European Commission
IP/02/125
Brussel, 23 Januari 2002
Commissie stelt onderzoek in naar voorgenomen steun aan Vauxhall in
Ellesmere Port (Verenigd Koninkrijk)
De Europese Commissie heeft besloten een formeel onderzoek in te
stellen naar de regionale steun voor een bedrag van £ 10 miljoen
(circa 16,2 miljoen), die het Verenigd Koninkrijk voornemens is te
verlenen aan Vauxhall Motors Ltd. De Commissie heeft met name haar
twijfels over de evenredigheid van de steun, die aan de hand van de
specifieke staatssteunregels voor de automobielsector wordt
vastgesteld.
In augustus 2001 stelden de Britse autoriteiten de Commissie in kennis
van hun voornemen om een bedrag van £ 10 miljoen (netto contante
waarde: £ 9,847 mln) aan regionale steun te verlenen voor een
investering in Ellesmere Port, Cheshire. De investering is bedoeld om
de autofabriek van nieuwe machines te voorzien zodat de productie kan
worden overgeschakeld van één op twee modellen, met de mogelijkheid
Astra's en de nieuwe Vectra-modellen te produceren. Het totale bedrag
van de voor steun in aanmerking komende investering beloopt £ 156,198
mln (netto contante waarde £ 153,814 mln). De aangemelde
steunintensiteit bedraagt derhalve 6,4 %.
De fabriek in Ellesmere Port is gevestigd in een regionale steunzone
in de zin van artikel 87, lid 3, onder c), EG-Verdrag met een
regionaal steunplafond van 15 % nettosubsidie-equivalent. Het
Verenigde Koninkrijk verklaarde dat door het investeringsproject 771
banen bij Vauxhall Motors zouden worden veiliggesteld en ongeveer
nieuwe 530 banen zouden worden geschapen in de aanvoerketen. Volgens
het Verenigde Koninkrijk had General Motors Europe twee mogelijke
locaties voor dit project overwogen: Ellesmere Port en de fabriek in
Antwerpen (waar momenteel het Astra-model wordt geproduceerd).
Tot dusverre heeft het Verenigd Koninkrijk in deze complexe zaak niet
voldoende informatie verstrekt om aan te tonen dat de geplande steun
in overeenstemming is met de principes van de communautaire
kaderregeling inzake staatssteun aan de automobielindustrie, met name
wat betreft de evenredigheid van de steun op basis van de
kosten-batenanalyse.
De Commissie heeft derhalve besloten om de formele onderzoeksprocedure
in te leiden teneinde het Verenigd Koninkrijk alsmede belanghebbende
derden in de gelegenheid te stellen hun opmerkingen te maken.
Achtergrond
Krachtens de communautaire kaderregeling inzake staatssteun aan de
automobielindustrie ziet de Commissie erop toe dat alle steun die in
deze sector wordt toegekend, zowel noodzakelijk als evenredig is.
Om de noodzakelijkheid van de steun te bewijzen, moet de begunstigde
onderneming op duidelijke wijze aantonen dat zij over een economisch
levensvatbaar alternatief beschikt voor de vestiging van haar project.
Met andere woorden, het project moet « mobiel » zijn en de steun moet
noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het project op de
geplande locatie.
Om de evenredigheid van de steun te beoordelen wordt een
kosten-batenanalyse uitgevoerd. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt
tussen de kosten die een investeerder moet maken voor de uitvoering
van zijn project in de betrokken regio, en de kosten van een identiek
project op een alternatieve locatie, waardoor de specifieke regionale
handicaps van het project kunnen worden vastgesteld.
De steun mag het regionale steunplafond voor nieuwe investeringen in
dat gebied niet overschrijden en dient tevens binnen de limiet te
blijven van de regionale handicap die met de kosten-batenanalyse werd
vastgesteld.