Partij van de Arbeid

Den Haag, 21 januari 2002

INBRENG JAAP JELLE FEENSTRA (PvdA) AAN NOTA-OVERLEG BIOTECHNOLOGIE Onderdeel Voedsel / Integrale Nota Biotechnologie / Commissie Terlouw

ALGEMEEN

Bij de presentatie van het rapport over het publieksdebat Eten&Genen op 9 jan maakte commissie-voorzitter Terlouw een vergelijking tussen het huidige debat over biotechnologie en het eerdere debat over kernenergie; een betekenisvolle en aansprekende vergelijking. In beide gevallen hebben we het namelijk over een techniek waarbij haar concrete toepassingen volgens de één alle heil brengt en volgens de ander stellig niets dan ellende. Dit roept de vraag op; wat is de rol en positie van de politiek met betrekking tot technieken die blijkbaar tot zulke sterk uiteenlopende opvattingen en verwachtingen kunnen leiden? Beide technieken verwijzen naar handelingsmogelijkheden met betrekking tot onze fysieke omgeving. Bepalend is dan niet het politiek oordeel over het bestaan van deze feitelijkheden (er zijn kernkrachten, er zijn genen) of over mogelijke handelingen daarmee (kerndeeltjes kun je splitsen en samenbrengen, genen ook); interessant is de politieke vraag of de mogelijke concrete toepassingen wenselijk en noodzakelijk, toepasbaar en inpasbaar zijn. Voor het beantwoorden van deze politieke vraag is wederom de vergelijking met de kerntechnologie relevant, want op basis van dezelfde technologie zijn concrete toepassingen voor de aanmaak van bestralingselementen voor kankerbehandelingen zeer gewenst en verantwoord en zijn concrete toepassingen op basis van dezelfde technologie voor louter stroomopwekking in onze opvattingen niet gewenst, niet noodzakelijk, niet toepasbaar en niet inpasbaar, daarvoor wegen de bezwaren van veiligheidsrisico's, straling en afval te zwaar in relatie tot de alternatieven van allereerst vraagbeperking en vervolgens van een efficiënte en duurzame stroomopwekking. Hier krijgt op basis van dezelfde kern-technologie de aanmaak van stralingspreparaten een hoge nut-noodzaak-score en krijgt enkel stroomopwekking een lage nut-noodzaak-index. Deze vergelijking accentueert de politieke vraagstelling; centraal staat niet het bevestigen of ontkennen van feiten en van kennis; onze fysieke omgeving is een gegeven en uitvindingen kunnen niet on-uitgevonden worden verklaard. Politiek staat centraal het formuleren van een beleidskader, een beoordelings- en toetsingskader met voorwaarden; we hebben een zeef nodig, een zeef om hoge nut-en-noodzaak toepassingen te kunnen onderscheiden van lage nut-en-noodzaak toepassingen.

In de opvattingen van veel burgers staan utiliteitsoverwegingen centraal; vanuit een gereserveerde, bezorgde houding staan nut-en-noodzaak-vragen centraal, wordt een vergelijking met alternatieven gevraagd, wordt een beoordeling aan selecterende voorwaarden -als zeef- gevraagd om gezondheid en natuur veilig te stellen. Deze utilitaristische benadering spreekt de PvdA aan; de nuttigheidsfilosofie van Jeremy Bentham (1748-1832) en John Stuart Mill (1806-1873). Deze zakelijke, nuchtere, ja ont-nuchterende benadering komt ook uit het publieksdebat voort; niet alles wat kan, mag, laat staan moet vervolgens ook. In gewoon Nederlands wat heb ik er aan, in termen van gezondheid en milieu? Of, zoals Renate Dorrestein aangaf (NRC 10 jan 02); moet dat nou? Utiliteitsoverwegingen, nut-en-noodzaak en voorwaarden staan centraal, ook in ons nieuwe verkiezingsprogramma; zorgvuldig vooruit. Zorgvuldig om wél de beloften van de biotechnologie mogelijk te maken, zorgvuldig in het mijden van risico's, zorgvuldig in het vergelijken met alternatieven, zorgvuldig door uit te gaan van het voorzorgbeginsel, dat bij wetenschappelijke onzekerheden aanvullende risico-verminderende maatregelen vergt; het voorzorgbeginsel is dus geen "njet-automaat"!

