Ministerie van Buitenlandse Zaken
charset="iso-8859-1"
---
Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Veiligheidsbeleid Nucleaire Aangelegenheden en
Non-proliferatie Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 19 januari 2002 Auteur DVB-NN
Kenmerk DVB/NN-511/01 Telefoon 070 348 5251
Blad /1 Fax 070 348 5684
Bijlage(n) 1 E-mail DVB-NN@minbuza.nl
Betreft vragen gesteld door het lid Koenders over het voornemen van de
Verenigde Staten het ABM-verdrag eenzijdig op te lossen
Zeer geachte Voorzitter,
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld
door het lid Koenders over het voornemen van de Verenigde Staten het
ABM-verdrag eenzijdig op te zeggen. Deze vragen werden ingezonden op
18 december 2001 met kenmerk 2010203730.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen
van het lid Koenders (PvdA) over het voornemen van de VS het ABM-verdrag
eenzijdig op te zeggen.
Vraag 1:
Bent u door de Amerikaanse regering op de hoogte gesteld van het voornemen
het ABM-verdrag eenzijdig op te zeggen of hebben signalen hierover u alleen
via de media bereikt?
Antwoord:
Op 13 december jl. zond President Bush een brief aan de Minister-President
om hem over de Amerikaanse opzegging van het ABM-verdrag te informeren.
Vraag 2:
Vindt u het niet op zijn minst vreemd, zeker gezien de ontwikkelingen sinds
11 september, dat het erop lijkt dat de Verenigde Staten zich weinig gelegen
laten liggen aan de houding van onder meer de Europese bondgenoten met
betrekking tot de eenzijdige opzegging van het verdrag en de plannen rond
NMD? Hoe verklaart u deze positie in het licht van gelijkwaardiger
transatlantische betrekkingen?
Vraag 3:
Op welke wijze hebben Nederland en de Europese Unie voor en na 11 september
de bedenkingen bij de Amerikaanse opstelling overgebracht en heeft u de
indruk dat dit enig effect heeft gehad?
Vraag 4:
Bent u van mening dat het verwoorden van twijfel en bezwaren op een gegeven
moment onvoldoende kan blijken te zijn, als de Verenigde Staten volharden
in unilateralisme op het terrein van internationale wapenbeheersingsregimes?
Antwoord op vraag 2, 3 en 4:
De regering stelt zich op het standpunt dat bij de veranderende verhouding
tot Rusland een nieuwe veiligheidsrelatie past. De positie van regering is
steeds geweest dat gezocht moest worden naar een Amerikaans-Russisch
vergelijk over het ABM-verdrag in het kader van de bespreking over een nieuw
strategisch raamwerk, teneinde de potentieel destabiliserende consequenties
van een unilateraal optreden tot een minimum te beperken. Deze mening heb ik
persoonlijk meermaals, bilateraal en in het kader van NAVO-bijeenkomsten,
aan Minister Powell uitgedragen. Andere Bondgenoten en EU-partners hebben
een vergelijkbaar standpunt actief aan de VS-regering kenbaar gemaakt. Ook
richting Rusland heeft de regering meerdere malen aangedrongen op de
noodzaak met de VS tot overeenstemming te komen over de toekomst van het
ABM-verdrag.
Het feit dat de VS, nadat na intensief overleg met Rusland bleek dat geen
overeenstemming kon worden bereikt over aanpassing van het ABM-verdrag,
heeft gemeend het verdrag unilateraal te moeten opzeggen, wil niet zeggen
dat de VS zich weinig heeft gelegen laten liggen aan de houding van
bondgenoten. De VS hebben de bondgenoten bilateraal en in NAVO-verband in
een groot aantal consultaties op de hoogte gehouden van het voortschrijdende
Amerikaanse denken terzake. De bondgenoten hebben bij die consultaties op
hun beurt hun visie op de invoering van Missile Defense en de gevolgen
daarvan voor de strategische verhoudingen naar voren kunnen brengen. In hun
reacties op de opzegging van het ABM-verdrag gaven de meeste bondgenoten aan
te hopen dat de VS en Rusland binnenkort afspraken over een nieuw
strategisch raamwerk zouden maken.
