OPTA

Ministerie van Verkeer en Waterstaat
Staatssecretaris Verkeer en Waterstaat
Mevrouw drs. J.M. de Vries

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer ir. H.R. de Kleijn OPTA/EGM/2002/200042 DGTP/01/06078/PA Datum Onderwerp Bijlage(n) 23 januari 2002 Advies over Concept Nationaal Frequentieplan 2002

Geachte mevrouw De Vries,

Met de brief van 10 december 2001 (uw kenmerk) heeft DGTP het college in gelegenheid gesteld advies uit te brengen over het Concept Nationaal Frequentieplan 2002 (hierna: concept-NFP). Hierbij maakt het college van deze mogelijkheid gebruik. Gezien het grote aantal gegevens in het NFP kan het college niet op alle punten reageren. Het college beperkt zich daarom tot de punten die raken aan zijn taak en missie en waarop hij een concreet advies heeft.

Inleiding
De missie van OPTA is het stimuleren van bestendige concurrentie in de telecommunicatie- en postmarkten. Dat wil zeggen: een duurzame situatie waarin particuliere en zakelijke eindgebruikers een keuze kunnen maken tussen aanbieders en tussen diensten, zodanig dat het prijs- en kwaliteitsaanbod op diverse deelmarkten totstandkomt door effectieve marktprikkels. Bij onvoldoende keuze beschermt OPTA eindgebruikers.

Het frequentiespectrum speelt een belangrijke rol in de telecommunicatiesector en daarom ook bij het vergroten van concurrentie in die sector. Naar de mening van het college dient het stimuleren van concurrentie een belangrijke doelstelling van het frequentieverdelingsbeleid te zijn. Daarom is het stimuleren van concurrentie de belangrijkste doelstelling van dit advies. Een belangrijke subdoelstelling is de transparantie van de frequentieallocatie en -toewijzing.1


1 Frequentieallocatie is het bestemmen van frequentieruimte voor een bepaalde toepassing. Frequentietoewijzing is het toewijzen van frequentieruimte aan een bepaalde partij.

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 1



Het college gaat in dit advies eerst in op het frequentiebeleid ten aanzien van Radio Local Area Networks en Wireless Local Loop. Bij de adviezen over deze onderwerpen staat het stimuleren van concurrentie voorop. Daarna wordt ingegaan op de heroriëntatie van overlegstructuren en de behoefte aan meer geaggregeerde gegevens over het gebruik van het frequentiespectrum. Daarbij staat de transparantie van de frequentieverdeling centraal.

Openbare Radio Local Area Networks
Radio Local Area Networks (hierna: RLAN's) zijn netwerken voor draadloze datacommunicatie op korte afstand. Afhankelijk van de gebruikte standaard en apparatuur gaat het om afstanden van 50 meter tot enkele kilometers. Soms wordt ook gesproken van Wireless LAN's (WLAN's). RLAN's kunnen door bedrijven of personen voor eigen gebruik worden aangewend of door aanbieders worden gebruikt voor de levering van draadloze openbare telecommunicatiediensten. Wat betreft de openbare diensten worden RLAN's thans gezien als een goede mogelijkheid om breedbandige draadloze telecommunicatiediensten aan te bieden op plaatsen waar een grote vraag naar deze diensten bestaat (de zogenaamde hot spots). RLAN's zijn een goede aanvulling of uitbreiding op derde-generatienetwerken (3G-netwerken, zoals bijvoorbeeld UMTS), omdat een RLAN in kleine gebieden (micro cellen) ongeveer tienmaal meer bandbreedte kan leveren dan 3G-netwerken. Voorbeelden van deze gebieden zijn vliegvelden, stations, hotels, congrescentra en restaurants. Naar verwachting zal het in eerste instantie gaan om het aanbieden van diensten aan (zakelijke) gebruikers met laptop die met RLAN-diensten breedbandtoegang krijgen tot het internet. Thans kunnen deze diensten slechts met een beperktere bandbreedte worden aangeboden met 2,5G- en 3G-netwerken, waar thans vijf netwerkaanbieders actief zijn. Met RLAN kunnen diensten met een grotere bandbreedte worden aangeboden en ontstaat ruimte voor andere netwerkaanbieders. Daardoor kunnen meer aanbieders actief worden op deze markt, wordt meer concurrentie mogelijk en ontstaat een grotere diversiteit aan diensten.