De PvdA hanteert niet alleen het utilitaristisme als uitgangspunt, zaken moeten nut hebben, maar ook het positivisme, het vooruitgangsdenken; zaken moeten beter worden, daar zijn wij een ondernemende en hervormingsgezinde partij in. In de toelatingsprocedure voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen speelt het begrip wezenlijke gelijkwaardigheid (substantial equivalence) een centrale rol. Maar vormt bij de vaststelling van de nut-noodzaak-vraag en het vergelijken met en stimuleren van alternatieven gelijkwaardigheid dan niet een te gering ambitie-niveau? Mag en moet aan het toestaan van biotechnologische innovatie niet de eis worden gesteld dat de wereld er in termen van voedselveiligheid en volksgezondheid, natuur en milieu netto beter van wordt? We gaan toch niet biotech overwegen om er netto slechter van te worden; de ronkende perspectieven en beloofde "gouden bergen" rechtvaardigen toch meer dan slechts gelijkwaardigheid; ambitie en innovatie moet toch kunnen leiden tot daadwerkelijke verbeteringen? Graag in deze algemene ronde een reactie van het Kabinet op dit punt!

PUBLIEKSDEBAT

Alvorens op de aanbevelingen van CommissieTerlouw, het food-deel van de INB en het Kabinetsstandpunt daarover (dat was er snel!) eerst een aparte opmerking over de belangrijkste waarneming vanuit het publieksdebat. Ik zal niet ingaan op het kwantitatieve deel, daarmee doe ik de Commissie bepaald niet te kort, het was immers geen referendum, wel wil ik ingaan op het kwalitatieve deel en de waarnemingen van dit breed samengestelde excellente gezelschap, dat een jaar lang goed en indringend én op verzoek van de Kamer met zeer uiteenlopende partijen heeft gediscussieerd. In dit proces heeft de Commissie veel argumenten en overwegingen verzameld, deze "stofzuigerfunctie" is van belang, minder dan het percentage is de vraag van belang; waarover maakt de burger zich zorgen, wat beweegt de burger, wat wil hij/zij wel en wat zeker niet! Deze stofzuigerfunctie heeft ook een meerwaarde ten opzichte van de INB, die toch wel erg instrumenteel van aard is; hier staan we, we gaan veel investeren in onderzoek en dan denken we daar uit te komen; de INB heeft daarmee de diepgang van een spoorboekje! Dan biedt Terlouw meer inzicht in de overwegingen die mensen hanteren en de eisen die aan voeding en aan het beleid worden gesteld. Terecht heeft de Commissie na een jaar intensief werken haar stofzuigerwerkzaamheden van waarnemingen ook in eigen aanbevelingen omgezet, daar hechten wij veel waarde aan en vinden we ten opzichte van de INB al een verbetering, een broodnodige verdieping.

De belangrijkste waarneming gaat over het vertrouwen; "De Commissie heeft waargenomen dat mensen naarmate zij beter geïnformeerd zijn en er meer over hebben nagedacht, scherper de voorwaarden aangeven waaronder zij toepassingen van biotechnologie in voedsel aanvaardbaar vinden. Ze realiseren zich beter wat ze belangrijk vinden. De belangrijkste voorwaarde is dat het publiek vertrouwen kan hebben in de instanties die er over gaan; de overheid, de wetenschap en het bedrijfsleven. Aan die voorwaarde is nu in onvoldoende mate voldaan. Het vertrouwen in de overheid als waker over de kwaliteit en veiligheid van voedingsmiddelen is verminderd". Wat hier geconstateerd wordt is zorgelijk, en begrijpelijk, en terecht. De burger kent in zijn eigen voedselketen niet meer direct de producent en verwerker; de boer, bakker en slager, en de PvdA wil ook niet terug naar de valse romantiek van Jorwerd. Jorwerd is een Global Village geworden en de burger is voor zijn voedsel afhankelijk van een grensoverschrijdend netwerk van producenten en verwerkers. De burger stelt -terecht- hoge eisen aan de kwaliteit van het product en het productieproces en wil daar volledig op kunnen vertrouwen, op voorhand en zonder twijfel, zonder eerst alle kleine lettertjes op etiketten en websites te moeten nalezen. En hoewel gelukkig de algehele kwaliteit van ons voedselpakket goed is en sterk verbeterd, zijn er -paradoxaal- ook teveel crisis geweest, en de burger stelt -wederom terecht- de eis dat allereerst de producent en de verwerker maar vervolgens over de hele keten óók de overheid als optredende toezichthouder er garant voor staat dat, hoewel nul-risico's niet bestaan, werkelijk alles is gedaan en niets is nagelaten om de salmonella's en de dioxinen van het bord te houden.

