http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=425299
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 16 januari 2002 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-05/02 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf
fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling
Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
Mededeling: eEurope 2002: De realisatie van een EU-kader voor de exploitatie
van overheidsinformatie.
Mededeling van de Commissie inzake communautaire en nationale maatregelen in
verband met borstimplantaten.
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad;
Codificatie van het acquis communautaire
Mededeling van de Commissie: Wereldwijde monitoring voor milieu en
veiligheid (GMES); Grote lijnen van een GMES-actieplan van de EC
(Aanloopperiode 2001-2003)
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad over
het vaststellen van gemeenschappelijke maatregelen op het gebied van de
beveiliging van de burgerluchtvaart.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Mededeling eEurope 2002: overheidsinformatie
Titel:
Mededeling: eEurope 2002: De Realisatie van een EU-kader voor de exploitatie
van overheidsinformatie.
Datum Raadsdocument 9 november 2001
nr. Raadsdocument: 13596/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)607 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZK i.o.m. OCW, V&W, EZ en VWS
Behandelingstraject in Brussel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, Het
Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In het eEurope-actieplan 2002 "Een informatiemaatschappij voor iedereen"
dat door de staatshoofden en regeringsleiders op 19-20 juni 2000 in Santa
Maria da Feira is goedgekeurd zijn concrete doelstellingen opgenomen op
basis waarvan Europa volledig het digitale tijdperk moet worden
binnengeloodst. In dit actieplan is overheidsinformatie aangemerkt als een
van de onderwerpen die moet worden aangepakt.
De hier gepresenteerde maatregelen vormen een geheel dat rond twee
hoofdlijnen is gegroepeerd:
experimenten en dialoog: ondersteuning van modelprojecten en uitwisselen van
best practices in heel Europa;
wetgeving: in een richtlijn het commerciële en niet-commerciële hergebruik
van overheidsinformatie vaststellen.
Met dit voorstel wordt getracht betere exploitatievoorwaarden voor
overheidsinformatie te scheppen. Hierdoor zouden economische activiteit en
werkgelegenheid een krachtige impuls kunnen krijgen.
Er wordt een Groep ter bevordering van het gebruik van digitale
overheidsgegevens ingesteld die als coördinatieplatform en klankbord moet
gaan fungeren.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteitstoets: positief (indien besloten wordt tot een richtlijn).
Een mogelijke richtlijn zou een antwoord vormen op de internationalisering
van de informatiebehoeften en de pan-Europese aard van verscheidene
informatieproducten en -diensten. Het kan van belang zijn dat alle landen in
hetzelfde tempo een minimumverzameling van gemeenschappelijke voorwaarden
vaststellen. Aangezien de problematiek van de exploitatie van
overheidsinformatie al in een groot deel van de lidstaten aan de orde is,
kan het als niet-wenselijk worden ervaren dat verschillende lidstaten
individuele oplossingen vaststellen.
Proportionaliteitstoets: positief (indien besloten wordt tot richtlijn). Het
voorgestelde optreden brengt een minimum van rechtszekerheid voor de
marktdeelnemers met zich mee. De lidstaten kunnen verder vrij kiezen hoe zij
de bepalingen ervan aan de lokale omstandigheden aanpassen.
Nederlandse belangen:
Met de voorgestelde richtlijn wordt op een minimumharmonisatie gemikt. Het
Nederlandse beleid gaat verder dan de voorgestelde richtlijn.
Nederland is zich reeds bewust van de economische en sociale betekenis van
het overheidsinformatiebeleid en heeft het wetgevingskader al voor een groot
deel aangepast teneinde een ruimer gebruik van overheidsinformatie mogelijk
te maken. In de beleidslijn "Naar optimale beschikbaarheid van
overheidsinformatie" zijn de uitgangspunten voor het Nederlands beleid
geformuleerd:
overheidsinformatie moet tegen maximaal de verstrekkingskosten beschikbaar
worden gesteld;
tussen het gebruik van bestanden door andere overheidsorganen en het (al dan
niet commercieel gebruik ) door particulieren mag in beginsel geen
onderscheid worden gemaakt;
er wordt bovendien gewerkt aan een nieuw grondwetsartikel waarin een recht
op overheidsinformatie wordt neergelegd.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): Geen
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: De Mededeling is mede aan het EP
gezonden.
