Brief van minister Korthals aan Tweede Kamer (14 januari 2002) over
drugstransporten via luchthaven Schiphol
Antwoorden op vragen van kamerleden Rietkerk (CDA)en Dittrich (D66)
Inleiding
Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid van
uw Kamer de heer Rietkerk (ingezonden 9 januari 2002) over het gedogen
van drugstransporten. Tevens treft u hierbij, mede namens de
staatssecretaris van Defensie, aan de antwoorden op de vragen van het
lid van uw Kamer de heer Dittrich over de inzet van het leger als
noodmaatregel voor het personeelstekort in de gevangenissen
(ingezonden 11 januari 2002).
Naar aanleiding van het verzoek in de brief van 9 januari 2002,
kenmerk Min-02-01, van de vaste commissie voor Justitie met het
verzoek om een schriftelijke reactie naar aanleiding van de
berichtgeving omtrent de problematiek op Schiphol, bericht ik u als
volgt.
De luchthaven Schiphol wordt al jaren geconfronteerd met de illegale
invoer van drugs vanuit het buitenland. De invoer geschiedt, hetzij
via binnenkomend goederenvervoer, hetzij via passagiers. In het
recente verleden is een aantal maatregelen getroffen om deze illegale
invoer te bestrijden. Belangrijk in dat verband zijn de oprichting van
een speciaal Schiphol-opsporingsteam en de versterking van de
Koninklijke marechaussee, het openbaar ministerie en de rechterlijke
macht. Ook de controle van het goederenvervoer met een containerscan
is een maatregel van belang.
Ontwikkelingen
De opsporingsinspanningen met betrekking tot drugskoeriers op Schiphol
werpen in toenemende mate vruchten af. Steeds meer drugskoeriers
worden aangehouden, en ook de hoeveelheid in beslag genomen drugs
stijgt. Recent is in september 2001 een speciale actie gehouden
gericht op de toen dominante groep van Nigeriaanse bolletjesslikkers.
Hierbij zijn binnen anderhalve week 81 verdachten aangehouden, waarvan uiteindelijk bleek dat er 63 bolletjesslikkers tussen zaten. Deze grootschalige aanpak was alleen maar mogelijk door de tijdelijke uitbreiding van het Penitentiair Ziekenhuis met 48 slikkerscellen en grote personele inspanningen door alle betrokken ketenpartners.
Ondanks het succes van deze actie leiden deze en andere opsporingsinspanningen er nog niet toe dat álle illegale drugsimport wordt onderschept. In het door mij en mijn ambtgenoot van Financiën aan uw Kamer aangeboden rapport "Risico's van Nederland als distributieland voor de invoer van criminele goederen" gaven wij al aan dat de economische positie van Nederland met zich brengt dat er rekening mee moet worden gehouden dat er altijd criminele goederen zullen worden ingevoerd. Een deel daarvan onttrekt zich aan de waarneming van welke overheidsinstantie dan ook. Het is de taak van de overheid om dat deel zo gering mogelijk te doen zijn. In dat kader is er dan ook, veelal in nauwe samenwerking met het ministerie van Financiën, fors geïnvesteerd in een intensivering van de bestrijding van grootschalige drugssmokkel naar Nederland. Deze investeringen zijn zowel in mensen (extra douaniers) als in werkwijzen en middelen (aanschaf apparatuur) gedaan. Een gevolg daarvan is dat het zogenaamde waterbedeffect optreedt. Zo heeft de aanschaf van een goederenscan in de Rotterdamse haven in combinatie met een adequate risicoanalyse van binnenkomende schepen er naar alle waarschijnlijkheid toe geleid dat criminele organisaties hun werkwijzen hebben verlegd en vaker dan voorheen hebben gekozen voor kleinschalige wijze van smokkel in plaats van grootschalige smokkelpogingen via containers.
Bij de invoering van de goederenscan op Schiphol is vermoedelijk hetzelfde effect ontstaan. Met behulp van de goederenscan op Schiphol is het betrekkelijk eenvoudig in vracht verborgen drugs te lokaliseren en te onderscheppen. De hoeveelheid drugs die in de goederenstroom werd aangetroffen is na het plaatsen van de goederenscan merkbaar afgenomen, terwijl het aantal drugskoeriers aanmerkelijk is gestegen.
Vanuit het algemene rechtshandhavingbelang bezien is de
geïntensiveerde aanpak van de grootschalige smokkel uiteraard
noodzakelijk. Deze aanpak leidt er echter wel toe dat het aantal
aangehouden smokkelaars toeneemt en daardoor ook de taak voor de
opsporings- en vervolgingsinstanties. Zonder een adequaat flankerend
beleid leidt dit dan ook tot verschuiving van het probleem. In zekere
zin is dat hetgeen er nu op Schiphol gaande is, omdat het flankerend
beleid er wel op onderdelen is maar nog niet over de volle breedte is
ingevoerd. Om die reden heb ik tijdens mijn recent bezoek aan de
Nederlandse Antillen aangedrongen op de aanpak van deze problematiek
en de daartoe behorende maatregelen met nadruk aan de orde gesteld bij
de Antilliaanse en Arubaanse autoriteiten.