Wat kan de overheid doen aan het versterken van dit vertrouwen? Er moet snel een krachtige en gezaghebbende voedselautoriteit komen. Natuurlijk hebben de SG's Bekker van VWS en Kalden van LNV gelijk als ze stellen dat voedselkwaliteit niet zonder Landbouw kan, energiebeleid kan niet zonder EZ en mobiliteitsbeleid niet zonder V&W, maar de kwaliteitsdoelen en de normstelling, het toezicht en de handhaving horen dan bij een ander departement te worden ondergebracht, in deze voorbeelden VROM, met betrekking tot de Voedselautoriteit VWS. Dat valt te betreuren of niet, maar beoordeelt vanuit de publieke acceptatie van een gezaghebbend instituut is starten met een VA onder LNV een valse start. De PvdA heeft bij monde van mijn collega Waalkens bepleit een onafhankelijke, gezaghebbende en daadkrachtige publiek instituut, én binnen Europa naar het Amerikaanse beeld van een FDA én op nationaal niveau ondergebracht bij VWS. Dit voorstel wordt in de Kamer en daarbuiten breed gedeeld, zo bleek vorige week met betrekking tot Manifest. Een gezaghebbende VA is van belang voor het waarborgen van onze voedselkwaliteit in het algemeen en ook zeker voor innovaties, biotechnologie in het bijzonder. De PvdA spoort het Kabinet aan snel een Europese en een nationale VA tot stand te brengen!

De PvdA waardeert het werk van de Commissie. Terlouw, waarbij gewerkt is juist ook buiten de voorspelbare kaders van verklaarde voor- en tegenstanders om, door rechtstreeks met burgers en deskundigen in debat te gaan, op zoek naar overwegingen en argumenten. En heel fair, door ook de visies van maatschappelijke organisaties weer te geven, die besloten een eigen traject in te zetten en op 29 oktober hun Keerzijde-conferentie hebben georganiseerd. Er ligt een helder rapport voor, met interessante waarnemingen en aanbevelingen. En goed dat het gelukt is om toch nog vóór het kamerdebat de aanbevelingen vanuit publieksdebat te kennen.

AANBEVELINGEN EN KABINETSSTANDPUNT

Op enkele aanbevelingen van de Commissie en het Kabinetsstandpunt wil ik nu ingaan, belangrijke punten zoals onderzoek en veldproeven volgen volgende week, het gaat nu in deze algemene ronde eerst om uitgangspunten en doelen.

1. VOEDSELVEILIGHEID EN GEZONDHEID.
Van groot belang is hierbij de 1ste opmerking; "Er zijn de Commissie vanuit de medische literatuur geen wetenschappelijke aanwijzingen bekend zijn die de zorgen rechtvaardigen die onder het publiek leven over de veiligheid van voedingsmiddelen die met behulp van gentechnologie zijn geproduceerd". Deze stellige constatering van de Commissie roept de expliciete vraag van de PvdA aan het Kabinet op, juist ook omdat het Kabinet in haar -te- snelle reactie aan deze belangwekkende conclusie geheel voorbij gaat; deelt u deze constatering? Zo niet, waar bestaan dan mogelijke risico's en zijn zorgen gerechtvaardigd? Zo ja, is gentech-voedsel veilig, veiliger vanwege de scherpere beoordeling dan gangbaar voedsel? Hoe moet dan verklaard worden dat het publiek, dat verder zo opmerkelijk zakelijk en nuchter reageert, toch zo bezorgd is, juist op het punt van veiligheid en gezondheid, waarbij zelfs apocalyptische beelden van Frankenstein-voedsel worden gehanteerd? Dit is een bepalend punt in het debat. Dit raakt ook de stringente voorwaarden die het publiek wil verbinden aan biotechnologische ontwikkelingen, namelijk het tijdig bieden van afdoende garanties op het punt van voedselveiligheid en gezondheid.

