Ministerie van Justitie


http://www.justitie.nl

MIN JUST: Brief Korthals drugskoeriers

Postadres Postbus 20301, 2500 EH Den Haag

De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG Bezoekadres
Schedeldoekshaven 100
2511 EX Den Haag
Telefoon (070) 3 70 79 11
Fax (070) 3 70 6607
Telex 34554 mvj nl

Datum 18 januari 2002
Ons kenmerk 5143340/502/RD
Onderwerp Onderzoek naar het mogelijk uitblijven van Arrestaties van drugskoeriers op Schiphol


1. Inleiding


In mijn brief van 14 januari jl. (kenmerk 514338/502/LG) omtrent de problematiek van drugskoeriers op de luchthaven Schiphol heb ik uw Kamer geïnformeerd over -kort gezegd- een onderzoek inzake het mogelijk uitblijven van arrestaties dat het College van procureurs-generaal op mijn verzoek heeft ingesteld naar aanleiding van de berichtgeving in de media. Ik heb daarbij toegezegd dat ik u op de kortst mogelijke termijn zou informeren omtrent de resultaten.

Hierbij stel ik uw Kamer, mede namens de staatssecretaris van Financiën en de minister van Defensie in verband met hun beheersverantwoordelijkheid voor respectievelijk de douane en de Koninklijke marechaussee, op de hoogte van de resultaten van het onderzoek.

Allereerst geef ik in paragraaf 2. volledigheidshalve een korte uiteenzetting van de organisatie van controle en strafrechtelijke handhaving met betrekking tot de invoer van verdovende middelen door drugskoeriers. In paragraaf 3. volgt een korte uiteenzetting van de tussen de betrokken opsporings- en controle-instanties op Schiphol in de afgelopen maanden gemaakte afspraken omtrent de problematiek van drugskoeriers op Schiphol. Vervolgens wordt in paragraaf 4. een weergave gegeven van de gebeurtenissen die mede hebben geleid tot het wegsturen van in totaal 10 drugskoeriers en één mogelijke medeverdachte. Tot slot wordt in paragraaf 5. een samenvatting van de betreffende gevallen gegeven en een beoordeling daarvan.


2. De organisatie van controle en strafrechtelijke handhaving met betrekking tot de invoer van verdovende middelen door koeriers

De douane controleert ingevolge de douanewetgeving op de luchthaven Schiphol onder meer het inkomend en uitgaand reizigersverkeer, inclusief hun bagage. Ter controle op de naleving van de douanewetgeving is de douane een aantal wettelijke bevoegdheden toegekend, zoals het toepassen van lijfsvisitatie en het inspecteren van bagage. In het kader van de uitvoering van deze taak kan de douane stuiten op drugskoeriers. Daarnaast kunnen drugskoeriers worden aangetroffen door de Koninklijke marechaussee in het kader van de uitvoering van de grensbewakingstaak of de algemene politietaak. Indien de situatie zich voordoet dat een drugskoerier wordt aangetroffen, dan wordt deze als regel overgedragen aan het Schipholteam, dat het strafrechtelijk onderzoek tegen de koerier zal afhandelen. Het Schipholteam is, zoals bekend, een samenwerkingsverband tussen de Koninklijke marechaussee en douane, dat opereert onder gezag van het openbaar ministerie. De teamleiding bestaat afwisselend uit een kaderfunctionaris van de Koninklijke marechaussee, en één van de douane.

Ik merk nog op dat er verschillende drugskoeriers kunnen worden onderscheiden. Zij kunnen drugs op het lichaam, in de kleding dragen of in bagage meevoeren. Daarnaast zijn er drugskoeriers die bolletjes met harddrugs slikken en/of drugs verbergen in lichaamsholten.


