European Commission
IP/02/134
Brussel, 24/01/02
Barcelona: de Commissie vraagt om meer en betere maatregelen om de
EU-werkgelegenheidsdoelstellingen in 2010 te kunnen halen
De Commissie heeft een rapport en voorstellen aangenomen die een
verhoging van de arbeidsparticipatie in de EU beogen. Volgens het
verslag moeten er in de EU 20 miljoen nieuwe arbeidsplaatsen worden
gecreëerd waarvan 11-12 miljoen voor vrouwen en 5 miljoen voor oudere
werknemers om in 2010 aan de werkgelegenheidsdoelstellingen van
Lissabon en Stockholm te kunnen voldoen. Ook worden er in het rapport
beleidsinitiatieven belicht die noodzakelijk zijn om deze streefdoelen
te kunnen verwezenlijken: meer overheidsmiddelen voor de scholing van
werknemers, een doelgerichte herziening van de belasting- en
uitkeringsstelsels, een krachtiger aanpak van de loonverschillen
tussen mannen en vrouwen en nieuwe aandacht voor de mogelijkheden om
het percentage vroegtijdige schoolverlaters te verminderen. Het
verslag, dat is bedoeld als een gezamenlijk initiatief van de Raad en
de Commissie, zal vervolgens aan de Top van Barcelona worden
voorgelegd.
De voorzitter van de Commissie, Romano Prodi, verklaarde : "De
lidstaten moeten snel meer pogingen in het werk stellen om het
potentieel van de arbeidsmarkten van de EU te benutten, zodat wij in
2010 de door ons overeengekomen doelstelling van volledige
werkgelegenheid kunnen bereiken. Dit is van cruciaal belang, niet in
de laatste plaats omdat goede resultaten op het terrein van de
werkgelegenheid er uiteindelijk toe zullen leiden dat vooruitgang
wordt geboekt met de maatschappelijke integratie, pensioenhervormingen
en een gezonde EU-begroting alle drie prioriteiten van de strategie
van Lissabon".
Anna Diamantopoulou stelde: "Een stagnatie op economisch gebied mag
niet tot een stagnatie van het beleid leiden. De
werkgelegenheidsstrategie van de EU heeft tot nog toe goed
gefunctioneerd, maar er bestaat geen reden tot zelfgenoegzaamheid. Om
in 2010 de door ons vastgestelde werkgelegenheidsdoelstellingen te
halen, moeten wij onze arbeidsmarkthervormingen voortzetten en
intensiveren."
Voorgestelde maatregelen
De verwezenlijking van de werkgelegenheidsdoelstellingen van Lissabon
en Stockholm 70% voor de gehele beroepsbevolking, 60% voor vrouwen en
50% voor oudere werknemers vergt een vastberaden inzet van de
lidstaten, zij het in verschillende mate. Met het oog op de gewijzigde
samenstelling van de beroepsbevolking als gevolg van de vergrijzing
moet het beleid zich richten op alle leeftijdsgroepen van de
beroepsbevolking.
De lidstaten moeten op basis van de al door middel van de
werkgelegenheidsstrategie van de EU gemaakte vorderingen beleid voeren
dat de arbeidsparticipatie bevordert en leidt tot betere vaardigheden
van de arbeidskrachten. Een periode van conjuncturele teruggang zou
moeten worden benut om de werkenden op de volgende economische
opleving voor te bereiden. De volgende aanpak en maatregelen worden
voorgesteld:
Ontwikkeling van een globale aanpak
Het verslag bevat een voorstel voor een globale, dynamische en
evenwichtige benadering om de arbeidsdeelname te vergroten en actieve
vergrijzing te stimuleren. In het kader van de beleidsmaatregelen moet
rekening gehouden worden met alle factoren die van invloed zijn op
arbeidsdeelname, moeten de problemen in de loop van het gehele leven
worden aangepakt door middel van preventieve maatregelen en moet
vooral worden gestreefd naar een krachtige voortzetting van de huidige
trends met betrekking tot de arbeidsparticipatie van vrouwen en
ingrijpende veranderingen in het arbeidsmarktgedrag van oudere
werknemers. In dit verband dient doeltreffend beleid om de
arbeidsparticipatie te vergroten en oudere werknemers langer aan het
arbeidsproces te laten deelnemen niet alleen financiële prikkels te
bieden, maar ook maatregelen waardoor werk een reële optie wordt voor
iedereen, met name door bij- en nascholing. Meer aandacht dient te
worden gegeven aan de ondersteuning van mensen met specifieke
problemen op de arbeidsmarkt, zoals gehandicapten en werknemers van
buiten de EU.