Fiche 2: Mededeling borstimplantaten
Titel:
Mededeling van de Commissie inzake communautaire en nationale maatregelen in
verband met borstimplantaten.
Datum Raadsdocument. 22 november 2001
Nummer Raadsdocument 14357/01
Nummer Commissiedocument: COM (2001) 666 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS
Behandelingstraject in Brussel: Nog niet bekend
Consequenties voor EG-begroting in EURO(per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
De mededeling van de Commissie stelt communautaire en nationale maatregelen
voor in verband met borstimplantaten. Er is een studie in opdracht van het
Europees Parlement uitgevoerd over "Gezondheidsrisico's, veroorzaakt door
siliconen implantaten in het algemeen, met speciale aandacht voor
borstimplantaten". Het uitgebrachte rapport bevestigde het ontbreken van
enig wetenschappelijk bewijs voor een verband tussen ziekte en
borstimplantaten uit siliconengel. In daarop volgende debatten tussen de
Commissie, het Europees Parlement en nationale overheden werd een min of
meer algemeen aanvaarde consensus bereikt om een in de gehele Gemeenschap
geldend beleid te hanteren. Hierbij zou de bestaande regelgeving worden
behouden. Daarnaast zullen specifieke maatregelen worden genomen met het oog
op het ruimer en beter informeren van patiënten, betere opvolging en
toezicht, kwaliteitsbewaking en -borging, evenals gericht onderzoek. De
Commissie verzoekt de lidstaten nationale maatregelen die ze in verband met
deze mededeling hebben genomen aan haar te melden. De Commissie zal op
regelmatige tijdstippen de impact van de in deze mededeling aanbevolen
maatregelen met de nationale overheden onderzoeken.
Rechtsbasis van het voorstel
Borstimplantaten vallen onder de richtlijn 93/42/EEG (daarna gewijzigd door
richtlijnen 98/79/EG en 2000/70/EG), die essentiële vereisten inzake
kwaliteit en veiligheid van medische hulpmiddelen stelt. Alhoewel een
mededeling geen rechtsbasis heeft, zijn de evt hieruit voortvloeiende
voorstellen van de Commissie gebaseerd op artikel 152 van het EG-verdrag,
dat gericht is op het bieden van een optimale gezondheidsbescherming.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het voorstel betreft aanvulling op bestaande hiervoor genoemde
EU-regelgeving en is gericht op vereisten voor borstimplantaten zelf en een
aanscherping van het beoordelingsregime. Op deze wijze kunnen zowel op
communautair als nationaal vlak mogelijke problemen rond borstimplantaten
het hoofd worden geboden.
Nederlandse belangen:
Gebleken is dat maatregelen die van toepassing zijn op de technische
vereisten met betrekking tot borstimplantaten en op de aanscherping van het
beoordelingsregime onvoldoende zijn om garanties voor de
gezondheidsbescherming te garanderen. In 1999 bracht de Gezondheidsraad een
advies uit over de gezondheidsrisico's van siliconen-borstimplantaten. In
het advies staat dat het niet is uit te sluiten dat het laten plaatsen van
siliconen-borstimplantaten incidenteel zal leiden tot gezondheidsproblemen.