De PvdA onderschrijft de aanbevelingen en het kabinetsstandpunt met betrekking tot geharmoniseerde procedures en beoordelingen met betrekking tot markttoelating in Europa. Twee vragen; zijn er verschillen tussen de lidstaten en Nederland, en zo ja, welke initiatieven gaat het Kabinet daaraan verbinden, nationaal cq internationaal. En waaruit bestaan de verschillen tussen de continenten, met name tussen de VS en de EU? Zijn deze verschillen terug te voeren op culturele of commerciële overwegingen; is de VS de overmoedige tiener, die iets meer durft, zoals prof Hoban aangaf (AgD 160501)? Verzet Europa, Frankrijk voorop, zich tegen de Amerikaanse technologische hegemonie? Schermt de EU haar markt af? Werkt de Codex Alimentarius pacificerend? Waartoe heeft het rapport van de Commissie-Lubbers geleid, opgesteld in opdracht van Clinton en Prodi? Verdiept de confrontatie zich of wordt ze in dialoog overbrugd, en op welke fora zal daar over gesproken worden?

Veel biotech-toepassingen zijn nu nog relatief eenvoudig. Maar er dienen zich toekomstige generaties transgene gewassen aan met complexe genetische structuren. Dit vergt het tijdig daarop inrichten van de toelatingsbeoordeling, daarvoor wordt een advies aangevraagd. Maar deze complexiteitsstap raakt vervolgens ook het toezicht en de handhaving; wordt ook daarin tijdig voorzien?

Terlouw gaat verder dan het Kabinet met betrekking tot de monitoring van de korte én de lange termijn gezondheidseffecten; het Kabinet spreekt verwijzend naar EU-richtlijnen over het kunnen voorschrijven monitoring, Terlouw spreekt over moeten monitoren van zowel het gangbare als het biotech-voedsel. Dat laatste spreekt de PvdA meer aan, wij bepleiten zelfs een verbreding tot het monitoren van al het toegelaten voedsel, zowel het genvrije als het gentechvoedsel, zowel met betrekking tot de korte als de lange termijn effecten, zowel met betrekking tot gezondheid als milieu. Kunnen monitoren vergt dus ook tracibilty als toelatingsvoorwaarde. Een integrale monitoring is nodig om én de beoogde netto verbeteringen die we nastreven in beeld te brengen, maar ook om nadelige effecten tijdig te signaleren en maatregelen te kunnen nemen, maatregelen die uiteindelijk ook moeten kunnen leiden tot het intrekken van de toelating en het omkeerbaar maken van de introductie, een aspect dat dan ook al onderdeel van de toelatingsprocedure moet uitmaken. Graag krijgen wij een reactie van het Kabinet op dit pleidooi voor een integrale monitoring!!

2. KEUZEVRIJHEID, VOORLICHTING EN ETIKETTERING
Het Kabinet is met de Commissie van mening dat de keuzevrijheid van de consument gegarandeerd moet zijn. Maar het Kabinet geeft ook aan dat het aanbieden van gangbaar, biologisch en biotech voedsel primair een zaak is van marktpartijen. Maar wat betekent deze garantie als de marktvraag onvoldoende is voor een commerciële afzet? Laat ik een extreem voorbeeld geven om dit duidelijk te maken; stel het lukt om uitsluitend biotechvoedsel te ontwikkelen dat, zoals betoogd, kan voldoen aan de eis dat voedselzekerheid, gezondheid en milieu er netto beter van worden, dan mag je verwachten dat de koopkrachtige en kwaliteitsgeoriënteerde consument deze producten zo massaal zal afnemen dat de afzet van ander voedsel dan mogelijk niet meer commercieel interessant is. Betekent de formulering van het Kabinet dan dat gegarandeerd en dus van overheidswege andere producten zullen worden aangeboden? En andersom, als de consument massaal biologisch gaat inkopen, gaat de garanderende staat dan geforceerd biotech-voedsel op de markt zetten? Concurrentie en consumentenkeuze kunnen leiden tot dominante marktpartijen, zie Microsoft, dan is kartel- en mededingwetgeving geboden, maar is dan de garantieformulering van het Kabinet wel wijs en voldoende doordacht?