Afbakening van prioriteiten
* Een gezamenlijk initiatief van regeringen en sociale partners om
werknemers langer aan het arbeidsproces te laten deelnemen. Bij
dit initiatief moeten toegang tot bedrijfsscholing en verbetering
van de arbeidsomstandigheden en de werkorganisatie centraal staan.
Op dit terrein moeten de sociale partners een belangrijker taak
krijgen en een actiever rol gaan spelen.
* Een doelgerichte herziening van de belasting- en
uitkeringsstelsels. De hervormingen van belastingen en uitkeringen
moeten effectiever afgestemd worden op de verbetering van prikkels
om te gaan en blijven werken, die bijdragen tot actieve
arbeidsmarkten. Daarbij moet het accent liggen op het wegnemen van
prikkels om vervroegd uit te treden; in plaats daarvan moeten
ervaren werknemers in staat worden gesteld en gestimuleerd om
langer te blijven werken onder meer door bij- en nascholing te
bevorderen, zodat zij zich kunnen aanpassen aan veranderingen
binnen het bedrijf en in de werkomgeving.
* Een breder aanpak over de hele linie om verschillen tussen mannen
en vrouwen op het terrein van lonen en toegang tot de arbeidsmarkt
tegen te gaan. Hierbij wordt gestreefd naar vermindering van
loonverschillen tussen mannen en vrouwen zowel in de overheids-
als particuliere sector, worden met de onderwijsstelsels
samenhangende belemmeringen bij keuzes op de arbeidmarkt,
wervingsprocedures, werkcultuur, functieclassificaties en
loonvormingsprocessen onder de loep genomen om een einde te maken
aan discriminatie op grond van sekse.
* Bevordering van de arbeidsdeelname van personen die belast zijn
met zorgtaken. Bij dit initiatief ligt de nadruk op de
ontwikkeling van betaalbare en kwalitatief hoogwaardige
voorzieningen voor kinderopvang en grotere efficiëntie van
voorzieningen voor de gezondheids- en ouderenzorg.
* Een heroverweging van de maatregelen om het percentage
vroegtijdige schoolverlaters omlaag te brengen. Hierbij gaat het
om de formulering van doelmatiger maatregelen om voortijdige
schoolverlaters te laten profiteren van formele en/of niet-formele
onderwijs- en scholingsmogelijkheden.
Tenslotte luidt de conclusie van het rapport dat de uitdaging van een
grotere participatie in het algemeen krachtiger moet worden aangepakt
op basis van de strategieën die momenteel worden uitgevoerd in het
kader van de EU-werkgelegenheidsrichtsnoeren en de globale
richtsnoeren voor het economisch beleid. Een hogere
arbeidsparticipatie zal ook bij de toekomstige richtsnoeren een
prioriteit moeten blijven. Deze maatregelen kunnen alleen maar
succesvol zijn als zij gepaard gaan met een fundamentele
mentaliteitsverandering binnen het bedrijfsleven en onderwijsstelsels
ten aanzien van de verschillende situatie van mannen en vrouwenen en
ten aanzien van oudere werknemers en kansarme groepen. Om een
dergelijke mentaliteitsverandering tot stand te brengen moet de gehele
samenleving gemobiliseerd worden, om te beginnen op het hoogste
politieke niveau. Hiertoe werd het initiatief genomen tijdens de
topconferenties in Lissabon en Stockholm.
Belangrijke factoren die van invloed zijn op de arbeidsdeelname
In de EU bestaat een aanzienlijk aanbod van potentiële
arbeidskrachten. Van de 77 miljoen inactieven zouden 11 miljoen op
korte termijn aan de slag kunnen gaan. Hierna volgen de voornaamste
factoren die van invloed zijn op de arbeidsdeelname:
* beschikbaarheid en aantrekkelijkheid van banen: vooral onder
jongeren en vrouwen speelt de beschikbaarheid van geschikte banen
een beslissende rol bij het (weer) gaan deelnamen aan het
arbeidsproces. De respons hangt af van de kwaliteit van de banen.