In figuur 1 is de positie van RLAN's ten opzichte van andere mobiele netwerken schematisch weergegeven. Deze figuur illustreert dat RLAN's een aanvulling en uitbreiding zijn op 3G-diensten en daarmee ook concurreren.

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 2



landelijke
gebieden 2G
GSM 2,5G
GPRS
EDGE

stedelijke 3G gebieden UMTS Dekking IMT-2000 RLAN
hot spots RLAN HiperLAN, Wifi

10 kbit/s 100 kbit/s 1 Mbit/s 10 Mbit/s

Bandbreedte (capaciteit)

Figuur 1. Positie van RLAN wat betreft geleverde bandbreedte en dekking ten opzichte van andere mobiele netwerken

Veel marktonderzoeksbureaus verwachten in de komende vijf jaar een sterk groeiende markt voor openbare RLAN-diensten en in een aantal landen (bijvoorbeeld: de Verenigde Staten en Zweden) worden reeds openbare RLAN-diensten aangeboden. Aannemelijk is dat ook in Nederland aanbieders in de komende planperiode deze diensten willen gaan aanbieden en daarvoor frequenties willen gebruiken.

Naar de mening van het college rechtvaardigt het belang van RLAN dat hieraan in het NFP onder `ontwikkelingen in de komende planperiode' (hoofdstuk 5) separaat aandacht wordt besteed, waarbij in ieder geval de voor RLAN beschikbare frequenties en het uitgifte beleid worden vermeld. In het concept-NFP is dat nog niet het geval en het kost enige moeite deze informatie in de frequentietabel te vinden. De huidige RLAN apparatuur is met name geschikt voor de 2,5 GHz en 5 GHz band. Onder 2,5 GHz wordt de mogelijkheid voor RLAN gebruik niet genoemd en is dus kennelijk niet toegestaan. Onder 5 GHz wordt de RLAN-standaard HiperLAN genoemd als bestemming. Voor wat betreft het uitgiftebeleid is niet geheel duidelijk of sprake is van vergunningsvrij gebruik of vergunning-gebonden gebruik met verdeling op volgorde van binnenkomst. Uit een telefonische toelichting van DGTP blijkt dat bij de toepassing van RLAN voor openbare telecommunicatiediensten vooralsnog een vergunning is vereist.

Vergunningsvrij gebruik
Het college heeft de indruk dat het beter is RLAN frequenties als vergunningsvrij te bestempelen. Met vergunningsvrij gebruik wordt administratieve rompslomp voorkomen en is het aantal partijen dat de frequenties kan gebruiken onbeperkt. Hierdoor wordt de drempel voor toetreding tot de RLAN- markt verlaagd.

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 3



In het concept-NFP wordt wat betreft frequentiegebruik in het algemeen gesteld - onder `vergunningvrij gebruik' (paragraaf 4.4) - dat het streven is gericht om waar mogelijk frequenties vergunningvrij te laten. Daarbij wordt echter gesteld dat het gebruik voor openbare telecommunicatiediensten in de regel aan een vergunning zal worden gebonden. Daarvoor worden twee argumenten gegeven. Het eerste argument is het risico dat er schaarste ontstaat. Het college onderschrijft dit argument om een vergunning te vereisen, indien de verwachte kosten van schaarste hoger zijn de verwachte voordelen van een vergunningsvrij gebruik. Het college heeft de indruk dat hiervan bij RLAN's geen sprake is. Deze indruk is gebaseerd op de conclusies en aanbevelingen van een in opdracht van de Engelse Radio Agency uitgevoerde studie naar de voor- en nadelen van vergunningvrij frequentiegebruik.2 Daarin wordt voor de RLAN-banden een vergunningvrij gebruik aanbevolen. Voor zover het college kan beoordelen, zijn de omstandigheden in Nederland voldoende gelijkwaardig aan die in het Verenigd Koninkrijk.