Naar aanleiding van dit advies is door VWS een beleidsstandpunt aan het
parlement voorgelegd. Hierin werd aangegeven dat ondanks het feit dat de
wetenschappelijke literatuur geen verband laat zien tussen
siliconen-borstimplantaten en de ernstige gezondheidsklachten die sommige
draagsters ervaren, er veel waarde wordt gehecht aan een serieuze aanpak om
deze klachten zo mogelijk weg te nemen of te verlichten. Er zal een
voorlichtingsfolder worden uitgebracht, waarbij ook gewezen dient te worden
op mogelijke alternatieven voor siliconen-borstimplantaten. Daarnaast is in
het kader van post-marketing toezicht, traceerbaarheid, terugname en
waakzaamheid in de hulpmiddelenvoorziening registratie van implantaten
belangrijk. De door de Commissie voorgestelde communautaire en nationale
aanvullende maatregelen sluiten aan op de Nederlandse aanpak ter zake.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De mededeling heeft als zodanig geen consequenties. Het is nog niet te
overzien welke hieruit voortvloeiende beleidsvoornemens uiteindelijk
uitmonden in regelgeving en/of beleid en wat de consequenties daarvan zullen
zijn.
Rol EP in besluitvormingsprocedure: De mededeling is het EP ter informatie
toegegaan.
Fiche 3: Mededeling Codificatie acquis communautaire
Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad;
Codificatie van het acquis communautaire
Datum Raadsdocument: 30 november 2001
Nr. Raadsdocument: 14630/01
Nr. Commissiedocument: COM(2001) 645 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ in nauw overleg met JUST i.o.m. FIN,
VWS
Behandelingstraject in Brussel:
De Mededeling van de Commissie wordt behandeld in de Raadswerkgroep
Codificatie waar de Commissie op 17 december 2001 de Mededeling zal
toelichten.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
67 MEUR (begrotingen 2002-2006), 17.8 MEUR (begroting 2002)
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
In de conclusies van de Europese Raad van Edinburgh van 1992 is een politiek
mandaat verstrekt voor de consolidatie en codificatie van het "acquis
communautaire". Beoogd werd het wettelijk kader te vereenvoudigen en het
daarmee voor de burger en het bedrijfsleven in de (toekomstige) lidstaten
toegankelijker te maken. Het betreft verbeteringen van de vormgeving van het
acquis en niet de inhoudelijke aanpassing daarvan.
Consolidatie van het acquis communautaire houdt in dat de bepalingen van
basiswetteksten over een bepaald onderwerp en alle wijzigingen daarop worden
samengebracht, zonder enige inhoudelijke beschouwing en zonder nadere
overwegingen dienaangaande. De geconsolideerde tekst dient uitsluitend ter
informatie en heeft geen rechtsgevolg.
Codificatie is het vervolg op consolidatie; het betreft de omwerking van de
geconsolideerde tekst tot één enkele samenhangende en begrijpelijke wettekst
die formeel in de plaats komt van de basistekst en de tussentijdse
wijzigingen daarop. Laatstgenoemde wijzigingen worden dus ingetrokken en
vervangen door een nieuw - zij het inhoudelijk ongewijzigd - EG-besluit.
In december 1994 sloten de Raad, het Europees Parlement en de Commissie vervolgens een interinstitutioneel akkoord voor een versnelde werkmethode voor de officiële codificatie van wetteksten. Sindsdien zijn reeds teksten gecodificeerd. In januari 2001 heeft de Task force voor de administratieve voorbereiding van de uitbreiding aanbevolen het codificatieproject te versnellen. Deze aanbeveling is onderschreven door de Secretarissen-generaal van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement op 24 februari 2001.
In het verlengde daarvan doet de Commissie nu een voorstel het reeds ingang gezette codificatieproject van het acquis communautaire te versnellen. De Commissie geeft aan dat deze versnelling van het codificatieproject extra kosten met zich brengt. De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad met het voorstel in te stemmen en daaraan medewerking te verlenen.
Het voorstel van de Commissie bevat meer in het bijzonder de volgende
elementen:
Tijdsplanning: de Commissie stelt zich ten doel de consolidatie en
codificatie van het acquis communautaire in alle gemeenschapstalen
respectievelijk medio 2003 en eind 2005 te hebben afgerond. De Commissie
verwacht met dit project het totale acquis communautaire van 80.000
bladzijden terug te kunnen brengen met 30.000 á 35.000 bladzijden.
