GroenLinks

GroenLinks Tweede-Kamerfractie Nieuwsbrief 23 januari 2002 13:42

De problemen op de intensive care

(23 januari 2002)

Corrie Hermann verwijt minister Borst dat de problemen op de intensive care vooral een gevolg zijn van de schimmige verantwoordelijksverdeling. Minister, verzekeraars en instellingen wijzen naar elkaar. Het heeft veel weg van 'zakdoek leggen, niemand zeggen' aldus Hermann.

Bijdrage van Corrie Hermann aan het debat over de problemen met de intensive care woensdag 23 januari 2002

Spoedgeval kan niet terecht op de intensive care, ra ra hoe kan dat?

Voor de zoveelste maal staan de kranten bol van de berichten over patiënten die met een zwaar ongeval of een ernstige ziekte met spoed intensieve zorg in een ziekenhuis nodig hebben - maar die er niet terecht kunnen. Wat gebeurt er dan? Uren wachten op de eerste hulp, vervoer per ambulance naar een intensive care in een andere plaats, een bed in het ziekenhuis zonder de noodzakelijke intensieve zorg, met medicijnen naar huis en hopen dat het goed afloopt? Dat betekent uitstel of ouderbehandeling. Het betekent ook onverantwoorde risico's zoals verergering, complicaties of zelfs overlijden. Ellendig voor de patiënt zelf, maar ook voor de artsen, verpleegkundigen, ambulancemensen en familie die allemaal weten dat het beter kon. Waar zit de fout?

Helaas is het probleem niet van gisteren of vandaag. In de jaaroverzichten vanaf 1997 van de Inspectie voor de Gezondheidszorg wordt het keer op keer vermeld en de berichten worden steeds ernstiger. Over 2000 signaleert de Inspectie ernstige problemen bij de spoedeisende hulp, steeds vaker is er geen bed beschikbaar, ziekenhuizen stellen opnamestops in, adequate hulp kan niet altijd verleend worden, de Inspectie ontvangt steeds meer signalen van huisartsen en specialisten die zich niet meer in staat achten de verantwoordelijkheid voor de gevolgen hiervan voor hun patiënten te dragen. Bij herhaling heeft de Kamer er bij de Minister op aangedrongen maatregelen te treffen maar het resultaat is zonder meer onvoldoende. De Minister heeft onderzoek laten doen, de rapporten 'Geen plaats in de herberg', nu weer het rapport 'Pediatrische Intensive Care in Nederland' en tal van artikelen en reportages laten het overduidelijk zien, er zijn te weinig bedden. Veel belangrijker is dat de aanwezige bedden niet volledig benut kunnen worden door personeelsgebrek, door onvoldoende doorstroming van patiënten die naar een afdeling met minder intensieve zorg of naar een verpleeghuis zouden kunnen gaan, kortom doordat op alle niveaus de toegankelijkheid van de gezondheidszorg in de knel komt. En dat niet in één ziekenhuis maar in bijna alle ziekenhuizen. Het gevolg is dat ook de samenwerking tussen de verschillende instellingen stagneert want iedereen probeert zo goed mogelijk zijn eigen straatje schoon te houden.

En daar komt iets anders bij. Al een paar jaar horen we van de koplopers in het medisch bedrijf dat het veel beter kan. De zg. 'Doorbraakprojecten' hebben laten zien dat consequent werken door alle intensive care medewerkers op de manier die zij zelf met deskundigen uitgeknobbeld hebben het mogelijk maakt veel meer met bestaande middelen te doen. Minder doorliggen, minder infecties, korter beademen, minder ligdagen, grotere tevredenheid van patiënten en familie, het kan allemaal maar het komt niet vanzelf. Het vraagt een helder beleid met intensief overleg, goede afspraken en vooral goed opgeleide verpleegkundigen, artsen en andere medewerkers en dat kan alleen met voldoende geld en voldoende duidelijkheid wie waarvoor verantwoordelijk is.

