Centrale Raad van Beroep Utrecht

Poolse arbeidskrachten verrichten door tussenkomst werkzaamheden. Geen buitenlandse werkgevers. Hoofdelijke aansprakelijkstelling
Bron: Centrale Raad van Beroep Utrecht

Datum actualiteit: 21-01-2002

Aan de bij de bestreden besluiten gehandhaafde hoofdelijke aansprakelijkstellingen op grond van art. 16a CSV ligt het standpunt ten grondslag dat de tussen de Poolse arbeidskrachten en S. resp. K bestaande arbeidsverhouding verzekeringsplicht meebrengt. De Raad volgt gedaagde niet in haar primaire standpunt dat de Poolse arbeidskrachten in een privaatrechtelijke dienstbetrekking stonden tot S. en K. De Raad is evenwel van oordeel dat van een verzekeringsplichtige arbeidsverhouding op grond van art 3 van het Koninklijk besluit van 24 december 1986, Stb 655, wel sprake is. De Poolse arbeidskrachten verrichten door tussenkomst van S. en K. werkzaamheden voor app., terwijl S. en K. het daarvoor verschuldigde loon betaalden. Naar het oordeel van de Raad kan niet van aanneming van werk worden gesproken. De vraag of, gelet op art. 14 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden werknemersverzekering , S. en K. als buiten Nederland gevestigde werkgevers zijn aan te merken, beantwoordt de Raad ontkennend. Zij waren feitelijk in Nederland gevestigd, zodat voornoemd artikel toepassing mist. In het onderhavige geval is voldaan aan de voorwaarden waaronder een inlener hoofdelijk aansprakelijk kan worden gesteld voor de premie. De bij gebreke van een administratie gemaakte schatting door het premieloon vast te stellen op 70% van de bij appellant gefactureerde bedragen acht de Raad alleszins redelijk en aanvaardbaar.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AD8162
(Zie het originele bericht)