Ministerie van Buitenlandse Zaken
---
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de
Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie
Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingen Zaken i.o. Afdeling Asiel- en
Migratiezaken Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 18 januari 2002 Auteur DPV/AM
Kenmerk DPV/AM-002/02 Telefoon +31-70-348.40.74
Blad /3 Fax +31-70-348.50.46
Bijlage(n) geen E-mail sander.vis@minbuza.nl
Betreft Internationale Conventie Migrerende Werknemers
Zeer geachte Voorzitter,
In antwoord op de in uw brief van 29 november 2001 met kenmerk BUZA 2001/111
gestelde aanvullende vragen aangaande het Regeringsstandpunt over de
aanvaarding van de Internationale Conventie Migrerende Werknemers, kan ik u
het volgende meedelen.
Sedert mijn brief van 27 augustus 2001 (kenmerk DPC/AM-294/01), waarin u
bent geïnformeerd over de strijdigheid van de Conventie met de Nederlandse
wetgeving, is het standpunt van de Regering niet gewijzigd. Ik kom dan ook
tot het volgende antwoord:
Ad. 1.en 2.
Artikel 27 van de Conventie bevat naar de mening van de Regering geen
expliciete uitzondering voor de nationale wetgeving op het gebied van
sociale zekerheid. De tekst van genoemd artikel, opgenomen in deel III van
de Conventie, luidt als volgt:
Article 27
1. With respect to social security, migrant workers and members of their
families shall enjoy in the State of employment the same treatment granted
to nationals in so far as they fulfil the requirements provided for by the
applicable legislation of the State and the applicable bilateral and
multilateral treaties. The competent authorities of the State of origin and
the State of employment can at any time establish the necessary arrangements
to determine the modalities of application of this norm.
2. Where the applicable legislation does not allow migrant workers and
members of their families a benefit, the States concerned shall examine the
possibility of reimbursing interested persons the amount of contributions
made by them with respect to that benefit on the basis of the treatment
granted to nationals who are in similar circumstances.
Omdat de Conventie geen onderscheid maakt tussen legaal en illegaal
verblijvende arbeidsmigranten, staat het in dit verdragsartikel neergelegde
beginsel haaks op de uitgangspunten van de Nederlandse sociale
zekerheidswetgeving (i.c. Koppelingswet) daar waar het illegaal in Nederland
verblijvende werknemers betreft.
Ad 3.
De mogelijkheid om ter gelegenheid van de aanvaarding van de Conventie
nationale voorbehouden te maken wordt beperkt door artikel 88, luidende als
volgt:
Article 88
A State ratifying or acceding to the present Convention may not exclude the
application of any Part of it, or, without prejudice to article 3, exclude
any particular category of migrant workers from its application.
Aan de niet-aanvaarding van de Conventie door de Nederlandse Regering ligt
eveneens ten grondslag het gegeven dat de onderdelen van de Conventie die
Nederland in beginsel zou willen onderschrijven, reeds zijn vastgelegd in
een aantal andere multilaterale verdragen waarbij Nederland partij is (het
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden, het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en
politieke rechten en het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van
migrerende werknemers).
Ad 4.
Zoals in mijn brief van 27 augustus 2001 reeds gemeld, heeft geen van de
andere EU-lidstaten de Conventie tot op heden geratificeerd; de
afzonderlijke motivaties die hieraan ten grondslag liggen zijn mij niet
bekend. Niettegenstaande de verklaring van de Europese Commissie van 1994,
is het steeds aan de afzonderlijke lidstaten om te bepalen of toetreding
mogelijk dan wel wenselijk is.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Kenmerk
Blad /3
===