* evenwicht tussen financiële prikkels : de beslissing om deel te
gaan nemen aan het arbeidsproces hangt in hoge mate af van de
individuele financiële omstandigheden en de beschikbare
alternatieven. Het is met andere woorden van cruciaal belang dat
er sprake is van een evenwicht tussen inkomen uit arbeid en
alternatieven (en de daaraan verbonden kosten) en dit geldt in het
bijzonder voor de prikkels die uitgaan van de wisselwerking tussen
belastingen en uitkeringen enerzijds en loonniveaus anderzijds.
* onderwijs en scholing: verbetering van de vaardigheden hangt af
van een verdere verschuiving van het accent in het beleid in de
richting van investering in menselijk kapitaal en een grotere
deelname aan onderwijs en scholing gedurende het gehele leven. Om
de ontwikkelingen op het terrein van de technologie,
mondialisering en nieuwe bedrijfsmethoden te kunnen bijhouden moet
er bijzondere aandacht uitgaan naar scholing op het werk.
* een stimulerend klimaat: de beschikbaarheid en toegankelijkheid
van voorzieningen voor kinderopvang, beroepsoriëntatie (met name
via diensten voor de arbeidsvoorziening) en mogelijkheden van
vervoer zijn medebepalend voor de beslissing om al dan niet aan
het arbeidsproces deel te nemen.
Achtergrond : voornaamste trends op het terrein van de
arbeidsparticipatie
* De algemene arbeidsparticipatie (leeftijdsgroep 15-64 jaar) is
sinds het midden van de jaren '80 gestegen, van iets onder 66% tot
69% in 2000 (N.B. de termen 'arbeidsparticipatie' of
'participatiegraad' hebben betrekking op personen die werk hebben
plus degenen die als werkloos geregistreerd zijn: zij vormen in
zekere zin het beschikbare arbeidspotentieel). Achter dit
totaalbeeld gaan echter zeer uiteenlopende trends op het terrein
van de arbeidsparticipatie per leeftijd en geslacht en
uiteenlopende situaties in lidstaten en regio's schuil. Zo is
bijvoorbeeld sinds 1970 de arbeidsparticipatie van vrouwen sterk
gestegen, terwijl de arbeidsdeelname van mannen in alle
leeftijdsgroepen is gedaald.
* De arbeidsparticipatie van oudere mannen en vrouwen in de
leeftijdsgroep 55-64 jaar is sinds 1970 sterk gedaald en heeft de
afgelopen jaar een zeer laag niveau bereikt. Het
werkgelegenheidspercentage van mannen ligt aanzienlijk lager dan
in 1970.
* De participatiegraad van de meest actieve leeftijdsgroep (25-49)
bedroeg in 2000 meer dan 80%. Sinds 1995 is de arbeidsparticipatie
van mannen in deze leeftijdsgroep constant het hoogst, terwijl de
arbeidsparticipatie van vrouwen sinds 1995 in alle
leeftijdsgroepen is toegenomen.
Achtergrond: de strategie van Lissabon
* De Europese Raad in Stockholm verzocht de Commissie en de Raad dit
document als een gezamenlijk rapport aan de voorjaarsbijeenkomst
van de Europese Raad te Barcelona voor te leggen. In het rapport
wordt gekozen voor een aanpak gedurende de gehele levenscyclus met
betrekking tot de arbeidsparticipatie om zo de onderliggende
trends vast te kunnen stellen en betere beleidsreacties te kunnen
ontwikkelen om op deze trends in te spelen.
* De Europese Raden te Lissabon en Stockholm stelden ambitieuze
doelstellingen vast voor de verhoging van de
werkgelegenheidspercentages in de EU tegen 2010: tot 70% voor de
beroepsgeschikte bevolking als geheel, tot minimaal 60% voor
vrouwen en 50% voor oudere werknemers De verwezenlijking van deze
doelstellingen hangt af van de verbetering van het functioneren
van de kapitaal-, producten- en arbeidsmarkten in de context van
een macro-economisch kader dat bijdraagt tot duurzame groei.
Voorts zal de bevordering van een actieve vergrijzing een uiterst
positief effect hebben op de betaalbaarheid van de pensioenen en
gezondheidsstelsels in de toekomst. Investeringen in menselijk
kapitaal en levenslang leren zijn essentiële aspecten van de
strategie van Lissabon.
GRAFIEK 1
Bron: Labour Force Survey, Eurostat
GRAFIEK 2
Bron: Labour Force Survey, Eurostat.