met de belangen van de armsten.
Het vernieuwde beleid heeft een breed draagvlak. De discussies over de
landenlijst, maar ook die over conflictbeleid en het maatschappelijk
middenveld liggen grotendeels achter ons. U heeft het kunnen lezen in het
verslag van het begrotingsdebat, verplichte literatuur op alle directies en
posten, dus u weet dat. Wél een fel debat op het scherpst van de snede over
de vraag of Rwanda op de lijst moest. Geen debat over de grondslagen van het
beleid. Want daarover zijn we het eens.
De Kamer heeft overigens wel bij motie gevraagd de uitgaven voor onderwijs
op te trekken tot vijftien procent van de begroting. Zo'n grote sprong
voorwaarts is op korte termijn onmogelijk. Dat heb ik de Kamer ook
voorgehouden. Maar onze inspanningsverplichting ligt op tafel. Ik wil u
vragen om waar mogelijk - en zonder te zondigen tegen het principe dat de
ontvanger bepaalt en zonder de absorptiecapaciteit geweld aan te doen - bij
te dragen aan verbetering van het basisonderwijs.
Dat brede draagvlak voor ons beleid kunnen we alleen behouden als we
concrete resultaten laten zien. Ook dat was een van de speerpunten die ik u
heb voorgelegd op 19 januari 1999. "Het hulpbudget staat onder druk. Meer
dan in het verleden worden we afgerekend op resultaten", zei ik toen. Voor
behoud van het draagvlak wil ik niet inzetten op zichtbaarheid van onze
Nederlandse hulp, maar op die concrete resultaten. Monitoring en evaluatie
zijn daarbij ongelooflijk belangrijk. Daarvan zijn we ons bewust, daarom is
ook hier een projectdirecteur voor benoemd, Hans Pelgrom. De afgelopen
maanden is het in kaart brengen van resultaten al in een stroomversnelling
geraakt. Sinds begin deze week staan ruim honderd voorbeelden op het
intranet. Geen wetenschappelijke pretentie. Een lijst met door u aangedragen
voorbeelden van resultaten waar u trots op bent. Niet als een eenmalige
exercitie. Het is een databank die u voortdurend kunt aanvullen en
actualiseren.
Tot slot, sommigen hebben het verzamelen van die voorbeelden opgevat als
onderdeel van een campagne tot mijn herverkiezing. Ik zie dat anders. Over
vier jaar mag geen enkele partij denken dat ze stemmen kan trekken met
verlaging van het ontwikkelingsbudget, zei ik bij mijn aantreden. De
afgelopen jaren heb ik heel wat heilige huisjes omgetrapt en ben ik het
debat nooit uit de weg gegaan. Met NGO's, bedrijfsleven en parlement, met
multilaterale instellingen en andere donoren. Niet vanwege het debat zelf -
hoe leuk ik een pittig debat ook vind - maar vanwege het belang van
effectieve armoedebestrijding. Een verkiezingsjaar is bij uitstek de periode
om de vruchten te oogsten. Om armoedebestrijding hoger op de politieke
agenda te krijgen. Om zeker te stellen dat ook een volgend kabinet een goed
ontwikkelingsbeleid voert. Laten zien dat hulp helpt is geen opstapje voor
het vervolg van mijn politieke carriere. Het is een instrument om
armoedebestrijding, kerntaak van dit hele ministerie, een stevig politiek en
maatschappelijk draagvlak te geven.
Dames en heren, daarmee komt een eind aan deze ambassadeursconferentie. Ik
hoop dat u een vruchtbare week achter de rug hebt en een helder beeld heeft
van wat u te doen staat. Wie u volgend jaar mag toespreken, staat in de
politieke sterren geschreven. Ik zou dat graag doen. Maar wie het ook mag
zijn - ik reken erop dat het een minister is met een groot budget, een
apparaat dat weet waar het voor staat en een stevig regeerakkoord op het
punt van effectieve en coherente armoedebestrijding.
===