Amsterdam.nl
Toespraak van burgemeester Job Cohen bij de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam op 1 januari 2002 in het Concertgebouw te Amsterdam
Toespraak van burgemeester Job Cohen bij de Nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam op 1 januari 2002 in het Concertgebouw te Amsterdam
Dames en heren,
Namens de gemeente Amsterdam heet ik u op deze eerste dag van het jaar
2002 van harte welkom hier in het Concertgebouw in Amsterdam.
De eerste dag van het jaar staat traditioneel in het teken van
bezinning. Bezinning op wat achter ons ligt en bezinning op wat ons in
het komende jaar te wachten staat.
Achter ons ligt een voor het gemeentebestuur Amsterdam intens jaar.
Het begon met een nieuwe burgemeester, die, zo heb ik uit betrouwbare
bron vernomen, geweldig van zijn eerste jaar heeft genoten.
De kracht van de stad, de dynamiek, de verscheidenheid, wat er niet
allemaal te doen is, het debat, AT5, Het Parool, de Volkskrant en de
Telegraaf, je kijkt er met hele andere ogen naar. En, niet te
vergeten, de mensen. De mensen op het Kwakoefestival, de mensen in
Osdorp, de mensen in de Vrolikstraat, de mensen in de binnenstad, de
mensen op al die markten, ze hebben een gezicht gekregen, het gezicht
van Amsterdam. Ik loop nogal wat door de stad, en ik kijk op ieder
straatbordje dat ik zie - in de hoop dat ik de volgende keer weet hoe
die straat heet. Zo werd ik bij het kijken betrapt door een andere
voorbijganger: "Ja burgemeester, inderdaad, dit is nou de Tweede
Weteringdwarsstraat". U hoort het, ik heb me hier heel welkom gevoeld
- en voor Lidie, mijn vrouw, die binnen recordtijd pleegmoeder is
geworden van een girafje in Artis, geldt precies hetzelfde.
De ene burgemeestersbenoeming werd gevolgd door twee andere die het
College van B&W niet onberoerd hebben gelaten: Guusje Ter Horst en
Pauline Krikke werden burgemeester in Nijmegen en Arnhem en verlieten
daarmee het College. Ook het vertrek van de beide Groen
Links-wethouders, Kohler en Grondel, uit het College ging ons niet in
de koude kleren zitten. Desondanks is het College op volle kracht
voortgegaan: ondanks de daarmee samenhangende problemen zijn
beeldbepalende projecten als de Noord-Zuid-lijn, en de vernieuwing van
het Stedelijk Museum een stapje verder gebracht, is de
verzelfstandiging van het GVB door de Gemeenteraad afgerond en is de
Megabanenmarkt opgezet; een megaoperatie die van cruciaal belang is
voor de Sociale Dienst, en daarmee voor diegenen die daarvan
afhankelijk zijn.
Kijken wij terug naar het jaar 2001, dan kunnen we niet om één
gebeurtenis heen: de terroristische aanslagen van 11 september 2001 op
de Twin Towers in New York en op het Pentagon in Washington. Zij zijn
door mensen en landen in de hele wereld veroordeeld. Maar wij hebben
ook begrip voor de mogelijke achtergronden van de aanslagen mogen
beluisteren. En wij hebben ook kunnen zien dat dit begrip groter was
naar mate de kritiek op Amerika en de westerse wereld sterker was.
Sinds 11 september 2001 zijn wij ons er pijnlijk van bewust dat onze
westerse normen en waarden, precies dát zijn: westerse normen en
waarden. Wij weten nu beter dan daarvoor dat het niet vanzelf spreekt
dat onze normen en waarden door anderen worden gedeeld. Dat er zelfs
miljoenen mensen op de wereld zijn die deze normen en waarden niet
delen. En dat daaronder ook mensen kunnen zijn die in Nederland, in
Amsterdam, wonen.
Hoe hiermee om te gaan zie ik als een van de grote uitdagingen van
2002 en de tijd daarna.
Zeker in Amsterdam, de meest multiculturele stad van Nederland, met al
haar nationaliteiten en een bevolking die nu voor 43% allochtoon is.
Wat gaan we doen? Gaan we zoeken naar de verschillen tussen al die
mensen? Of gaan we zoeken naar wat ons bindt?