De PvdA deelt het standpunt met betrekking tot een eenvoudige, herkenbare en heldere etikettering en het kunnen verkrijgen van informatie over product en productiewijze. Ook hier geldt weer, dit geldt voor al ons voedsel. Wat is actuele stand van zaken met betrekking tot etikettering bij EC en EP? Het Kabinet sluit aan bij de Europese systematiek door de grens te leggen bij 1% ggo. Hoe is deze grens vastgesteld? Hoe wordt de consument bediend die op 0% of zo laag mogelijk wil uitkomen? Is de 1%-grens ruim of krap? Als deze grens te ruim is, kan ze scherper. Is deze grens al krap, dan is dit debat in de Nederlandse Global Village inderdaad erg laat. En kan aan deze grens worden vastgehouden? Ook hier geldt; dat is juist dan minder bedreigend als de toegelaten biotech-toepassingen ook netto een verbetering betekenen, integraal, voor zowel voedselveiligheid, gezondheid en milieu, daar moet een ambitieus-scherpe toelating toe aanzetten.

3. NATUUR, MILIEU EN LANDBOUW
De PvdA is verontrust door drie waarnemingen van de Commissie, waar het Kabinet in haar -snelle, te snelle- reactie niet op ingaat, hetgeen wij betreuren. Ten eerste, er wordt geconstateerd dat er instellingen zijn die én betrokken zijn bij de ontwikkeling van transgene soorten én de ecologische aspecten onderzoeken én een rol spelen in de wetenschappelijke beoordeling. Is het Kabinet bekend met deze ongewenste vermenging van belangen en verantwoordelijkheden? Waar doet dit zich concreet voor? En wat gaat het Kabinet daartegen ondernemen? Ten tweede, het onderzoek naar de ecologische effecten van de introductie op het veld van transgene gewassen vindt alleen modelmatig plaats. Zoals genoemd bepleiten wij een integraal onderzoek en monitoring, niet alleen modelmatig, maar na toelating ook in het veld, dit is extra van belang vanwege de verwachte meer complexe transgene gewassen. Is hierin voorzien? Ten derde, weer heel consistent, de PvdA wil gericht op zoek naar biotech-toepassingen die integraal een netto-verbetering opleveren. Vaak is genoemd, dat transgene gewassen een vermindering van het bestrijdingsmiddelengebruik kunnen opleveren. Maar de Commissie, en zij bepaald niet alleen, ook prof Koeman (Hoorzitting Terlouw 64) waarschuwen ervoor dat het doorbreken van resistentie op langere termijn tot een toename van het gebruik van bestrijdingsmiddelen kan leiden; dan worden "gouden bergen" zelfs geen "molshopen" maar "valkuilen"! Dat is bepaald geen wervend beeld. Hoe beoordeelt het Kabinet deze dreiging; wat zijn de feiten, wat zijn reële verwachtingen? Past biotech in het kader van de gewenste toekomstige landbouwsystemen?

De PvdA deelt de opvatting van de Commissie dat ggo-vrije teelt mogelijk moet blijven en dat transgene landbouwgewassen de wilde flora en fauna niet mogen beïnvloeden Daar zijn we op basis van het Verdrag van Bern en het Biodiversiteitsverdrag ook aan gehouden. De Commissie stelt dan dat de teelt van bepaalde transgene soorten in ons land niet mogelijk zal zijn danwel in veel gevallen onmogelijk zal zijn; is dit jumping to conclusions? Graag reactie Kabinet. Wij zouden menen; dat zal wel blijken! De PvdA bepleit scherpe voorwaarden in de toelatingsprocedure, inclusief het tegengaan van uitkruising, daar moet de beoordeling en de innovatie blijvend op worden gericht. Zonder deze druk zou de nieuwe AVEBE-aanvraag voor een amylopectine aardappel, nu zonder antibiotica-resistentiegenen, niet zijn ontwikkeld. Het succesvol doorlopen van de toelatingsprocedure betekent dan dat de nut-noodzaak-vraag en de alternatieven-vergelijking positief moeten zijn; we willen immers geen biotech-toepassingen als ze een verslechtering inhouden, en gelijkwaardig is te weinig ambitieus, wij bepleiten een netto verbetering. De minister van LNV kondigt op dit punt beleidsmaatregelen aan; staat hem een model voor ogen van wetenschappelijke advisering en politieke besluitvorming; wellicht kan globaal vorm en inhoud worden geschetst.