3. Afspraken tussen de betrokken opsporings- en controle-instanties op Schiphol

In het najaar van 2001, met name in de maand november, begon het tekort aan celruimte voor drugskoeriers die op Schiphol werden aangetroffen zeer manifest te worden. Ondanks dagelijkse intensieve zoekacties naar beschikbare politiecellen in alle uithoeken van het land, bleek dat niet steeds toereikende capaciteit gevonden kon worden.
Het gebrek aan verwerkingscapaciteit in de justitiële keten leidde tot fricties rondom het Schipholteam. Bij de fricties speelde mede een rol dat de hoofdofficier van justitie te Haarlem aan de Koninklijke marechaussee en Douane had verzocht terughoudend te zijn en niet meer personen aan te houden dan waarvoor capaciteit beschikbaar was. Op verzoek van de hoofdofficier van justitie Haarlem werd daarom een bespreking belegd op 23 november 2001, waarbij, naast die hoofdofficier, vertegenwoordigers van het directoraat-generaal Belastingdienst van het ministerie van Financiën (waaronder de douane) en leidinggevende functionarissen van de Koninklijke marechaussee aanwezig waren. Tijdens deze bespreking is door de Belastingdienst te kennen gegeven dat de gewone controletaak op Schiphol niet verder kon worden teruggebracht omdat het onaanvaardbaar zou zijn om bewust potentiële verdachten te laten lopen. Daardoor zouden immers verdovende middelen in de samenleving terecht komen. Dit standpunt is toen door de hoofdofficier als een feitelijk gegeven aanvaard, ook vanuit de wetenschap dat het openbaar ministerie niet bevoegd is om over de controletaak van de douane instructies te geven.

Begin december 2001 heeft de hoofdofficier van justitie per brief aan het College laten weten dat wanneer voor drugskoeriers absoluut geen plaats werd gevonden, men noodgedwongen overging tot het dagvaarden van de verdachten met het oog op berechting op termijn. Dit gebeurde ten aanzien van in Nederland wonende koeriers die tot 1 kilo verdovende middelen bij zich hadden en waarvan de gemeentelijke basisadministratie (GBA) gegevens bekend waren, en alleen wanneer het volledig onmogelijk was om voor die personen (politie)celcapaciteit te vinden. Daarbij speelt natuurlijk een rol dat de zogenaamde bolletjesslikkers alleen kunnen worden ondergebracht in speciaal daarvoor ingerichte cellen onder medische begeleiding. Eén en ander was ook zo besproken tijdens het eerder genoemde overleg van 23 november 2001.

Tijdens het reguliere beleidsoverleg Schiphol van 18 december 2001, waarin vertegenwoordigers van het openbaar ministerie, de Koninklijke marechaussee en de douane aanwezig waren, is de zorgwekkende situatie van de capaciteit andermaal aan de orde geweest, mede in het licht van de naderende feestdagen. Aanvankelijk stelde de douane zich op het standpunt dat de situatie aanleiding gaf tot het ontwikkelen van een noodprocedure, die in werking zou treden op het moment dat het Schipholteam niet in staat zou blijken te zijn de door de douane aangetroffen koeriers voor strafrechtelijk onderzoek over te nemen. Die noodprocedure behelsde dat de koeriers door de douane zouden worden geregistreerd, dat de verdovende middelen zouden worden afgenomen en dat die koeriers, vervolgens zouden worden losgelaten door de douane. De douane was voornemens die noodprocedure per brief voor te leggen aan de hoofdofficier van justitie te Haarlem. De aan het overleg deelnemende officier van justitie heeft toen aangegeven dat die noodprocedure geen recht deed aan de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen. Bij het constateren van een overtreding van de Opiumwet heeft een douaneambtenaar immers de plicht om de zaak te bespreken met het openbaar ministerie en kan een verdachte niet zonder toestemming van het openbaar ministerie worden vrijgelaten. Wel voorzag de noodprocedure in een fax aan het parket, waarop binnen een uur gereageerd diende te worden, maar een dergelijke handelwijze kan niet in de plaats treden van een overleg met een (telefonisch steeds bereikbare) piketofficier van justitie.

Tijdens dat beleidsoverleg op 18 december 2001 heeft de Koninklijke marechaussee aangeboden om plaatsen in de zogeheten passantenruimtes op Schiphol voor tijdelijke opvang van drugskoeriers ter beschikking te stellen. Voorts zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop tijdens de kerstperiode de Douane vanuit zijn reguliere korps van controlerende ambtenaren, desgevraagd assistentie zou kunnen verlenen aan het Schipholteam. Verder werd besloten dat in overmachtsituaties, mochten die zich voordoen, te allen tijde de piketofficier zou worden geraadpleegd. Nog dezelfde dag heeft de hoofdofficier van justitie de passantenruimte geïnspecteerd en zijn de reglementen aangepast met het oog op het tijdelijk gebruik voor drugskoeriers.