Vereiste middelen: de Commissie geeft een overzicht van de extra middelen die nodig zijn in de verschillende fases van het project (proeflezen en correctie, juridische voorbereiding, taalkundige revisie en publicatie). In totaal dient 67 MEUR te worden uitgetrokken op de begrotingen van 2002-2006;
Besparingen: de Commissie somt de besparingen (m.n. inzake vertalingen) op
die naar haar oordeel kunnen worden gerealiseerd indien het
codificatieproject kan worden afgerond voordat kandidaat-lidstaten
daadwerkelijk tot de Unie toetreden;
Werkwijze: de Commissie geeft een overzicht van de werkwijze; codificatie
vindt plaats in samenwerking met het Europees Parlement en de Raad op basis
van het Interinstitutioneel akkoord voor een versnelde werkmethode voor
codificatie van wetteksten.
Met de versnelling van het codificatieproject beoogt de Commissie:
het wettelijk kader te vereenvoudigen en toegankelijker te maken;
de administratieve voorbereiding van de uitbreiding te vergemakkelijken dankzij een vermindering van het aantal te vertalen, reviseren en te publiceren bladzijden van het acquis in de talen van de kandidaat lidstaten. Dit geldt met name voor de kandidaat-lidstaten die zullen toetreden na voltooiing van het codificatieproject (eind 2005).
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.; het betreft een mededeling
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief. Het voorstel van de Commissie beoogt de kwaliteit van Europese
regelgeving te bevorderen.
Nederlandse belangen:
Nederland staat, zo blijkt reeds uit de conclusies van de Europese Raad van
Edinburgh, positief ten opzichte van het verbeteren van de kwaliteit van de
Europese wetgeving. Dat wordt nader bevestigd in de conclusies van de
Europese Raad van Lissabon waarin wordt aangegeven dat het wetgevingskader
van de Europese Unie duidelijk, doeltreffend en werkbaar moet zijn in een
aan snelle veranderingen onderhevige globale context. Eveneens kan in dat
verband worden gewezen op het door de Commissie in juli 2001 gepresenteerde
Witboek Europees Bestuur. Daarin wordt onder meer een gecoördineerde
strategie uitgestippeld om te komen tot een vereenvoudiging van het Europees
wettelijke kader. Ook op nationaal niveau is een proces in gang gezet dat
moet leiden tot verbeterde wetgeving (daaronder valt ook het zogenaamde
MDW-project: Marktwerking, Deregulering en Wetgeving). In dat licht kan ook
een versnelling van het project, dat tot betere wetgeving moet leiden, in
beginsel worden ondersteund. De kosten-baten verhouding van het voorstel
verdient evenwel verduidelijking. Bij een aantal belangrijke onderdelen
dient daarom nader te worden stilgestaan
Algemeen
De Commissie stelt dat de versnelling van het codificatieproject gewenst is
omdat daarmee de administratieve voorbereiding van de uitbreiding wordt
bevorderd en kosten kunnen worden bespaard. Immers, indien
kandidaat-lidstaten toetreden tot de Europese Unie na afronding van het
codificatieproject is het acquis communautaire reeds sterk in omvang
gereduceerd. Aangezien de Commissie vervolgens aangeeft dat afronding van
het codificatieproject eind 2005 plaatsvindt en reeds in 2004 waarschijnlijk
de meeste van de kandidaat-lidstaten tot de Unie zullen toetreden, is het
door de Commissie gesignaleerde voordeel niet evident. Aangezien in de
Mededeling niet wordt vermeld wanneer het codificatieproject zou zijn
afgerond indien de versnelling niet wordt ingezet blijft bovendien
onduidelijk wat de tijdswinst van het voorstel van de Commissie is. Als,
gelet op het voorgaande, moet worden vastgesteld dat de versnelling van het
codificatieproject slechts geringe voordelen voor het uitbreidingsproces
oplevert, ligt een extra bedrag van 67 MEUR niet voor de hand. Verder rijst
de vraag waarom de Commissie niet eerder een aanvang heeft gemaakt met dit
project, gegeven het feit dat uit het voorstel van de Commissie valt af te
leiden dat de grootste voordelen hadden kunnen worden gerealiseerd indien
het codificatieproject was afgerond voordat de meeste kandidaat-lidstaten
tot de Unie zouden zijn toegetreden.
