Ministerie van Financien
Overdracht van pensioenkapitaal vanuit het buitenland
Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, domein belastingen op arbeid en vermogen
Besluit van 17 januari 2002, nr. CPP2001/3181M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit betreft een aanpassing van het besluit van 22 oktober 1998, nr. DB98/3474M, in verband met de inwerkingtreding van de Wet fiscale behandeling van pensioenen (TK 26 020) en de Belastingherziening 2001.
1. Inleiding
Dit besluit is van belang voor belastingplichtigen die werknemer worden in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) na - in Nederland of in het buitenland - werkzaam te zijn geweest bij een buitenlandse niet-inhoudingsplichtige werkgever. Bij hen kan de behoefte bestaan om het in het buitenland bij een niet-toegelaten verzekeraar opgebouwde pensioenkapitaal over te laten dragen naar een in Nederland toegelaten verzekeraar als bedoeld in artikel 19a van de Wet LB. Het gaat dan om waardeoverdrachten anders dan bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Voor de hier bedoelde overdrachten geldt het volgende beleid.
2. Beleid bij waardeoverdracht van pensioenkapitaal naar een in Nederland toegelaten verzekeraar
De aanspraken op buitenlandse pensioenen behoeven naar Nederlandse maatstaven niet zuiver te zijn in de periode vóór de waardeoverdracht. Na de waardeoverdracht kent de Nederlandse inhoudingsplichtige of de pensioenuitvoerder een met dat kapitaal corresponderende verhoging van de pensioenaanspraak toe. Die aanspraak komt daarmee in beginsel in zijn geheel binnen het bereik van de Wet LB te vallen Het in het buitenland opgebouwde deel van de aanspraak valt na de overdracht niet (meer) onder de bepalingen van artikel 1.7, tweede lid, onderdeel c, in verbinding met artikel 3.82, onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 of onder de wettelijke bepalingen betreffende het voordeel uit sparen en beleggen. Wellicht ten overvloede merk ik op dat de te zijner tijd uit te keren pensioentermijnen geen belastbaar loon vormen voor zover zij betrekking hebben op de buiten Nederland verrichte arbeid, indien de werknemer op het moment van uitkering (wederom) buitenlands belastingplichtige is (artikel 7.2, tweede lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001).
Indien het kapitaal wordt ingebracht in een pensioenregeling die is gebaseerd op een eindloonstelsel kunnen fictieve dienstjaren worden toegekend, overeenkomend met het bedrag van het kapitaal. Is sprake van een middelloonstelsel dan kan voor het kapitaal een extra pensioenbedrag worden ingekocht. Bij een beschikbare-premiestelsel dient het overgedragen kapitaal als premie voor een toekomstig pensioen.
Op verzoek van de verzekeraar van de Nederlandse pensioenregeling kan de inspecteur desgewenst bepalen dat de waardeoverdracht kan plaatsvinden zonder heffing van loonbelasting, inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Daarbij dient het volgende in acht te worden genomen:
1. De waardeoverdracht geschiedt rechtstreeks van de buitenlandse verzekeraar naar een in Nederland toegelaten verzekeraar.
2. Er kunnen niet meer pensioenrechten worden ingekocht dan overeenkomen met het overgedragen kapitaal.
3. Ter zake van de waardeoverdracht vindt geen enkele aftrek plaats op enig in Nederland belastbaar inkomen van de pensioengerechtigde en/of diens partner.
4. De vóór de waardeoverdracht zuivere Nederlandse pensioenregeling blijft ook na de waardeoverdracht zuiver.
5. De uitkeringen worden aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking, overeenkomstig de wettelijke bepalingen van de loonbelasting.
3. Buitenlandse heffingen
Ik ben bereid goed te keuren dat uitkeringen ingevolge de Nederlandse pensioenregeling waarin het buitenlandse kapitaal is ingebracht niet nogmaals in de belastingheffing worden betrokken voor zover voor de daarmee corresponderende, in het buitenland opgebouwde, aanspraken geen belastingfaciliteit is genoten. Tot het bedrag van die in het buitenland belaste aanspraken wordt derhalve bij de uitkering van de pensioentermijnen afgezien van heffing.
Ik verbind hieraan de voorwaarde dat de werknemer aannemelijk maakt dat in verband met de verkrijging van die aanspraken in het buitenland ook daadwerkelijk belasting is geheven die naar aard en strekking overeenkomt met de loonbelasting of de inkomstenbelasting, dan wel dat in verband met die verkrijging geen verlaging van zodanige daadwerkelijk geheven belasting heeft plaatsgevonden.
Het deel van de jaarlijkse pensioentermijnen waarover kan worden afgezien van de heffing wordt voor de verschillende soorten pensioenstelsels op verschillende wijzen bepaald. Uiteraard worden de jaarlijkse termijnen volledig belast zodra de som van de jaarlijks vrijgestelde bedragen het totale bedrag van de in het buitenland belaste aanspraken heeft bereikt.
Indien de regeling is gebaseerd op een eindloonstelsel is het onbelaste deel gelijk aan de door de Nederlandse verzekeraar op basis van het overgedragen kapitaal toegekende fictieve diensttijd, gedeeld door de totale diensttijd in de regeling met inbegrip van die fictieve diensttijd. Deze breuk wordt vervolgens vermenigvuldigd met de jaarlijkse pensioentermijnen.
In geval van een middelloonstelsel is het onbelaste deel gelijk aan het door de Nederlandse verzekeraar extra toegekende jaarlijkse pensioenbedrag dat correspondeert met het overgedragen kapitaal.
Is sprake van een regeling gebaseerd op beschikbare premies dan moet het overgedragen pensioenkapitaal worden gedeeld door de het totaalbedrag van dat kapitaal en de in Nederland betaalde premies. Na vermenigvuldiging met de jaarlijkse pensioentermijnen resteert het onbelaste deel daarvan.
4. Slotopmerking
Bij waardeoverdracht in de zin van punt 2 kan in de Nederlandse regeling een bovenmatigheid optreden. Evenals bij waardeoverdracht in een binnenlandse verhouding, staat dat er niet aan in de weg om de desbetreffende regeling als een zuivere pensioenregeling in de zin van de Wet LB aan te merken.
5. Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van 17 januari 2002.
6. Vervallen besluit
Het besluit van 22 oktober 1998, nr. DB98/3474M vervalt per 17 januari 2002.