D66
Partijblad Democraat
Idee
Brussel Vandaag
4 januari 2002
Politiek moet minder rituelen krijgen
Thom de Graaf
Reacties: Th.dGraaf@tl.parlement.nl
Het kabinet moet meer vertrouwen op zijn overtuigingskracht dan op de
macht van het getal. 'Het kan helemaal geen kwaad om af te stappen van
het Torentjes-overleg tussen kabinetsleiding en fractievoorzitters',
aldus Thom de Graaf.
Fractiediscipline is bijna even oud als het verschijnsel nationale
politieke partij. De antirevolutionairen waren er het vroegst mee, de
liberalen het laatst. Straf georganiseerde partijen, zoals vroeger de
CPN of nu de SP,leveren in het algemeen ook de meest gedisciplineerde
fracties in de Tweede Kamer af. Hoe strakker het ideologisch korset
van de partij, hoe kleiner de bewegingsvrijheid van de individuele
volksvertegenwoordiger.
Ontegenzeglijk is er de afgelopen decennia sprake geweest van een
groei van de interne orde binnen alle serieuze fracties. Het voormalig
Tweede-Kamerlid Ton de Kok (CDA) wijt dat deels aan de vorming van
zijn eigen partij in de jaren zeventig. Voor andere politieke
groeperingen heeft dat geen doorslaggevende rol gespeeld. En toch zijn
overal de touwtjes aangetrokken. Fractiediscipline is tot op zekere
hoogte een reëel bestaand mechanisme in alle fracties.
Fractieverantwoordelijkheid en individuele vrijheid kunnen natuurlijk
met elkaar in botsing komen. Waar het gaat om ethiek en moraal en om
oorlog en vrede, moet de fractie wijken voor de persoon. Tegen het
persoonlijke geweten stemmen mag van niemand worden gevraagd.
Doorgaans beseffen Kamerleden dat hun persoonlijke opvatting bijdraagt
aan het fractiestandpunt, maar daarmee niet altijd samenvalt. Zij
realiseren zich ook dat zij weliswaar in naam het gehele volk
vertegenwoordigen maar daarbinnen toch in de eerste plaats de kiezers
die op hun partij hebben gestemd. Het is dus niet onlogisch dat zelfs
de vrijste geesten rekening wensen te houden met de belangen en de
beeldvorming van hun eigen partij.
Daar zijn enkele oorzaken voor aan te wijzen. Het kiesstelsel dat wij
sinds 1917 hebben, stelt niet de individuele volksvertegenwoordiger
voorop maar de lijst waarop hij of zij is gekozen. Het gemiddeld
Kamerlid heeft geen eigen electoraat, geen eigen regio die hem
afvaardigt en geen ander programma dan dat van zijn partij. De
centrale kandidaatstelling met één landelijke lijst, die alleen aan de
staart nog regionale verschillen laat zien, versterkt de greep van de
partij.
Politieke partijen zijn steeds meer professionele organisaties
geworden, gericht op werving en selectie van politiek personeel en
maximalisering van invloed door kiezerswinst. Met uitzondering van D66
zijn de meeste 'kaderpartijen' zo georganiseerd dat een handjevol
professionals de kandidaatstelling bepaalt. Gewone leden hebben
slechts een marginale invloed op de einduitslag. Zelfs het nieuwe
Leefbaar Nederland kookt zijn kandidaten voor. Het gevolg is veelal
dat Kamerleden beginnen als schoothondjes van de partijleiding en maar
moeten zien of ze van de leiband los kunnen raken. De doorgeschoten
professionalisering en ritualisering van de politieke verhoudingen
vormen een andere factor. Regeerakkoorden vormen tegenwoordig een
contract, waar fracties en individuele leden niet straffeloos van
kunnen afwijken. Deze formatiemethode zorgt samen met het ingeburgerde
gebruik om de regering voornamelijk te bevolken met door de wol
geverfde partijpolitici voor een wel erg intieme relatie tussen
coalitiefracties en kabinet. Niet voor niets spreekt men tegenwoordig
over regeringsfracties. Politiek wordt zo crisisbeheersing met
fractievoorzitters in de rol van crisismanager. Het 'in het gareel
brengen' van Kamerleden staat zelden los van het 'overeind houden' van
ministers.