Tot slot is het van belang om de verhouding van dit voorstel met de recente
Mededeling van de commissie inzake de vereenvoudiging en verbetering van
de regelgeving te bezien. Daarin wordt bijvoorbeeld uitgegaan van een
reductie van het volume van regelgeving van minstens 25%, hetgeen
behoudender is dan de 37,5% reductie voorzien in het onderhavige voorstel.
Betekenis voor de Nederlandse wetgeving
Het codificatieproject heeft mogelijk als gevolg dat wetgeving in Nederland
moet worden aangepast, ook als inhoudelijke wijzigingen niet aan de orde
zijn. Wanneer codificatie leidt tot een nieuw EG-besluit met een nieuw
nummer, een andere vindplaats en hernummering van de artikelen zal de
implementatiewetgeving waarin verwezen wordt naar (artikelen van) de
ingetrokken EG-richtlijnen moeten worden aangepast. Nederland is daarom een
voorstander van voorzieningen op Europees niveau waarmee de doorwerking van
codificatie kan worden vergemakkelijkt, zoals de opname van een
implementatietermijn, opname van 'nieuw voor oud' clausules voor lidstaten
die in hun nationale wetgeving verwijzen naar de ingetrokken/vervangen
EG-richtlijnen en het gebruik maken van citeertitels.
Voor zover het codificatieproject wel leidt tot inhoudelijke aanpassingen (bijvoorbeeld definitie-aanpassingen), heeft dit nog grotere gevolgen voor de Nederlandse wetgeving. Daarom is het van belang nader te bezien of codificatie als bedoeld in de Mededeling alleen betrekking heeft op de herschikking van wetteksten of ook op meer inhoudelijke wijzigingen (bijvoorbeeld wijziging of schrapping van definities en bepalingen). De PV-EU zal hierover bij de Commissie nadere informatie inwinnen.
Financiën
De genoemde 67 MEUR is een aanzienlijk bedrag. Het is niet duidelijk of dit
bedrag bovenop de kosten van het gehele codificatieproject komt. De
additionele kosten dienen binnen de bestaande middelen te worden opgevangen.
Voor 2002 lijkt dit een probleem te worden aangezien de begroting voor deze
doeleinden voorziet in een bedrag van 15 MEUR, terwijl de Commissie een
bedrag van 17.8 MEUR wil reserveren.
Consequenties voor nationale regelgeving/ beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG:
Voor zover er nieuwe elementen zijn zullen deze omgezet moeten worden.
Rol EP in besluitvormingsprocedure:
N.v.t., het betreft een mededeling die het EP tevens is toegegaan.
Fiche 4: Mededeling GMES (Global Monitoring for Environment en Security)
Titel:
Mededeling van de Commissie: Wereldwijde monitoring voor milieu en
veiligheid (GMES)
Grote lijnen van een GMES-actieplan van de EC (Aanloopperiode 2001-2003)
Datum raadsdocument: 30 oktober 2001
Nr. Raadsdocument: Nog niet bekend
Nr. Commissiedocument: COM(2001) 609 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. BZ, EZ, VROM, LNV, FIN
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep Onderzoek; Coreper I; Onderzoeksraad 30 oktober 2001
De Raad heeft met de aanname van een resolutie terzake van GMES (Global Monitoring for Environment en Security) als A-punt het groene licht gegeven voor de start van de aanloopperiode. Welk type voorstellen zal volgen en wanneer deze zijn te verwachten is nog onduidelijk.