De PvdA hecht veel waarde aan de aanbevelingen van de Commissie om het ecologisch onderzoek, modelmatig én na een goeddoorlopen toelatingsprocedure, ook in het veld, zowel naar transgene als andere gewassen sterk te intensiveren. Daarbij kennen we, met de Commissie, een nadrukkelijke prioriteit toe aan het bodemsysteem. Hier ligt een essentiële extra kennislacune met betrekking tot fundamentele ecologische kennis van het systeem, haar werking en risico's. Welke initiatieven gaat het Kabinet nemen, is voorzien in een budget voor een impuls voor het ecologie- en bodemonderzoek; zit dit in het Genomics-programma? Hoe staat het met de het 6de EU-kaderprogramma voor Onderzoek en de Biotechnologie Strategie, die Kok en Blair in maart op de Europese Top in Stockholm hebben bepleit; is daarin ook voorzien in een efficiënte, onderling aansluitende internationale onderzoeksprogrammering?

4. ONTWIKKELINGSLANDEN
Het wereldvoedselvraagstuk is veelkoppig, letterlijk en figuurlijk. De oplossing is dus ook niet enkelvoudig; het wegnemen van deze mondiale schandvlek is meer dan urgent, daarbij kunnen we ons niet de luxe permitteren een oplossingsrichting op voorhand terzijde te schuiven, ook biotech niet! Het zijn danook bepaald niet de minsten, zoals de VN in haar Human Development Report, zoals Fresco, Rabbinge en Van Dieren, die juist biotech bepleiten ten gunste van voedselveiligheid, voedselkwaliteit en voedselzekerheid. Maar het zijn ook niet de minsten die waarschuwen, zoals onder andere NOVIB. Hier ligt een grote controverse, die in deze algemene ronde een uitvoerige reactie vanuit het Kabinet vergt, zodat we daar in het vervolg ook nader op kunnen ingaan.

5. ALGEMEEN.
Tot slot, hoe nu verder? In lijn met Wijffels en Terlouw geeft het Kabinet aan groot belang te hechten aan het versterken van de dialoog en extra middelen van LNV en VWS beschikbaar te stellen voor publieksinformatie. Hier kiest de PvdA bewust voor een minder ambitieuze opstelling, wij zijn ambitieus op kwaliteit, maar vragen van de overheid zelf een terughoudende opstelling in het debat en de voorlichting; de Staat is geen PR-bureau! De overheid moet het beleid formuleren en handhaven, moet toepassingen selecteren op netto-verbeteringen. De overheid mag het debat tussen marktpartijen, wetenschappers en de samenleving faciliteren. Verrips, hoofd onderzoek Unilever, zegt; de industrie moet aangeven wat het voordeel voor de consument is (C&B-19). Oud-EU-landbouwcommissaris Andriessen gaf aan (Hoorzitting Terlouw-67); de verantwoordelijkheid ligt in eerste instantie bij degene die verantwoordelijk is voor de productie of het op de markt brengen van een product. In mijn woorden; de producenten en verwerkers moeten zelf hun bio-boontjes doppen! 03-ktpartijen, fabrikanten en supermarkten moeten uit hun veilige directiekamers komen en het debat aangaan met het publiek en de consument, die nu een gereserveerde houding aanneemt, die nu twijfelt aan het nut, die nu risico's vreest. Niet de overheid als PR-bureau, maar Ondernemend Nederland moet het debat voeren met de kritische en mondige consument!