De vertegenwoordiger van de douane deelde mede dat onder deze omstandigheden de voorstellen over de noodprocedure niet aan de hoofdofficier van justitie zouden worden gezonden. Daarmee was de noodprocedure van de baan.

Vervolgens zijn de op 18 december gemaakte afspraken in een werkoverleg van 19 december tussen vertegenwoordigers van de Koninklijke marechaussee en douane nader aan de orde geweest. Deze werkafspraken zijn op 20 december vastgelegd in een protocol.


4. De feitelijke gebeurtenissen

Voordat ik overga tot een beschrijving van de feitelijke gebeurtenissen die hebben geleid tot het niet overdragen van een aantal drugskoeriers aan het Schipholteam voor verdere strafrechtelijke afhandeling schets ik de bezwarende omstandigheden waaronder de douane, het Schipholteam en het openbaar ministerie hebben gewerkt in de afgelopen maanden.

De gestaag toenemende stroom van drugskoeriers die op de luchthaven Schiphol werden betrapt heeft met name in de twee afgelopen maanden een enorme druk gelegd op enerzijds de douane als controlerende instantie en anderzijds op het Schipholteam en openbaar ministerie als instanties die verantwoordelijk zijn voor de strafrechtelijke handhaving met betrekking tot drugskoeriers. Alleen al in de maand december ging het om ruim 140 gevallen. Er was sprake van een vaak hectische situatie waarin de douane als voorpost van de opsporings- en handhavingsorganisatie op Schiphol meermalen in moeilijke situaties terecht kwam, aangezien de grens in de verwerking van de zaken in de strafrechtelijke keten werd bereikt. Dit betrof niet alleen celcapaciteit, maar ook de capaciteit van het Schipholteam om de strafzaken te verwerken. De door de leden van het Schipholteam gedraaide overuren spreken boekdelen. Gezien de zware wissel die deze omstandigheden trokken op alle betrokkenen heeft zich een aantal gebeurtenissen voorgedaan die zich normaliter vermoedelijk niet hadden voorgedaan en zich ook niet mogen voordoen. Een overzicht van deze gebeurtenissen wordt hieronder weergegeven. Tenslotte wordt een beoordeling van de feiten gegeven.

Op 11 en 12 december vond er een incident plaats, waarbij twee door de douane opgehouden koeriers, met medeweten van het openbaar ministerie, pas na bijna een dag door het Schipholteam voor strafrechtelijk onderzoek werden overgenomen. De betreffende personen (buitenlanders), één in het bezit van ongeveer 990 gram en één in het bezit van ongeveer 1980 gram harddrugs, zijn wel gedagvaard om op termijn voor de rechtbank te verschijnen. De betrokkenen zijn op vrije voeten gesteld omdat in dat licht voorlopige vrijheidsbeneming naar het oordeel van het openbaar ministerie niet rechtmatig zou worden geoordeeld door de rechter.

Op 14 december kostte het, zoals steeds, zeer grote moeite om vijf aangehouden koeriers in politiecellen te plaatsen. Drie werden uiteindelijk dank zij medewerking van Defensie in een militaire penitentiaire inrichting geplaatst. De twee andere waren personen tegen wie duidelijke aanwijzingen bestonden dat het bolletjesslikkers zouden kunnen zijn. Er konden evenwel, ondanks grote inspanningen geen geschikte cellen worden gevonden om .onder medische begeleiding- te onderzoeken of het inderdaad koeriers betrof. Deze twee zijn, nadat na grote inspanningen buiten twijfel was vastgesteld dat geen geschikte cel beschikbaar zou komen, met toestemming van de hoofdofficier van justitie in vrijheid gesteld.