Bij mijn installatie als burgemeester, bijna een jaar geleden zei ik
dat ik als een belangrijke opgave voor mijn burgemeesterschap zag de
boel bij elkaar te willen houden. Zoeken naar wat ons bindt en
verbindt is daarvan de kern. Zoeken naar een goede verstandhouding met
en tussen Amsterdammers, waar ze ook vandaan komen, ook.
Onze Koningin heeft in haar Kersttoespraak hierover behartenswaardige
woorden gesproken: "Voor een goede verstandhouding is het nodig over
en weer verschillen te erkennen, zich in achtergronden te verdiepen en
samen te zoeken naar evenwichtige verhoudingen. Dat vraagt om een
dialoog waarbij niemand kan worden gemist". Een dialoog die wij voeren
vanuit de democratische grondslagen van onze samenleving, waarbij
vrijheid van meningsuiting en gelijkheid volgens de wet wezenlijk en
vitaal zijn.
Aan die dialoog heb ik het afgelopen jaar, en zeker na 11 september,
gewerkt, met allerlei mensen en groeperingen uit de stad. Op basis van
deze dialoog leg ik u de volgende punten voor.
Ten eerste vraag ik aandacht voor de rol van religie in de stad. Er
lijkt een opmerkelijk verschil te zijn tussen autochtonen en
allochtonen; voor de laatsten speelt religie vaak een grote rol, een
rol die als bindmiddel in de samenleving niet onderschat moet worden.
Sinds geruime tijd besteedt de overheid in dit land aan de rol van
religie geen aandacht: de scheiding van kerk en staat staat bij ons,
terecht, hoog aangeschreven. Maar het is de vraag of de overheid,
overigens met in achtneming van de doctrine van die scheiding, niet
meer oog moet hebben voor deze rol van de religie, juist omdat het als
bindmiddel zo'n belangrijke rol speelt. De integratie van sommige
bevolkingsgroepen in onze samenleving verloopt nu eenmaal via hun
godsdienst. Willen we de dialoog met elkaar gaande houden, dan moeten
we hoe dan ook de religieuze infrastructuur erbij halen. Zonder
moskeeën tempels, kerken en synagogen lukt het niet.
Mijn tweede punt is dat het samenleven met en tussen verschillende
culturen door Amsterdammers meestal niet als een probleem wordt
benoemd. Nee, als Amsterdammers, uit alle windstreken, het over
problemen hebben dan hebben ze het over de onveiligheid in hun buurt,
over het tekort aan betaalbare woningen, over de kwaliteit van de
scholen van hun kinderen, over het gebrek aan voorzieningen voor de
jeugd, over de kwaliteit van de zorg. Allemaal zaken die -mede- op het
terrein van de overheid liggen en die nodig moeten worden aangepakt.
Dat gebeurt ook, maar nog niet met voldoende succes.
Eén ding is wat mij betreft duidelijk: de terugtredende overheid heeft
zijn langste tijd gehad, het gaat nu om een optredende overheid.
De slinger gaat nu weer de andere kant op. De tekenen dat dat
noodzakelijk is, zien we dagelijks om ons heen, met alle ergernis van
dien, of we die nu beleven tussen de rails in de vertraagde trein, in
een onveilig station of in het zwembad, na sluitingstijd van de disco
of in een flatwijk waarin (zoals dat heet) de 'sociale pijler' niet op
orde is.
Zoals het nu gaat...zo kan het niet langer, dat mag ik toch wel als
een algemeen gevoelen signaleren. Met de roep vanuit de samenleving om
een optredende overheid. Dat impliceert een overheid die competent is
en met voldoende capaciteit om de problemen te lijf te gaan. Zonder
voldoende politiemensen, leraren, functionerende jeugdinstellingen,
werknemers in de zorg en toezichthouders in de openbare ruimte gaat
het niet. De overheid moet weer een aantrekkelijke werkgever worden,
zodat veel meer mensen dan nu het aantrekkelijk vinden om de publieke
zaak te dienen. De overheid zal allereerst zelf de competentie moeten
hervinden om het werk dat wacht ook met resultaat te kunnen
volbrengen. In Amsterdam zijn we ons van deze opgave zeer bewust en
het herstelproces is op gang gebracht; het begin is er. Niemand wil
terug naar de oude maakbaarheidillusies maar een optredende overheid
vereist wel een nieuwe vorm van 'city-engineering' die wij met elkaar
zullen moeten construeren. Vanuit de gemeente moet worden gezocht naar
nieuwe combinaties en vormen van samenwerking op zowel stads- als
wijkniveau met het onderwijs, de gezinszorg, de jeugdhulpverlening,
het stadstoezicht, en met politie en justitie. Dit te realiseren,
samen met het Rijk, lijkt me een van de kernopgaven voor het volgende
college van B&W in de periode 2002-2006.