Consequenties voor EU-begroting in EURO (per jaar):
Nederland begrijpt uit het Actieplan en het Commissie/ESA werkdocument "Een
Europese benadering van wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid
(GMES: beantwoorden aan de behoeften van de gebruiker") waarnaar in het
Actieplan wordt verwezen, dat gedurende de aanloopperiode (2001-2003) het
deel van de activiteiten dat voor rekening komt van de EU, afhankelijk van
de aard van de te financieren activiteiten, wordt gefinancierd uit het
bestaande Vijfde Kaderprogramma voor onderzoek en technologische
ontwikkeling, het nog vast te stellen Zesde Kaderprogramma en/of eventueel
andere bestaande programma's. Het jaarlijks benodigde bedrag dat binnen deze
bestaande budgetten voor GMES zal worden gereserveerd is thans nog onbekend.
Het aanspreken van extra middelen bovenop bestaande programma's tijdens de
aanloopperiode is voor Nederland onacceptabel.
Het verslag over de aanloopperiode dat voor 2004 zal moeten worden
goedgekeurd om over te kunnen gaan tot de ontwikkelingsfase van GMES
(2004-2008), zal o.m. bevatten een analyse van de financiële vereisten
(waarbij tevens wordt ingegaan op mogelijke private financiering), alsook
een gefundeerde kosten-batenanalyse.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Dit actieplan voor het GMES-initiatief is door de Europese Commissie en ESA
(European Space Agency) samen opgesteld en is enerzijds de gezamenlijke
strategie voor de ruimtevaart van de Europese Unie en ESA maar
anderzijds ook een vernieuwing van het EU-beleid t.a.v. monitoring,
observatie e.d. op terreinen van milieu en veiligheid. Het GMES-initiatief
beoogt de maatschappelijke behoeften met betrekking tot milieu en veiligheid
te koppelen aan de mogelijkheden van geavanceerde technische en operationele
capaciteiten die worden geboden door terrestrische en zich in de ruimte
bevindende observatiesystemen. Het GMES-initiatief kan een efficiënt en
effectief instrument zijn voor de verstrekking van gegevens, informatie en
kennis van een kwalitatief hoog niveau aan de Europese samenleving op het
gebied van milieu en civiele veiligheid, aanvankelijk met de nadruk op
wereldwijde verandering, belasting van het milieu en natuurrampen en door
mensen veroorzaakte rampen. De politieke relevantie wordt ontleend aan het
feit dat GMES zal bijdragen onder meer aan duurzame ontwikkeling (een
belangrijke doelstelling van de Europese Unie sinds het Verdrag van
Amsterdam van 1997) en aan het oplossen van mondiale problemen zoals het
monitoren van wereldwijde klimaatverandering. Politieke relevantie voor
bijvoorbeeld het vaststellen van de milieuprioriteiten wordt ontleend aan de
mededeling van de Commissie betreffende een "Duurzame ontwikkeling in Europa
voor een betere wereld: een strategie van de Europese Unie voor duurzame
ontwikkeling" , alsmede aan het hiermee samenhangende Zesde
Kaderprogramma onderzoek en technologische ontwikkeling (2002-2006) ..
Het GMES-actieplan stelt een aanloopperiode (2001-2003) voor om te kunnen
vaststellen welke informatie gewenst is, welke informatie reeds beschikbaar
is en welke systeemarchitectuur nodig is. Besluitvorming over de start van
de ontwikkelingsfase zal worden gebaseerd op een analyse van de opgedane
kennis en ervaring, een tot de autoriteiten en actoren te richten voorstel
voor een organisatiestructuur, een analyse van de financiële vereisten met
(voor de langere termijn) zicht op een GMES dat tot volledige wasdom is
gekomen, en een gefundeerde kosten-batenanalyse.
Een GMES-stuurgroep op hoog niveau, met deelnemers uit de Europese
Commissie, ESA, EUMETSAT, nationale ruimteagentschappen, de EER en
vertegenwoordigers van de nationale regeringen zal de activiteiten in de
aanloopperiode begeleiden. Het doel is om in 2008 een operationeel
informatiesysteem beschikbaar te hebben, te exploiteren door de Europese
industrie.
