NIDI

Persbericht

===
===

Gezinleven wordt moderner

Het traditionele gezinsleven boet steeds meer aan betekenis in. Was in 1990 nog 51 procent aanhanger van het traditionele huwelijks- en gezinsideaal, in 2000 is dat gedaald tot 27 procent. De traditionele visie wordt gekenmerkt door een voorkeur voor meteen trouwen zonder eerst te hebben samengewoond, een zeer negatieve opinie over echtscheiding, een gerichtheid van de vrouw op haar rol binnen het gezin, instemming met de stelling dat een kind beide ouders nodig heeft om goed op te groeien, instemming met de stelling dat meer aandacht voor het gezin gewenst is en ontkenning van de stelling dat het huwelijk een verouderde instelling is.

Tegenwoordig is het moderne gezinsideaal met 60 procent de dominante visie in de samenleving. In 1990 was dit nog 35 procent. Mensen met een modern gezinsideaal hebben een voorkeur voor ongehuwd samenwonen gevolgd door trouwen, wensen tijdelijk met een baan te stoppen indien er kleine kinderen zijn of ouderschap en werk te combineren, en zijn van mening dat echtscheiding in principe een slechte zaak is, maar dat kinderen ook zonder dat zij met beide ouders verkeren, goed kunnen opgroeien.

Vrouwen willen niet méér werken

De huidige dominantie van het moderne gezinsideaal heeft alles te maken met de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. Toch lijkt de door staatssecretaris Verstand gepropageerde verdere groei van de arbeidsdeelname van vrouwen met jonge kinderen niet gemakkelijk te realiseren. Uit het NIDI-onderzoek Meningen en Opvattingen van de bevolking over Aspecten van het Bevolkingsvraagstuk blijkt dat de meeste moeders die fulltime voor de kinderen zorgen, niet actief willen worden op de arbeidsmarkt (83 procent). Van de in deeltijd werkende moeders wil 59 procent niets veranderen en ruim eenderde wil liever stoppen met werken. Driekwart van deze vrouwen heeft bovendien een deeltijdbaan van minder dan 20 uur. Vrouwen die niet werken en (nog) geen kinderen hebben -voor het merendeel studenten of scholieren- willen bijna allemaal in de toekomst wel kinderen en zich dan volledig aan het moederschap wijden (43 procent) of het moederschap combineren met een deeltijdbaan (47 procent).

Ouderen mogen wel werken, maar willen veelal niet

Er bestaat een groeiend maatschappelijk draagvlak voor een verdere openstelling van de arbeidsmarkt voor degenen die AOW-gerechtigd zijn. Vond in 1986 de helft van de bevolking arbeid door 65-plussers broodroof aan de jongeren, in 2000 is nog slechts één op elke drie Nederlanders die mening toegedaan. De meerderheid (52 procent) van de bevolking vindt thans dat 65-plussers en jongeren dezelfde rechten op betaalde arbeid hebben. In 1986 was dat 37 procent. Doorwerken tot 65 jaar heeft echter niet de voorkeur als het om de eigen pensioendatum gaat. De meesten (39 procent) willen stoppen als ze 60 jaar zijn. Leeftijd heeft op de wensen geen invloed. Het is beslist niet zo dat jongeren heel andere intenties hebben ten aanzien van de beëindiging van hun arbeidzame leven dan ouderen.

De bereidheid van mensen door te werken ná leeftijd 65 is laag, zelfs als daar een forse financiële bonus tegenover staat. Slechts 5 procent wil tot 67 jaar doorwerken als zij bij het bereiken van die leeftijd belastingvrij een extra halfjaarsalaris zouden krijgen uitgekeerd. De helft van de ondervraagden heeft zelfs nu reeds voorzieningen (zoals sparen, lijfrente, et cetera.) getroffen om eerder met werken te kunnen stoppen, terwijl 16 procent aangeeft nog geen voorzieningen te hebben getroffen maar dat in de toekomst wel van plan te zijn.
---

Home | What's new? | About NIDI | Staff | Research | Publications | Activities | Links

---

Organization Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute

P.O. Box 11650
2502 AR The Hague
The Netherlands

E-mail: info@nidi.nl NIDI


---

Comments to: webmaster@nidi.nl

Copyright © 2002, NIDI, Netherlands Interdisciplinary Demographic Institute.
Last revision: 9 January 2002.