Op 24 december kreeg het Schipholteam in de vroege middag, nadat de nacht en ochtend daarvoor hard was gewerkt aan het voor voorgeleiding bij de rechter-commissaris gereed maken van een aantal zaken met drugskoeriers, te horen dat er bij douanecontrole drie koeriers en een mogelijke mededader waren aangetroffen. De dienstdoende teamleider van het Schipholteam deelde mede dat hij niet in staat was deze mensen voor strafrechtelijk onderzoek over te nemen van de douane. Vervolgens heeft de douane in strijd met de eerder genoemde afspraken van 18 december de betreffende personen geregistreerd en zonder overleg met het openbaar ministerie vrijgelaten. Het betrof, zoals gezegd, vier personen. Drie daarvan waren in het bezit van respectievelijk netto 90 gram, 1997 gram en 9006 gram cocaïne. Deze hoeveelheden zijn in beslag genomen.

Van 25 december tot 31 december 2001 wist het Schipholteam met uiterste inspanningen alle personen (circa 20) tegen wie aanwijzingen bestonden dat het drugskoeriers zouden kunnen zijn van zowel de douane als de afdeling grensbewaking van de Koninklijke marechaussee over te nemen.

Op 31 december gebeurde min of meer hetzelfde als op de 24e van die maand. Het Schipholteam werd wederom geconfronteerd met problemen in de teambezetting. In de middag, nadat er vóór 9 uur .s ochtends al vier verdachten van de douane waren overgenomen, kwam de melding binnen bij het Schipholteam van drie nieuwe koeriers. Wederom kon het Schipholteam door de werkbelasting de zaken niet overnemen en de douane liet, evenals op 24 december, na registratie en afname van de harddrugs betrokkenen vrij. Bij de drie koeriers werd respectievelijk 1922 gram, 1115 gram en 9002 gram aangetroffen en in beslag genomen.

Nadat het Schipholteam te kennen gaf de aangetroffen personen niet te kunnen overnemen, zijn, terwijl er celcapaciteit was op 24 en 31 december 2001 deze personen zonder verder overleg met de leiding van de Koninklijke marechaussee en het openbaar ministerie vrijgelaten.


5. Samenvatting van de feiten en beoordeling
Alles overziende zijn op 11, 14, 24 en 31 december 2001 dingen gebeurd die zich onder normale omstandigheden niet zouden hebben voorgedaan en zich ook niet mogen voordoen.

Op 11 december zijn twee buitenlandse drugskoeriers met medeweten van het openbaar ministerie eerst na bijna een dag overgenomen door het Schipholteam en vervolgens heengezonden met een dagvaarding in persoon. Ik betreur de late overname door het Schipholteam en het feit dat deze drugskoeriers niet in voorarrest zijn genomen. Het feit dat zij -bij voldoende bewijs- zullen worden veroordeeld door de rechter zal ertoe bijdragen dat zij zich naar verwachting niet meer in Nederland zullen schuldig maken aan soortgelijke feiten.

Op 14 december zijn twee personen jegens wie duidelijke aanwijzingen bestonden dat zij bolletjes hadden ingeslikt op last van de hoofdofficier van justitie heengezonden, aangezien geen geschikte celruimte beschikbaar was. De hoofdofficier van justitie kon gezien deze overmachtsituatie naar mijn oordeel niet anders doen.

Tijdens de feestdagen, te weten op 24 en 31 december 2001, zijn 6 koeriers en 1 medeverdachte losgelaten, zonder dat het openbaar ministerie in die beslissing is gekend. De dossiers zijn begin januari wel aan het openbaar ministerie overgedragen. Ik betreur deze gevallen, waarin het strafrechtelijk onderzoek niet direct ter hand is genomen. Het openbaar ministerie is voornemens te vervolgen.

Inmiddels hebben de betrokken partijen op Schiphol de gemaakte afspraken herbevestigd, zodat dit soort gebeurtenissen in de toekomst uitgesloten worden. De douane heeft inmiddels verklaard het onjuist te achten dat het openbaar ministerie niet is geraadpleegd. De douane heeft begrip gevraagd voor de context waarin deze onjuiste beslissingen werden genomen.

Het voorgaande maakt mijns inziens duidelijk hoe een en ander, hoe zeer ook te betreuren, heeft plaatsgevonden. Met de gemaakte afspraken is zeker gesteld dat deze situatie zich niet meer zal voordoen. Voor de overige maatregelen die worden genomen verwijs ik naar het heden gepresenteerde plan van aanpak drugskoeriers Schiphol.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Justitie,

18 jan 02 17:36