GroenLinks maakt deze regering op dit dossier drie verwijten: 1. Onvoldoende besef van de ernst van de toestand
2. Onvoldoende inzet om financiële ruimte te geven voor de inzet van mensen en middelen 3. Onvoldoende duidelijkheid wie waarvoor verantwoordelijk is.

ad 1. Twee maanden geleden zei de minister in het vorige overleg over de intensive care dat de mensen onnodig schrik aangejaagd werd, dat de inspectie geen meldingen van sterfgevallen kreeg en dat het probleem voor bijna iedereen slechts tijdverlies betekende. Maar tijdverlies betekent in de acute zorg toch altijd verlies van kwaliteit? En iedere hulpverlener behoort toch altijd te streven naar de beste kwaliteit die geboden kan worden? Het gevolg is toch dat de patiënt minder zorg krijgt en de hulpverlener meer frustratie? De Inspectie meldt dat toch al jaren in hun verslagen en in hun overleg met u? Graag een reactie.

ad 2. In 2001 zijn de zg. kaalslagmiddelen beschikbaar gesteld waardoor er o.a. extra geld voor opleiding van IC verpleegkundigen kwam. Ook zijn er toezeggingen gedaan voor de bouw van extra bedden voor de IC van kinderen. De berichten van wat er gebeurd is zijn echter verwarrend. Enerzijds horen we dat de opleiding in de academische ziekenhuizen boven verwachting goed loopt maar anderzijds dat de ziekenhuizen in de Randstad nog steeds de grootste moeite hebben om aan personeel te komen. Enerzijds laten projectziekenhuizen grote verbeteringen zien, anderzijds laat Zorgverzekeraars Nederland weten dat 2001 een verloren jaar is voor de inzet van extra wachtlijstgelden en zegt de minister 'gebruik de wachtlijstgelden maar voor de IC'? Weet het ministerie eigenlijk wel wat er in het land gebeurt en hoe de voor arbeidsmarkt en zorg beschikbaar gestelde gelden ingezet worden? Zijn er geen mogelijkheden om de resultaten van kwaliteitsverbetering overal tot standaard te maken? En hoe staat het met de toezegging dat het telefonische meldingssysteem over waar plaats is voor de jaarwisseling operationeel zou zijn?

ad 3. Ons ernstigste verwijt is de onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling: 'zakdoek leggen, niemand zeggen'. Deze Minister zegt steeds dat zij slechts verantwoordelijk is voor de randvoorwaarden van toegankelijkheid, kwaliteit en betaalbaarheid. Verzekeraars en instellingen moeten zorgen voor de feitelijke zorgverlening en het personeelsbeleid. Maar zowel verzekeraars als instellingen zijn gebonden door hun budget en voelen zich slechts verantwoordelijk voor eigen verzekerden of patiënten. De arts heeft een behandelingsplicht voor de patiënt die bij hem komt of in het ziekenhuis ligt waar hij werkt, de verzekeraar moet zorg regelen voor zijn premiebetalers. Wat betekent de opstelling van de minister dat instellingen en verzekeraars bij vraagsturing de zorg moeten regelen voor de aansprakelijkheidsverdeling? Als een patiënt niet terecht kan op de intensive care, wie is dan verantwoordelijk voor zijn toestand? De huisarts die hem verwezen heeft? De ambulanceverpleegkundige die met hem rondrijdt? De verpleegkundige op de spoedeisende hulp die zegt dat hij niet terecht kan? De chirurg die hem niet kan opereren? De ziekenhuisdirecteur die de diensten van de verpleegkundige en de chirurg regelt? Wie moet de patiënt bij het tuchtcollege aanklagen over het tekortschieten in zorg? Wie wordt bij de kwaliteitsbeoordeling door de Inspectie op zijn vingers getikt? Zolang op al deze vragen nog geen bevredigende antwoorden gegeven zijn blijft Nederland naar de minister kijken om de gezondheidszorg te besturen en is vraagsturing een illusie.

Tot slot. De Inspecteurgeneraal heeft zich op vele manieren in de media uitgesproken. Zijn uitingen over indicatiestelling hebben veel mensen bijzonder verontrust en zijn in de beroepsgroep niet goed gevallen. Mijn vraag aan de minister is niet of zij daar afstand van neemt maar wel of zij zijn uitspraak onderschrijft dat het belang van de patiënt leidend moet zijn en dat dat vraagt dat in een omgeving waar het spoedgeval een structureel verschijnsel is bewust een zekere mate van overcapaciteit moet worden aangehouden.