Dit alles geldt des te sterker voor de veiligheid. Als een op de vier
Amsterdammers jaarlijks slachtoffer wordt van een misdrijf - en dan
rekenen we fietsendiefstal nog niet mee, dan is het duidelijk dat dit
anders moet.
De politie is daar hard mee bezig. Met de buurtregie en het wijkteam
nieuwe stijl is deze verandering in gang gezet. Dat zal nu gevolgd
moeten worden door het duidelijk afspreken van kerntaken en het
verschaffen van competenties en investeringen in personeel en
materieel die voor effectief optreden nodig zijn. Een optreden niet
alleen aan de achterkant (opsporen en vervolgen, als het misdrijf is
gepleegd) maar ook aan de voorkant (tegenhouden, dus een misdrijf niet
de kans geven gepleegd te worden).
Repressie en preventie zullen hiertoe een sluitend geheel moeten
worden en alleen al dat betekent dat het hier om een bredere inzet
gaat dan die van de politie alleen.
Een keer ten goede is alleen te bereiken met een mobilisatie die meer
omvat dan de politie. Het betekent o.a. een betere afstemming en
samenwerking binnen het bestuur, tussen en met de verschillende
wethouders, de stadsdeelbesturen en de korpsbeheerder om de veiligheid
de aandacht te geven waar de burger terecht om vraagt. Het betekent
ook een verhoogd bewustzijn bij alle betrokkenen bij het
gemeentebestuur over de consequenties van hun beleidsvoornemens en
activiteiten voor de veiligheid in de stad.
En als we met zijn allen zeggen dat veiligheid een hoge prioriteit
moet hebben, dan zal hiervoor meer geld en capaciteit beschikbaar
moeten komen. Het komende Programakkoord 2002-2006 en het nieuwe
Regeerakkoord zullen daarvoor de nodige ruimte moeten maken.
En dan nog kan de overheid het niet alleen. Als het over veiligheid
gaat, dan is een cultuuromslag nodig waarop niet alleen de overheid
maar ook de burger aangesproken mag worden. De vader van Joes
Kloppenburg zei het onlangs zo: "De samenleving is sinds de jaren
zestig afgegleden naar een niveau dat ik betitel als onaanvaardbaar.
Die jaren hebben een heleboel vrijheden bewerkstelligd. Het
individualisme heeft toen vaste grond gekregen. Er is een mentaliteit
ontstaan van 'ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken'. De generaties
van na de jaren zestig hebben niet meegekregen hoe je als mensen in
een samenleving met elkaar om moet gaan. Ze kunnen het dus ook niet
doorgeven aan hun kinderen. Vrijheid is geen vrijblijvendheid, dat is
de essentie." Het zal tijd kosten, maar hoe eerder we beginnen, des te
eerder boeken we resultaat.
Zo ben ik van omkijken vanzelf terechtgekomen bij vooruit zien. Het
nieuwe jaar brengt ons de verkiezingen voor de gemeenteraad en de
stadsdeelraden op 6 maart 2002. Voor het eerst een stadsdeelraad
Centrum; nieuwe verhoudingen in de gemeenteraad, een nieuwe generatie
bestuurders. Ik kijk nu al uit naar de samenwerking met hen.
Maar voor het zover is, ligt als eerste grote gebeurtenis in 2002 het
huwelijk voor ons van Prins Willem Alexander en Maxima Zorreguieta op
2 februari 2002. De voorbereidingen daarvoor zijn in volle gang, de
Dam wordt feestelijk aangekleed en de dag voor het huwelijk vindt er
een groot feest plaats in de Amsterdam Arena ter ere van het paar.
Amsterdam is er klaar voor. Dankzij de inspanningen van zeer velen:
particuliere instellingen, winkeliers, gemeentelijke diensten, politie
en vrijwilligers. We zullen Prins Willem Alexander en Maxima een
groots, hartelijk en Amsterdams welkom heten.
Ik wens u allen een inspirerend 2002!
© gemeente Amsterdam - 2-01-2002