Rechtsbasis van het voorstel:
Het gaat vooralsnog alleen om een opzet voor een actieplan, nog onduidelijk
is welk type voorstellen zal volgen.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De systemen die bij de monotoring gebruikt kunnen gaan worden vallen zowel
onder de competentie van ESA en deels onder die van de EU (die elkaar
gedeeltelijk, maar niet volledig overlappen), waardoor betrokkenheid van
beide gewenst is. Informatie, gegevens en kennis dient op de ruimere
Europese schaal te worden afgestemd om op nationaal niveau te kunnen
gebruiken. De subsidiariteitstoets valt daarmee positief uit.
Nederlandse belangen:
De Nederlandse overheid is gebaat bij een onafhankelijk en efficiënt
informatiesysteem voor het vroegtijdig signaleren van milieubedreigende
omstandigheden, al dan niet beïnvloed door menselijk handelen. Dit heeft een
directe invloed op de veiligheid van de Nederlandse burgers en hun
bezittingen. Het gebruiksnut van e.e.a. staat derhalve voorop.
Nederland is tevens gebaat bij een goede aansluiting tussen terrestische en
zich in de ruimte bevindende observatiesystemen. Het doel (o.a. monitoring
en observatie op terreinen van milieu en veiligheid) staat daarbij voorop.
Niet op voorhand heeft 'de ruimte' daarbij de voorkeur boven
grondobservatiesystemen. Dit is mede afhankelijk van economische argumenten,
maar óók en niet in de laatste plaats, van gebruiksnut en van betrokkenheid
van de (eind)gebruikers en de huidige kennisbasis in Nederland. Een open en
multidisciplinair afwegingstraject (incl. kosten/baten-afweging mede op
basis van ecologische factoren) dient daardoor gewaarborgd te zijn voordat
grote investeringsbeslissingen worden genomen.
Objectieve en controleerbare procedures t.a.v. het indienen, beoordelen en
gunnen van projecten dienen gewaarborgd te worden.
De activiteiten die in de aanloopperiode worden uitgevoerd betreffen de
ontwikkeling van diensten en assessmentstudies. Nederlandse MKB's (value
adding bedrijven) kunnen op basis van in het verleden verworven expertise
een relevante bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de benodigde diensten
en producten. Ook is ervaring opgedaan met het ontwikkelen en uitvoeren van
analyses en haalbaarheidsstudies.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q.decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
In dit stadium geen. De Mededeling is het EP ter informatie toegegaan.
Fiche 5: Verordening beveiliging burgerluchtvaart
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en van de Raad over
het vaststellen van gemeenschappelijke maatregelen op het gebied van de
beveiliging van de burgerluchtvaart.
Datum Raadsdocument: 12 oktober 2001
Nummer Raadsdocument: 12662/01
Nummer Commissiedocument: COM (2001) 575 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. JUST
Behandelingstraject in Brussel:
Raadswerkgroep vervoersvraagstukken, Transportraad op 7 december 2001.
Consequenties voor EG-begroting in EURO(per jaar): 1,215 MEUR per jaar
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Het voorstel heeft als algemeen doel zorg te dragen voor een hoog niveau van
beveiliging door het plegen van handelingen om wederrechtelijke inmenging en
inbreuken op de rechtsorde tegen de burgluchtvaart te voorkomen (artikel
1-1). Aanvullende doelstellingen zijn (art1-2):
het vergemakkelijken van het vrije verkeer van personen door uniforme
handhaving van gemeenschappelijke normen
het verschaffen van een basis voor de uniforme implementatie van de
relevante bepalingen van het Verdrag van Chicago door bij de verordening op
afdoende wijze rekening te houden met de maatregelen voor toepassing van
Annex 17.
