---

Brieven aan de Kamer
---

Geschiedschrijving

21-01-2002

Met de brief van 12 november 2001 heeft de Vaste Commissie voor Defensie gevraagd waarom elk krijgsmachtdeel een eigen sectie geschiedschrijving heeft en waarom er niet sprake is van één sectie geschiedschrijving voor de gehele krijgsmacht. In deze brief informeer ik u over dit onderwerp.

Krijgsmachtdelen hebben hun geschiedschrijving van oudsher "in eigen huis" uitgevoerd. Immers, een belangrijk doel van geschiedschrijving betrof de verslaglegging van acties van eenheden en personen van het krijgsmachtdeel. Voor de vereiste kwaliteit van de geschiedschrijving was het opereren dichtbij de bron van groot belang, hetgeen een centrale uitvoering van deze taak in de weg stond. Vanuit historisch perspectief kan daar nog aan worden toegevoegd, dat de aard en de taakstelling van de verschillende krijgsmachtdelen een gescheiden organisatieontwikkeling met zich meebrachten, waarbij de Koninklijke marine vanaf de zestiende eeuw meer internationaal en maritiem georiënteerd was en de Koninklijke landmacht meer continentaal en nationaal. De geschiedschrijving van de Koninklijke luchtmacht als zelfstandig krijgsmachtdeel is pas vanaf de tweede helft van de vorige eeuw aan de orde. De geschiedschrijving van de Koninklijke marechaussee is ondergebracht bij de Koninklijke landmacht.

Tot enige tijd geleden bestond nog geen aanleiding in de bestaande situatie verandering te brengen, mede omdat de operaties waaraan de eenheden deelnamen doorgaans beperkt waren tot het eigen krijgsmachtdeel. Van de diensten van de afzonderlijke secties werd vooral binnen het krijgsmachtdeel gebruik gemaakt. Pas de laatste jaren worden (vredes)operaties gezamenlijk door de krijgsmachtdelen uitgevoerd. Zowel in het rapport dat is opgemaakt in het kader van de doelmatigheidsoperatie in 1995, als in de notitie Schulten (brief aan de Kamer van 23 oktober 2001 nummer def0000166) wordt het belang van militair-historische diensten binnen het Ministerie van Defensie onderkend. Zo wordt in het rapport van de Regiegroep Doelmatigheidswinst uit 1995 onderkend dat voor de vereiste kwaliteit van de geschiedschrijving een gedegen kennis van de eigen organisatie en cultuur in het verleden en het heden noodzakelijk is. Uitwisselbaarheid van het geschiedschrijvend personeel stuit dan ook op grenzen. Ook voor de geschiedschrijving van gezamenlijke (joint) operaties in de toekomst zal de specifieke expertise van de verschillende krijgsmachtdelen benodigd blijven.

Als uitvloeisel van de doelmatigheidsoperatie van 1995 is de beslissing genomen dat co-locatie van de drie secties op de Alexanderkazerne te Den Haag dient te worden gerealiseerd. Ten gevolge van de ontwikkelingen rond het Internationaal Strafhof, dat op hetzelfde kazerneterrein zal worden gebouwd, is het proces van co-locatie nog niet afgerond. Uitgaande van de eindsituatie waarin alle secties onder één dak zijn gehuisvest, heb ik de Chef Defensiestaf gevraagd te bezien welke overkoepelende bestuursorganisatie past bij het meer integrale (joint) karakter van de taakinvulling van de hedendaagse krijgsmacht. Vervolgens zal ik de Kamer naar verwachting nog in de eerste maanden van dit jaar - op de hoogte stellen van mijn besluit ter zake.

DE MINISTER VAN DEFENSIE

mr. F.H.G. de Grave

Nieuws Ministerie van Defensie