Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Voorstel Woonwet: meer invloed van burgers op wonen (23-1-2002)
Het woonbeleid van gemeenten, corporaties en particuliere verhuurders moet nadrukkelijker gericht zijn op de wensen van
bewoners. Het Rijk stelt de landelijke doelen vast, die op lokaal en regionaal
niveau concreet worden ingevuld in zogenoemde woonvisies. Deze woonvisies moeten
in overleg met burgers en lokaal werkzame organisaties en instellingen, zoals
sociale en particuliere verhuurders, worden opgesteld.De zeggenschap van
bewoners over hun woning en woonomgeving wordt hiermee versterkt. Het terrein
waarop corporaties kunnen opereren, wordt verruimd. De handhaving van de
terreinafbakening zal echter stringent geschieden.
Dit zijn de hoofdlijnen van het voorstel voor een
Woonwet van staatssecretaris Remkes van VROM waarmee de ministerraad heeft ingestemd.
Het wetsvoorstel gaat nu voor advies naar de Raad
van State. Totdat de wet met het advies van de Raad bij de Tweede Kamer is
ingediend is de wettekst niet openbaar.
Zeggenschap burgers
De belangrijkste vernieuwing van de Woonwet is - zoals aangekondigd in de Nota Mensen, Wensen,
Wonen - de sterkere positie van burgers. Zowel in de huur als in de koopsector
heeft de burger nu nog veel te weinig invloed. Het wetsvoorstel regelt de
zeggenschap op buurtniveau door bewoners meer te betrekken bij de inrichting en
bij het beheer van hun nabije woonomgeving. Gemeenten en verhuurders krijgen de
plicht om bewoners, ook individueel, informatie te verstrekken of overleg met
hen te plegen. Verder wordt door een uitbreiding van de rol van de kantonrechter
de invloed van de adviezen en de standpunten van de huurdersorganisaties
vergroot.Ook in andere wetten, zoals het Burgerlijk Wetboek, zijn vormen van
zeggenschap geregeld. Als het gaat om de aspirant-koper van een woning is er het
wetsvoorstel waarbij de koper drie dagen bedenktijd krijgt. Daarbij krijgt de
koper ook het recht een gedeelte van de koopsom in depot te houden zolang de
woning nog bouwgebreken heeft. Verder wordt de komende tijd bekeken hoe het
particulier opdrachtgeverschap wettelijk via de voorgenomen Wet op de
grondexploitatie gestimuleerd kan worden.
Wooncorporaties
Corporaties worden verplicht een prestatieplan te maken, waarbij ze het gemeentelijk woonbeleid uit
de gemeentelijke woonvisies als uitgangspunt moeten nemen.Het gebied waarop
corporaties activiteiten mogen ontplooien wordt uitgebreid, zodat het
maatschappelijk gebonden vermogen van de corporaties actief kan worden ingezet.
Daarbij wordt gedacht aan stedelijke vernieuwing, verruiming van het assortiment
van woningen en woondiensten (koop en huur) en verhoging van de kwaliteit van
woningen en woonmilieus. Deze activiteiten moeten bijdragen aan de
maatschappelijke taak van de corporatie, te weten het huisvesten van kwetsbare
groepen. Daarmee verdwijnt het huidige onderscheid tussen kern - en
nevenactiviteiten. In de Woonwet wordt overigens, gezien de verbreding van hun
activiteiten, gesproken van wooncorporaties in plaats van
woningcorporaties.Aangescherpt is ook dat de sector als geheel de wettelijke
plicht krijgt om beschikbare middelen zo goed mogelijk in te zetten, zodat taken
en middelen met elkaar in evenwicht zijn. Hiermee krijgt de solidariteit binnen
de sector een basis in de wet. Soms zal daarbij de nadruk van de activiteiten
van een wooncorporatie liggen op lokale prestaties, bij andere ligt de nadruk
juist op het vermogen om bij te dragen aan opgaven elders.
Toezicht
Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting wordt omgevormd tot het Toezichtorgaan Wooncorporaties dat
naast het financieel toezicht, gaat toezien op de rechtmatigheid van de inzet
van de corporaties. In het jaarlijks verslag van de corporatie aan het
toezichtorgaan en aan het ministerie moet voortaan ook een opgave komen van de
hoogte van de salarissen en andere vergoedingen van individuele bestuurders en
commissarissen.Een corporatie die substantieel onvoldoende prestaties levert
(taakverwaarlozing) kan met deze wet via een aanwijzing gecorrigeerd worden om
bepaalde prestaties wél te leveren.Het wetsvoorstel biedt verder de
grondslag voor het vrijwillig uittreden uit de sociale huursector van een
wooncorporatie.In de praktijk moet dit echter wachten tot daarvoor een regeling
(AmvB) is vastgesteld met onder meer de vergoeding die zo'n corporatie dan zou
moeten betalen om het maatschappelijk gebonden vermogen voor de sector te
behouden.
Woonvisies
Voor een aantal gemeenten wordt het verplicht het woonbeleid vast te leggen in woonvisies. Het is de
bedoeling dat deze groep hetzelfde wordt als die uit de Wet stedelijke
vernieuwing. De woonvisie kan dan onderdeel worden van het
Ontwikkelingsprogramma, dat moet worden opgesteld voor een bijdrage uit het
Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing. Op deze manier wordt het woonbeleid
in het bredere verband gebracht van bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, werken,
groen, verkeer en zorgvoorzieningen. De woonvisie vormt de basis voor de
instandhouding en verbetering van de woonkwaliteit, en wordt in overleg met
burgers en andere lokaal betrokken organisaties (bijvoorbeeld wooncorporaties en
particuliere verhuurders) opgesteld. In zo'n woonvisie staat welke concrete
resultaten de gemeente in een periode van vijf jaar wil bereiken op het gebied
van het wonen. Het rijksbeleidskader bepaalt de inhoudelijke agenda van de
woonvisie. Voor de wooncorporaties is de woonvisie het uitgangspunt voor het
opstellen van hun prestatieplannen. Ook kan de visie als basis dienen voor
prestatiecontracten of contracten met commerciële investeerders.|De
provincie komt in beeld als de gemeenten in een regio onderling onvoldoende
afstemmen. De stedelijke regio heeft dezelfde taak, maar moet daarbij rekening
houden met de activiteiten van de provincie. De provinciale taak richt zich dus
op gemeenten buiten stedelijke regio's en op die regio's zelf. Provincie en
regio mogen ook zelf een woonvisie opstellen en - net als het Rijk, met redenen
omkleed - gemeenten aanwijzen die gezien hun woonopgave een dergelijke visie
moeten opstellen.
Rijksbeleidskader
Als het gaat om het uitzetten van het woonbeleid volgt de regering met dit wetsvoorstel de
benadering van de Wet stedelijke vernieuwing: zij geeft wel de richting, maar
niet het niveau van de lokale prestaties aan. Met deze wet kan het Rijk de
rijksdoelen voor de kwaliteit van het wonen in een Algemene maatregel van
bestuur vast te leggen. Deze AmvB geeft de richting aan van het beleid;
bijvoorbeeld op welke onderwerpen of vraagstukken gemeenten visie en beleid
moeten of kunnen ontwikkelen. Er worden geen kwantitatieve prestaties in de AmvB
opgenomen.
Naast het beleidskader kan het Rijk ook opvattingen
kenbaar maken over wat naar zijn mening de specifiek inhoudelijke
opgave is voor een bepaald gebied. De status van zo'n opvatting is
die van een beleidsnota; het zijn geen algemeen verbindende
voorschriften.