De besprekingen met Rusland over een nieuw strategisch raamwerk worden
intensief voortgezet, waarbij geconsulteerd zal worden over Missile Defense
(inclusief mogelijke samenwerking op dit gebied tussen de VS en Rusland),
reducties in de aantallen strategische kernkoppen en verificatie daarvan,
transparantie, vertrouwenwekkende maatregelen en non-proliferatie. In het
kader van de voornemens van zowel de VS als Rusland om hun aantallen
strategische kernkoppen drastisch te verminderen, hetgeen de regering
uiteraard toejuicht, hebben Nederland en andere bondgenoten voortdurend
aangedrongen op stappen die kunnen helpen de onomkeerbaarheid en
controleerbaarheid van dergelijke reducties te vergroten. Het feit dat nu
over verificatiebepalingen wordt gesproken, lijkt mede door deze opstelling
ingegeven. De regering is hoopvol dat de toekomstige besprekingen tussen de
VS en Rusland over het strategisch raamwerk tot positieve resultaten zullen
leiden.
Vraag 5:
Ziet u een rol weggelegd voor de NAVO-lidstaten in de discussie over het
voornemen tot opzegging van het ABM-verdrag en de noodzaak te komen tot
verifieerbare wapenbeheersingsafspraken en een coöperatief kader voor een
nieuw veiligheidssysteem?
Vraag 6:
Wat zijn de consequenties voor de relatie NAVO-Rusland?
Antwoord op vraag 5 en 6:
President Bush heeft op 13 december jl. formeel het ABM-verdrag opgezegd.
Deze opzegging zal volgens de bepalingen van het verdrag 6 maanden na die
datum in werking treden. Afspraken tussen Rusland en de VS over strategische
reducties en verificatie daarvan zijn in eerste aanleg een bilaterale
aangelegenheid. Wel biedt NAVO-overleg bondgenoten de mogelijkheid hun
opvattingen terzake aan de VS over te brengen. Ook zullen de NAVO-lidstaten
kunnen bijdragen aan versteviging van de hernieuwde relatie van de VS en de
NAVO met Rusland.
De Ministeriele Noord-Atlantische Raad van 7 december jl. heeft de opdracht
gegeven om nieuwe, effectieve mechanismen te ontwikkelen voor consultatie,
samenwerking, gezamenlijke besluitvorming en gecoördineerde of gezamenlijke
actie. Een dergelijke nieuwe NAVO-Rusland Raad zal vóór de Ministeriele NAVO
Raad van Reykjavik van mei 2002 zijn beslag moeten krijgen. Nederland zal
actief bijdragen aan de ontwikkeling in de NAVO van een relatie met Rusland
die bijdraagt aan de stabiliteit en veiligheid in Europa. Onderwerpen voor
samenwerking betreffen onder meer de bestrijding van terrorisme,
non-proliferatie, exportcontrole, wapenbeheersing, openheid in bewapening,
vertrouwenwekkende maatregelen en raketverdediging.
In zijn reactie op de Amerikaanse opzegging van het ABM-verdrag noemde
President Poetin de beslissing weliswaar een vergissing, maar hij meende
niet dat sprake was van een bedreiging voor Rusland. Thans moeten de VS en
RF snel verder werken aan een nieuw wapenbeheersingsregiem, aldus Poetin.
Tegen deze achtergrond zal waarschijnlijk geen sprake zijn van consequenties
voor de relatie NAVO-Rusland van de Amerikaanse opzegging van het
ABM-verdrag.
Vraag 7:
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór donderdag 20 december a.s. met het oog
op het die dag te houden Algemeen Overleg over Transatlantische relaties.
Antwoord:
Niet meer van Toepassing.
Kenmerk DVB/NN-511/01
Blad /1
===