Situatie in december 2001
Vanwege de niet onbegrensde mogelijkheden om de toegenomen aantallen
drugskoeriers aan te houden, te berechten en vervolgens in te sluiten
in daarvoor toegeruste voorzieningen, heeft de hoofdofficier van
justitie van het arrondissementsparket Haarlem, om de problemen op
korte termijn beheersbaar te houden, aan het Schipholteam verzocht in
het kader van de gerichte opsporing niet meer verdachten aan te houden
dan waar capaciteit voor beschikbaar is. Van dit verzoek ben ik door
tussenkomst van het College van procureurs-generaal op 7 december
2001, tijdens de JBZ-Raad te Brussel, op de hoogte gesteld. Tevens
heeft de staatssecretaris van Financiën bij brief van 6 december
2001 mijn aandacht gevraagd voor de ontwikkelingen rond de controle
van reizigers op Schiphol.
Bij het interpellatiedebat van 12 december 2001 heb ik, mede op basis
van mijn brief van 10 december 2001 (24 587, nr. 73) met uw Kamer
gesproken over de landelijke capaciteitsproblematiek van de justitiële
inrichtingen en de moeilijkheden die zich in de praktijk kunnen
voordoen. Ik heb mij tijdens dat debat op het standpunt gesteld dat
het heenzenden van inverzekeringgestelden wegens capaciteitsgebrek,
absoluut ongewenst is. Ik vind het uitermate ongelukkig dat er
heenzendingen aan de voordeur oftewel ontslagen uit de
inverzekeringstelling moeten plaats vinden vanwege een
capaciteitstekort. Ik heb de Kamer echter ook gemeld dat ik niet kan
uitsluiten dat in uitzonderlijke gevallen toch wel eens dergelijke
heenzendingen zullen plaatsvinden en dat we er alles aan moeten doen
om dat te voorkomen.
Ik heb toen aangegeven welke maatregelen ik sinds mijn brief van 7 mei
2001 over de prognoses van de benodigde sanctiecapaciteit (24 587, nr.
63) heb getroffen om de hoogoplopende capaciteitsdruk te verminderen.
Ik noem er enkele:
* de mogelijkheid bezien om meer voorlopige hechtenis ten uitvoer te
kunnen leggen in politiecellen; een wetsvoorstel daartoe ligt
thans voor advies bij de Raad van State;
* sinds 1 oktober 2001 zijn enkele tientallen plaatsen in
Elektronische Detentiehuizen operationeel;
* binnen de inrichtingen voor Strafrechtelijke Opvang Verslaafden
zijn tijdelijk plaatsen herbestemd voor preventief gehechten;
* in de penitentiaire inrichting te Zwolle heeft een
bestemmingswijziging geleid tot meer celcapaciteit voor vrouwen;
* het incidenteel vervroegd ontslag.
* Voorts heb ik het openbaar ministerie gevraagd om voorstellen te
ontwikkelen voor een betere regulerende werking aan het begin van
de executie. In dit verband heb ik opdracht gegeven om - ter
vergroting van de capaciteit in de Huizen van Bewaring - het
reguliere arrestatiebeleid ter fine van executie en ter
uitvoerlegging van vervangende hechtenis bij het uitblijven van
boetebetalingen te vertragen.
Voor de langere termijn heb ik aangekondigd het systeem voor prognoses
te herijken. De resultaten daarvan verneemt u in het voorjaar.
In het interpellatiedebat heb ik aangegeven dat er door allerlei oorzaken meer druk op de capaciteit komt dan van tevoren werd verwacht en in de prognose is vastgesteld. Voorts heb ik u aangegeven dat het belangrijk is te kunnen vaststellen dat de toename van de criminaliteit voor een belangrijk deel zit in de sfeer van drugskoeriers, bolletjesslikkers en dergelijke.
Juist vanwege de door het College en de staatssecretaris van Financiën
aan mij voorgelegde problematiek op Schiphol noemde ik de
drugskoeriers en de bolletjesslikkers. Ik ben tijdens het
interpellatiedebat ingegaan op de situatie op Schiphol door u er op
attent te maken dat de problemen zich met nadruk manifesteren in het
arrondissement Haarlem. Ik heb u aangegeven dat de kwestie van de
bolletjesslikkers een groot probleem is dat ik afzonderlijk probeer op
te lossen. Ik ben tijdens het interpellatiedebat niet uitvoerig op de
situatie op Schiphol ingegaan omdat ik mij eerst zelf diende te
beraden op de berichten die tot mij waren gekomen, met het oog op het
formuleren van nadere maatregelen. Ik had mijn ambtenaren opdracht
gegeven op basis van een grondige analyse van de problematiek met
voorstellen voor oplossingen te komen.