Het tweede argument is dat oneigenlijke concurrentie met wel vergunning-gebonden gebruik moet worden voorkomen. Het college kan niet volgen waarom hier sprake zou kunnen zijn van `oneigenlijke' concurrentie.
Gebruik van bepaalde frequentieruimte vereist vaak een exclusief gebruiksrecht om een efficiënt gebruik te waarborgen. UMTS-frequentieruimte kan bijvoorbeeld niet efficiënt worden gebruikt zonder het recht op het exclusief gebruik van bepaalde frequenties. Vergunningen zijn in dat geval noodzakelijk. In het kader van een efficiënte verdeling van die vergunningen bij schaarste, betalen partijen veelal voor dit recht.
Er zijn ook frequentieruimten die geen exclusief gebruiksrecht vereisen. Bijvoorbeeld indien sprake is van een gebruik waarbij de zendapparatuur een beperkt bereik heeft of indien sprake is van een standaard waarbij zendapparatuur de medegebruikers van de frequentieruimte detecteert en daar rekening mee houdt door voor eigen uitzendingen een nog vrij deel van de frequentieruimte te gebruiken. In die gevallen zijn vergunningen niet noodzakelijk.

Bij een vergunning waarbij met veilingen frequentieruimte wordt toegewezen, is sprake van een exclusief gebruiksrecht. Bij vergunningvrij gebruik is geen sprake van een exclusief gebruiksrecht: iedereen kan de betreffende ruimte gebruiken. Dat met die vergunningsvrije frequentieruimte vervolgens diensten worden geleverd, die concurreren met diensten geleverd met vergunning- gebonden frequentieruimte, is geen reden om te spreken van `oneigenlijke' concurrentie. Stel een vervoersbedrijf koopt een recht om treinen te laten rijden op een spoorlijn. Exclusief gebruiksrecht voor bepaalde tijden is bij een dergelijke infrastructuur noodzakelijk. Dit betekent echter niet dat een vervoersbedrijf een vergunning dient te hebben om over een concurrerende infrastructuur als bijvoorbeeld een snelweg te rijden.

Machtigingenrichtlijn


2 Spectrum Management Strategies for Licence-exempt Spectrum: Final Report, november 2001 (www.radio.gov.uk).
Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 4



Naast het inhoudelijke argument om vergunningsvrij gebruik te overwegen, is er hiervoor wellicht in de toekomst een juridische noodzaak. De nieuwe Machtigingsrichtlijn - onderdeel van het pakket van vijf nieuwe richtlijnen -, die waarschijnlijk medio 2003 in de Nederlandse wetgeving zal zijn geïmplementeerd, stel namelijk voorwaarden aan het vergunning-gebonden gebruik. Artikel 5, lid 1, van deze richtlijn stelt: "Member States shall, where possible, in particular where the risk of harmful interference is negligible, not make the use of radio frequencies subject to the grant of individual rights of use but shall include the conditions for usage of such radio frequencies in the general authorisation."

Planning, realisatie en het belang van Wireless Local Loop In het vorige NFP werd voor de planperiode 1999­2001 aangekondigd de verdeling van: UMTS, WLL, TETRA, MVDS, radiofrequenties (zero base), T-DAB en DVB-T. Alleen de verdeling van UMTS is daarvan thans gerealiseerd. De andere vergunningverleningen zitten in de pijplijn en zijn weer in de planning van de volgende planperiode opgenomen.

Het college betreurt met name de vertraging bij voor de ontwikkeling van meer concurrentie op de telecommunicatiemarkt zo belangrijke WLL-frequentieuitgifte. Deze frequenties zijn geschikt voor het realiseren van netwerken waarmee toegang wordt verkregen tot de klant (toegangsnetwerken, access-netwerken). Juist deze toegang tot de klant is het hoofdprobleem bij de ontwikkeling van concurrentie op de telecommunicatiemarkt.
Door de vertraging is het optimale tijdstip om deze frequenties te verdelen inmiddels helaas gepasseerd. Immers, ten eerste hebben partijen ondertussen geïnvesteerd in andere vormen van toegang tot de klant, met name via het gebruik van het koperen aansluitnetwerk van KPN. Dat is mooi, maar het ware beter geweest als zij de keus hadden gehad uit meer alternatieven. Ten tweede is met de malaise in de telecommunicatiesector de bereidheid tot investeringen thans gering.
Niettemin is het college van mening dat deze frequenties nu snel dienen te worden verdeeld onder de partijen die hier nog belangstelling voor hebben. Daarom adviseert het college de WLL- frequentieverdeling op korte termijn af te ronden.

