Gezondheidsraad
PERSBERICHT
---
Overlevingskans hartverlamming kan omhoog
Met behulp van een 'automatische externe defibrillator' kunnen
tegenwoordig niet alleen artsen maar ook medische leken trefzeker
levensreddend handelen als iemand een plotselinge hartstilstand heeft
gekregen. Door te krappe beschikbaarheid van zo'n apparaat en door
onduidelijkheid over een wettelijke bepaling, komt zo'n poging vaak te
laat. Daardoor overlijden in ons land jaarlijks enkele duizenden
mensen ontijdig. Wetswijziging is wenselijk, evenals bevordering van
het gebruik van het apparaat. Dit schrijft de Gezondheidsraad in een
vandaag verschenen advies aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport.
Per jaar overlijden in Nederland ongeveer 15000 mensen door
plotselinge 'hartdood': opeens valt de pompwerking van het hart uit.
Meestal gaat het om een hartritmestoornis die kamerfibrilleren wordt
genoemd. Het hart slaat dan, als het ware, op hol. In veel gevallen is
zo iemand te redden met een binnen enkele minuten toe te dienen
elektrische defibrillatorschok. De klassieke manier van toediening is
niet gevaarloos, onder meer omdat - afhankelijk van het type van de
ritmestoornis - het resultaat averechts kan zijn. Daarom is in de Wet
Beroepen individuele gezondheidszorg (BIG) vastgelegd dat, in
principe, uitsluitend artsen mogen defibrilleren.
Inmiddels is een apparaat ontwikkeld, de automatische externe
defibrillator (AED), waarmee zelfs medische leken zo goed als foutloos
kunnen omgaan. Zo'n apparaat is echter lang niet altijd onmiddellijk
bij de hand. Bovendien wagen veel niet-medici zich, uit vrees voor
strafbaarheid, niet aan het gebruik ervan. Te denken valt aan
toevallige omstanders en - vooral - aan mensen die beroepshalve vaak
als eersten te hulp komen (first responders: politie,
bewakingsdiensten, cabinepersoneel in vliegtuigen, en dergelijke).
Volgens de Gezondheidsraad is de bedoelde bepaling in de Wet BIG -
die overigens wel degelijk ruimte laat voor defibrillatie door een
leek - verwarrend. Gaat het om toepassing van een AED, dan is die
bepaling ook onnodig, omdat het risico verwaarloosbaar is. Blijkens
praktijkgegevens kan die toepassing resulteren in bijna een
verviervoudiging van de overlevingskans van de slachtoffers in
kwestie.
De Gezondheidsraad pleit ervoor om defibrillatie met een AED als
een aan artsen voorbehouden handeling uit de Wet BIG te schrappen .
Ook doet, aldus het advies, de overheid er goed aan het gebruik van de
AED aan te moedigen. First responders moeten met dit apparaat worden
toegerust en in reanimatiecursussen moet de toepassing een plaats
krijgen. In de Verenigde Staten is men op dit gebied verder gevorderd
dan in ons land. Daar zijn nu proefnemingen gaande met het plaatsen
van direct voor het publiek toegankelijke AED's in bedrijven en
openbare gelegenheden, zoals zwembaden, winkelcentra, stations,
enzovoort. Bij gebleken succes daarvan moet die public access
defibrillation ook in Nederland op de agenda komen. Wèl is
uniformering nodig, niet alleen van de uiteenlopende apparaattypes
maar ook van de aan het publiek te geven informatie over de
plaatselijke beschikbaarheid van een AED.
Het advies is opgesteld door een commissie bestaande uit: o dr JJ
Sixma, voorzitter, hoogleraar haematologie; Universitair Medisch
Centrum Utrecht o mr JM Buiting, arts; CBO, kwaliteitsinstituut voor
de gezondheidszorg, Utrecht o J van Drenth, arts; Nederlandse
Hartstichting, Den Haag o dr RNW Hauer, hoogleraar klinische
electrofysiologie; Hart-longcentrum Utrecht o dr NM van Hemel,
hoogleraar cardiologie; Hart-longcentrum Utrecht o dr JH Kingma,
adviseur, inspecteur-generaal voor de Gezondheidszorg; Den Haag o dr
RW Koster, adviseur, cardioloog; Academisch Medisch Centrum, Amsterdam
o dr MJ Schalij, cardioloog; Leids Universitair Medisch Centrum o G
Jambroes, arts, secretaris, Gezondheidsraad, Den Haag
Nadere inhoudelijke inlichtingen verstrekt de heer G Jambroes, tel.
(070) 340 7520.
Datum: 21 januari 2002
---