De oppositie heeft andere belangen, maar werkt hetzelfde. Het
belangrijkste doel is de coalitie uit elkaar te spelen. Tot dezelfde
rituele oppositiepolitiek behoort ook dat elk maatschappelijk incident
een politieke staart moet krijgen en liefst een politieke kop moet
kosten. Ook het oppositionele Kamerlid is dus niet vrij in zijn
politieke oordeel. Bovendien maakt een intern verdeelde
oppositiefractie niet de indruk een daadwerkelijk alternatief te
kunnen zijn. Dissidenten zijn nergens geliefd, zo ondervond al eerder
Jacques de Milliano.
Kan het anders? Partijen en fracties zullen dan zichzelf aan de eigen
haren uit het moeras moeten trekken. Te beginnen bij de politieke
rituelen. Coalitiefracties moeten het risico aandurven van kleinere
regeerakkoorden op hoofdlijnen. Het kabinet moet meer vertrouwen op
zijn overtuigingskracht dan op de macht van het getal. Het kan
bijvoorbeeld helemaal geen kwaad om af te stappen van het
Torentjes-overleg tussen kabinetsleiding en fractievoorzitters. In
mijn ervaring is het maar een enkele keer informatief en zelden
doorslaggevend. Als er al in de afgelopen jaren iets werd 'geregeld',
dan betrof het een aanpassing van het regeerakkoord. Maar al wordt de
betekenis dus schromelijk overdreven, het 'Torentje' staat niettemin
voor achterkamertjes en handjeklap waar het gewone hardwerkende
Kamerlid de dupe van wordt. Die prijs is het niet waard. Een goed
kabinet kan ook zonder die rituele wekelijkse lunch.
In de cultuur van het parlement zou het normaler moeten worden dat
individuele Kamerleden aan het debat deelnemen ook al spreken zij niet
namens hun gehele fractie. Oppositiefracties hoeven het niet per se
met alles oneens te zijn omdat zij nu eenmaal oppositie zijn en
coalitiefracties hoeven niet per se iedereen binnen boord te houden
als ze toch al beschikken over comfortabele meerderheden. Wat zou er
eigenlijk tegen zijn geweest als Rob van Gijzel zijn eigen verhaal in
de Kamer had kunnen houden en een ander PvdA-kamerlid dat van de
fractiemeerderheid?
Politieke partijen kunnen meer invloed geven aan gewone leden, regio's
en maatschappelijke groeperingen om kandidaten te selecteren. Ze
kunnen ook meer gewicht geven aan het aantal eigen stemmen dat
kandidaten halen bij verkiezingen en zo de definitieve lijstvolgorde
bepalen. Zittende Kamerleden moeten niet langer alleen worden
afgerekend op partijtrouw maar vooral op vertrouwen van kiezers en op
hun concrete resultaten. Cultuurveranderingen komen zelden tot stand
als er geen dwingende kracht bestaat. Die kracht ontstaat door een
ander kiesstelsel dat de persoon van de volksvertegenwoordiger voorop
stelt. Kandidaten die zichzelf aan de man moeten zien te brengen in
eigen kiesdistricten. Kamerleden met een eigen in plaats van een
afgeleid mandaat staan per definitie sterker tegenover
partijdiscipline en fractiedwang. D66 voelt zich in haar pleidooi voor
zo'n ander kiesstelsel nu gesteund door vogels van zeer verschillende
politieke pluimage. Het werd tijd. De vraag is alleen of andere
partijen daadwerkelijk de moed hebben om de politiek ingrijpend te
veranderen. Laat dat maar een vraag aan de kiezers zijn op 15 mei
2002.