Voor wat betreft de met u tijdens het interpellatiedebat van 12
december 2001 gemaakte afspraken over de landelijke
capaciteitsproblematiek merk ik op dat deze afspraken nog onverkort
gelden. In het kader van de prognose van de celcapaciteit zal ik in
het tweede kwartaal van 2002 met de Tweede Kamer van gedachten
wisselen over de vraag hoever wij gaan met het bouwen van
gevangenissen. Daarnaast zal het wetsvoorstel inbewaringstelling op
politiebureaus in het eerste kwartaal van 2002 naar de Tweede Kamer
worden gestuurd. Ook zal in het tweede kwartaal van 2002 een onderzoek
worden gedaan naar de achtergronden van de capaciteitsdruk in relatie
tot rechterlijke uitspraken.
Over de ontstane situatie op Schiphol heb ik diverse malen onder
andere ook in de vergadering met het College op 19 december 2001 van
gedachten gewisseld. In dat overleg heb ik mijn standpunt ten aanzien
van het heenzenden van inverzekeringgestelde herhaald en heb ik
aangegeven dat het absoluut ongewenst is dat er heenzendingen aan de
voordeur oftewel ontslagen uit de inverzekeringstelling plaatsvinden
vanwege een capaciteitstekort. Ik heb het College dan ook verzocht de
door het arrondissementsparket Haarlem voorgestelde maatregelen te
bezien, met een duidelijke analyse te komen en een aantal mogelijke
scenario's voor een geïntensiveerde aanpak van het ontstane probleem
aan mij voor te leggen.
Overigens vindt er op hoog ambtelijk niveau binnen Justitie regelmatig
overleg plaats over oplossingen voor de capaciteitsproblematiek voor
de korte en langere termijn en mogelijkheden ter verbetering van de
ketenaansturing.
Plan van aanpak
Het College heeft mij inmiddels geadviseerd. Mede op basis hiervan
wordt een plan van aanpak opgesteld waarin nader wordt ingegaan op de
ontwikkelingen rond de drugskoeriers, de ten behoeve van de ontstane
ketenproblematiek te treffen maatregelen op de korte en de middellange
termijn en de inspanningen die reeds worden en zullen worden verricht
om de drugssmokkel via de luchthavens van de drie landen van het
Koninkrijk te voorkomen en te bestrijden. Het kabinet streeft er naar
u het plan van aanpak voor het eind van deze week te doen toekomen.
Voor de situatie op dit moment op Schiphol is het uitgangspunt dat er
wordt gestreefd naar een structureel hoog opsporings- en
handhavingsniveau, in welk verband een voortdurende en maximale
inspanning wordt geleverd om drugskoeriers op te sporen en te
berechten. Maar zoals ik de Kamer bij het interpellatiedebat van 12
december 2001 heb gemeld kan ik niet uitsluiten dat in uitzonderlijke
gevallen toch wel eens heenzendingen van verdachten met een
dagvaarding zullen plaatsvinden. Ik merk daarbij op dat dit zoveel
mogelijk beperkt zal worden tot Nederlandse verdachten, met een vaste
woon- of verblijfplaats hier te lande en een betrekkelijk geringe
invoer van drugs.
Inspanningen in koninkrijksverband
Een belangrijk deel van de problematiek speelt zich af op de
Nederlandse Antillen en Aruba. Reeds geruime tijd worden dan ook
inspanningen verricht om de drugssmokkel via de luchthavens van de
drie landen in het Koninkrijk te voorkomen en bestrijden. Zo is er
door de ambtelijke werkgroep ter voorkoming en bestrijding van
drugssmokkel luchthavens, vorig jaar een criminaliteitsbeleidanalyse
gemaakt van de drugssmokkel via de luchthavens Reina Beatric, Hato en
Schiphol over het jaar 2000. Hieruit blijkt dat de koeriers overwegend
de Nederlandse nationaliteit hebben en het overgrote deel daarvan
geboren is op Curaçao maar van wie velen in Nederland wonen. Op
dit moment wordt door de drie luchthavens informatie over de
drugskoeriers verzameld ten behoeve van stelselmatige operationele
analyse. Deze inspanningen zijn slechts een beperkt deel van de
inspanningen die worden geleverd om de drugsproblematiek aan te
pakken. In het tripartite overleg van 3 januari 2002 hebben de
ministers van Justitie van de drie landen in het Koninkrijk ook
diverse voorstellen geaccordeerd. In het aangekondigde plan van aanpak
zal nader worden ingaan op bovengenoemde inspanningen. Voor zover
mogelijk zal in het plan van aanpak ook worden ingegaan op de
resultaten van het overleg dat een aantal van mijn medewerkers op de
Nederlandse Antillen voert met de Nederlandse Antillen en Aruba ter
aanscherping van het beleid.
Tenslotte merk ik op dat er in de dagbladen onder meer wordt gesproken
over het heenzenden van een verdachte na afgifte van veertien kilo
cocaïne. Naar aanleiding van deze berichtgeving heb ik de voorzitter
van het College gevraagd een onderzoek in te stellen naar de vraag of
in de afgelopen tijd op Schiphol personen zijn aangetroffen waarvan na
onderzoek is vastgesteld dat deze harddrugs vervoerden en die personen
desondanks niet zijn of konden worden overgedragen om in voorarrest te
worden genomen. Ik verwacht de resultaten nog deze week te ontvangen
en zal u daarna op de kortst mogelijke termijn informeren.
De minister van Justitie
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 15-01-2002