Persbericht
PERS-2002-007
Den Haag, 10 januari 2002
Antwoorden van de staatssecretaris van Financiën op vragen van de leden Stroeken en de Haan van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de teruggave van BTW binnen de EU
Vragen:
1.
Is het u bekend dat veel Nederlandse ondernemers die zaken doen in ander EU-lidstaten niet, moeizaam of met zeer veel vertraging teruggave van de buitenlandse btw kunnen claimen?
2.
Hoe verhoudt deze handelsbelemmering zich met de EU belastingharmonisatie van de indirecte belastingen?
3.
Had het EU-voorstel uit 1998 tot wijziging van Richtlijn 77/388/Eeg (6e btw-richtlijn) bovengenoemde handelsbelemmering kunnen wegnemen, omdat dit voorstel aan ondernemers de mogelijkheid biedt de in andere EU-lidstaten betaalde btw te laten verrekenen of terug te krijgen in eigen land?
4.
Wat is de reden dat dit EU-voorstel destijds is afgeketst?
5.
Bent u nu inmiddels dire jaar zijn verstreken bereid om in het licht van de harmonisatieontwikkelingen bovengenoemd voorstel weer onder de aandacht van uw EU-collega's te brengen? Zo ja, wanneer en op welke wijze? Zo neen, waarom niet?
Antwoorden:
1.
Ja.
2.
In juni 1998 presenteerde de Europese Commissie een voorstel dat een wijziging inhoudt van de huidige regeling inzake het recht op aftrek van voorbelasting. Het voorstel voorziet erin dat BTW die in een andere lidstaat is betaald, in de lidstaat van vestiging in aftrek kan worden gebracht
(grensoverschrijdende aftrek). Daarnaast worden de gevallen waarbij recht op aftrek bestaat geharmoniseerd en is een verrekenmechanisme in verband met de grensoverschrijdende aftrek nodig. De huidige situatie is dat de in de andere lidstaat betaalde BTW, moet worden teruggevraagd via de zogenaamde
Achtste Richtlijn-procedure in die andere lidstaat. Deze procedure blijkt in de praktijk aanzienlijke problemen op te leveren voor het bedrijfsleven door lange wachttijden en door verschillen in de nationale wetgevingen met betrekking tot het recht op aftrek. Deze situatie lijkt dan ook op
gespannen voet te staan met een geharmoniseerd belastingstelsel in EU-verband. Het vervangen van deze problematische procedure door het door de Europese Commissie voorgestelde systeem van grensoverschrijdende aftrek, neemt deze problemen in beginsel voor een groot deel weg. Ondernemers hoeven
immers geen verzoek in te dienen in de andere lidstaat, maar kunnen aftrek van BTW claimen op hun eigen (nationale) aangifte.
4.
Er is geen sprake geweest van "afketsen" van het richtlijnvoorstel, maar de besprekingen over dit dossier verlopen wel moeizaam. Onder het vorige voorzitterschap (Zweden) is duidelijk naar voren gekomen dat de lidstaten het een belangrijk dossier vinden en dat zij willen doorgaan met de
besprekingen. Het Belgische voorzitterschap heeft wat de BTW betreft de prioriteit gelegd bij het eveneens belangrijke voorstel inzake facturering, dat inmiddels is aangenomen door de Raad. De meningen lopen uiteen over het al dan niet koppelen van de onderdelen grensoverschrijdende aftrek en de
harmonisatie van het aftrekrecht. Een dergelijke koppeling lijkt nodig, omdat verschillende regels met betrekking tot het recht op aftrek in combinatie met een systeem van grensoverschrijdende aftrek ongewenste gevolgen kan hebben. Zo zou zich, doordat de gevallen waarbij recht op aftrek bestaat
niet volledig zijn geharmoniseerd, in een lidstaat de situatie kunnen voordoen dat eigen ondernemers het aftrekrecht wordt ontzegd, terwijl het aftrekrecht de facto wel wordt verleend aan ondernemers van andere lidstaten (concurrentie aspect). Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld de situatie waarbij
een Franse en een Nederlandse ondernemer opereren op dezelfde markt, terwijl het aftrekrecht voor beide ondernemers in de eigen lidstaat verschilt. Daarnaast zou de situatie kunnen ontstaan dat, hoewel het aftrekrecht in de eigen lidstaat is beperkt, de betreffende lidstaat via het
verrekenmechanisme toch betaalt voor het ruimere aftrekrecht in een andere lidstaat (budgettair aspect). Harmonisatie van het aftrekrecht kan substantiële budgettaire gevolgen hebben voor de lidstaten, hetgeen het moeizame verloop van de besprekingen over dit dossier voor een deel verklaart.
5.
Nederland heeft altijd veel belang gesteld in dit dossier. Het is moeilijk te accepteren dat het Nederlandse bedrijfsleven in bepaalde gevallen zo lang moet wachten op teruggaaf en de administratieve last dermate groot is, dat soms zelfs wordt afgezien van een verzoek om teruggaaf, omdat de baten
niet opwegen tegen de lasten. Bij sommige lidstaten wordt binnen enkele maanden tot teruggaaf van de betaalde BTW overgegaan, terwijl andere lidstaten pas vele maanden later tot teruggaaf overgaan. Tijdens EU-vergaderingen is deze problematiek herhaaldelijk aan de orde geweest, waarbij ook
Nederland richting de Europese Commissie heeft aangegeven dat zo een situatie niet acceptabel is. In het kader van de nieuwe BTW-strategie van de Europese Commissie, heeft de Europese Commissie dit jaar ten behoeve van een zogenaamde Taxation Policy Group (overleg op hoog niveau) de voortgang en
planning geanalyseerd. In deze analyse werd herhaald dat het dossier over teruggaaf van buitenlandse BTW hoge prioriteit heeft. Mogelijk zal het voorzitterschap (Spanje) nieuwe pogingen ondernemen om resultaat te boeken. Nederland zal voor zover nodig mocht blijken, tijdens de behandeling van de
prioriteiten van het Spaanse voorzitterschap in de Ecofin-Raad, het belang van dit dossier onderstrepen en aansporen tot voortgang.
Zie bijvoorbeeld de brief d.d. 26 november van ITB Entertainment Group BV aan de vaste Kamercommissie FIN01-705 Zie bijvoorbeeld VakstudieNieuws 1998/44.17