De middelen voor het bereiken van deze doelstellingen zijn:
het vaststellen van gemeenschappelijke normen voor beveiligingsmaatregelen
op luchthavens en van technische specifieke eisen aan de apparatuur voor de
security-controles.
De verordening definieert security als maatregelen om de wederrechtelijke
inmenging tegen te gaan (artikel 2 van de ontwerp-verordening). De zorg voor
de security is een onderdeel van de zorg voor de luchtvaartveiligheid in
bredere zin, ook wel als safety aangeduid; het eerste is in Nederland
primair een zaak van justitiebeleid, het tweede een aangelegenheid van het
verkeer- en vervoersbeleid.
Artikel 3 geeft aan dat deze verordening van toepassing is op alle
luchthavens en op luchtvaartnavigatiehulpmiddelen in de lidstaten.
Voor de uitvoering van de maatregelen neemt iedere lidstaat een nationaal beveiligingsplan aan en wijst de instantie aan voor de coördinatie en monitoring van de implementatie van het beveiligingsplan (art 5).
De lidstaten kunnen verdergaande maatregelen toepassen (bijvoorbeeld extra
controles); de lidstaat zal de Commissie daarvan in kennis stellen die zal
nagaan of de maatregelen niet onevenredig zwaar zijn dan wel discriminatoire
werking hebben (artikel 6).
Er komt een systeem van kwaliteitscontrole waarvoor op gemeenschapsniveau
specificaties worden vastgesteld (artikel 7-1). Aanvullend daarop zal de
Commissie met de betrokken nationale en internationale autoriteiten
inspecties uitvoeren naar de naleving van de afgesproken maatregelen (art
7-2).
De ontwerp-verordening gaat er van uit dat de aanpassing van de
verschillende nomen door de Commissie ter hand is te nemen, met behulp van
een regelgevend comité overeenkomstig het comitologie-besluit (artikelen 4
en 8).
De normen zijn in de annex weergegeven. Deze sluiten aan op de normen die in
de ECAC zijn voorbereid. De Nederlandse securityzorg krachtens art 37 van de
Luchtvaartwet voldoet aan die normen.
Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 80 lid 2 van het EGV.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De toetsing voor de strekking van de verordening is positief. De toets valt
twijfelachtig uit voor wat betreft de voorgestelde inspecties en het
kwaliteitssysteem. Daarvoor voorzien de bijzondere luchtvaartorganisaties,
t.w. de ICAO en de ECAC, reeds in adequate systemen. Een derde (EU-) systeem
voegt daar weinig aan toe
Nederlandse belangen:
Nederland steunt het aannemen van een verordening voor het implementeren van
gemeenschappelijke security-normen die in het pan-Europese verband van de
ECAC zijn opgesteld. Het Nederlandse security systeem is gebaseerd op het
uniform toepassen van dezelfde normen. De EU heeft hierbij zonder meer een
rol, waarbij wel dient te worden voorkomen dat conflicterende systemen
ontstaan door competentieverschillen
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
De verordening vergt in beginsel geen wijziging van de Luchtvaartwet en van
het thans in behandeling zijnde wetsvoorstel voor de wet Luchtvaart. Een
wijziging is wel aan de orde indien bijvoorbeeld het toepassingsgebied zou
worden uitgebreid tot allerlei luchthavens voor zuiver lokaal vervoer.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Co-decisie indien de verordening zal zijn gebaseerd op artikel 80.2 van het
EG-Verdrag.
Kenmerk DIE-05/02
Blad /1
Fiche 4 en 5 worden door een administratieve omissie eerst nu
aangeboden
COM(2000)330, zie het betreffende fiche in Kamerstuk 22112, 168 dd.
04-10-00
Zie het betreffende fiche in Kamerstukken 22112,210
COM (2001) 726 , raadsdoc 15225/01 van 12 12 01, fiche in voorbereiding
COM (2000)597 def.
COM (2001)264 def.
COM (2001)194, kamerstuk 22112, 195 dd. 09 05 01
===