VIBA N.V.
VIBA betreurt uitspraak ondernemingskamer
- Persbericht -
VIBA betreurt uitspraak ondernemingskamer
Zoetermeer, 10 januari 2002 - VIBA betreurt de uitspraak van de
Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam, dat het tekort is
geschoten in het verschaffen van informatie aan aandeelhouders. De
uitspraak komt na een overwegend positief rapport van de door de OK
benoemde onderzoeker. De OK komt tot zijn oordeel op twee punten. Op
de vier andere door Reesink en de VEB aangevoerde punten is VIBA in
het gelijk gesteld.
VIBA benadrukt hetgeen de door de OK benoemde onderzoeker ook al had
geconstateerd: dat het nooit een beleid heeft gevoerd gericht op het
verborgen houden van enige informatie en dat het steeds volledige
openheid van zaken heeft gegeven, zowel in als buiten de algemene
vergadering van aandeelhouders. Dat de OK aan daarbij gemaakte fouten
het predikaat wanbeleid verbindt, acht VIBA onjuist en buiten
proportie. VIBA onderzoek de mogelijkheid van cassatie.
Ter toelichting:
Tijdens de AVA van 9 oktober 2000 is het stallen van een pakket
aandelen in VIBA bij een door commissaris Rob Lubbers gecontroleerde
vennootschap, aan de orde geweest. Volgens de OK heeft VIBA op die
vergadering onvoldoende duidelijk weten te maken dat dit een
tijdelijke bescherming betrof tegen een vijandige overname door
Reesink. De OK erkent het recht van VIBA zich tegen zo'n overname
teweer te stellen. De OK ziet ook in dat de onduidelijkheden nadien
zijn rechtgezet, maar is toch van oordeel dat dit wanbeleid oplevert.
Consequenties verbindt de OK hier niet aan: Nadien is wél
duidelijkheid verschaft en is gebleken dat de heer Lubbers niet op
eigen gewin uit was. Het betreffende pakket aandelen is inmiddels
deels door VIBA ingekocht. Voor het overige is het gebruikt voor het
personeelsparticipatieplan van VIBA. De heer Lubbers heeft geen
voordeel getrokken uit deze transacties.
De OK is van oordeel dat VIBA in haar jaarrekeningen van 1995 tot en
met 1999 meer openheid had moeten verschaffen over het ca 32,2% belang
dat het economisch - via een b.v., Hardamant - in zichzelf hield. Dit
ondanks dat tenminste de meerderheid van de aandeelhouders van dit
belang precies op de hoogte was. De door de OK benoemde onderzoeker
was gebleken dat het niet VIBA's beleid was dit belang verborgen te
houden. Niettemin vindt de OK dit wanbeleid. De jaarrekeningen over de
betreffende jaren moeten opnieuw worden vastgesteld door de
aandeelhouders, met een toelichting op het door VIBA in zichzelf
gehouden belang.
Reesink en de VEB hadden nog vier gronden voor wanbeleid gesteld.
Hardamant had in de jaarrekening aangemerkt moeten worden als een
dochtermaatschappij en VIBA had het 32,2% belang in zichzelf al lang
moeten afbouwen; de tijdelijke verkoop van Hardamant aan de
vennootschap van de heer Lubbers zou tegen te lage prijs geschied
zijn; de financiering van de bescherming tegen Reesing door VIBA zou
in strijd met de wet zijn en zakelijk onverantwoord; en VIBA zou door
het opzetten van een werknemersparticipatieconstructie de
stemverhouding in de aandeelhoudersvergadering op onaanvaardbare wijze
hebben beïnvloed. Op al deze punten zijn Reesink en de VEB in het
ongelijk gesteld.
De door Reesink en de VEB gevraagde voorzieningen tot benoeming van
één of meer bestuurders en tot afwijking van de statuten van VIBA zijn
eveneens afgewezen.