Heroriëntatie overlegstructuren
DGTP geeft aan zich te willen heroriënteren op overlegstructuren. Het college juicht dit toe. Zoals het concept-NFP reeds stelt: de diverse belangen van het grote aantal verschillende frequentiegebruikers vereisen een goed inzicht in deze uiteenlopende belangen en dus een goed overleg met deze gebruikers. Het college acht het verder van groot belang dat de verschillende overlegstructuren transparant zijn. Dit betekent naar de mening van het college in iedere geval dat agenda's en notulen van deze besprekingen plus de relevante documenten die worden behandeld, makkelijk toegankelijk zijn. Bijvoorbeeld via een website. Bij de huidige overlegstructuren is dat naar de mening van het college niet het geval, waardoor het voor partijen die niet zelf aan deze

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 5



overlegstructuren deelnemen, moeilijk of niet mogelijk is om te achterhalen wat in de overlegstructuren wordt en is besproken.

Algemene toestand van het Nederlandse frequentiespectrum Het NFP is een bestemmingsplan voor het frequentiespectrum. Inherent daaraan kent het NFP een hoog gehalte aan MHz-en, GHz-en en gegevens over specifieke frequentieverdelingen. Door deze grote hoeveelheid details is het voor niet-ingewijden moeilijk zo niet onmogelijk om een inzicht te krijgen van de algemene toestand van het Nederlandse frequentiespectrum. Een dergelijk inzicht acht het college wel noodzakelijk. Naar de mening van het college is het daarom noodzakelijk om de beschikking te hebben over meer geaggregeerde gegevens over het frequentiegebruik en de ontwikkelingen daarin. Die gegevens dienen openbaar toegankelijk te zijn. Ter illustratie het volgende voorbeeld. Het NFP maakt melding van een toenemende vraag naar frequentieruimte. Dit betekent toenemende schaarste en dus behoefte aan efficiënter gebruik. Echter, geaggregeerde kwantitatieve gegevens over de gebruiksintensiteit ontbreken. Daardoor is het in een later stadium moeilijk het resultaat van de inzet voor een efficiënter gebruik te meten.

Meer geaggregeerde kwantitatieve gegevens, zijn naar de mening van het college gewenst. Zij zouden een beter gefundeerde keuzes in het frequentiebeleid, en de evaluatie daarvan, mogelijk maken. Het college adviseert daarom deze gegevens in het NFP - of elders - op te nemen en wil graag nader adviseren over de aard van deze gegevens.

Diverse
Op pagina 13 (linker kolom bovenaan) wordt gesproken over `technische normen.' Het lijkt hier echter te gaan om `standaarden' omdat er wordt gesproken over `de technische karakteristieken van het omroep- of telecommunicatiesysteem' en er wordt verwezen naar de standaardisatieorganen ITU en ETSI. Standaarden definiëren een bepaald systeem (bijvoorbeeld GSM, IMT-2000, TETRA). `Normen' zijn meer generiek van aard en zetten randvoorwaarden voor systemen en/of het gebruik daarvan (bijvoorbeeld normen om interferentie tussen elektrische apparaten te voorkomen ­ ElektroMagnetische Compatibiliteit).

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 6



Samenvattend
Het college adviseert samenvattend het volgende:

* besteed in het NFP separaat aandacht aan het verdelingsbeleid van openbare RLAN-frequenties,
* overweeg RLAN frequenties als vergunningsvrij te bestempelen,
* rond de WLL-frequentieverdeling op korte termijn af.
* maak de overlegstructuren transparanter door de relevante documenten op een website te plaatsen,

Hoogachtend,

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT, namens het college,

prof.dr. J.C. Arnbak, voorzitter

Advies OPTA over Nationaal Frequentieplan 2002 7