Persberichten
Bestendige deputatie adviseert gunstig over bescherming van
tien monumenten en drie dorpsgezichten in Oudenburg
Brugge, 3/1/2002
De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft een gunstig advies
uitgebracht over de voorgenomen bescherming van tien monumenten en
drie dorpsgezichten in Oudenburg, Ettelgem en Westkerke. Het gaat om
woningen, straatmeubilair, enkele hoeves, een wegkapelletje, een
buitengoed en een molenromp.
Een van de meeste opvallende monumenten in het centrum van Oudenburg
is de molenromp in de Weststraat. Deze olie- en havermolen werd
gebouwd in 1858-1860. De wieken werden in 1935 weggenomen omdat er
toen een mechanische hulpmolen was geïnstalleerd. Het lage
molenaarshuis, dat dateert uit 1884 en waarvan het interieur goed
bewaard bleef, is eveneens in het beschermingsvoorstel opgenomen.
In het centrum van Oudenburg worden ook de 17de-eeuwse schandpaal aan
de kerk en de 19de-eeuwse waterpomp op de Markt als monument
voorgedragen. In Ettelgem wordt een kleine wegkapel, ter ere van
Onze-Lieve-Vrouw als monument voorgedragen.
Twee woningen getuigen van de levenswijze van de rijke burgerij in
Oudenburg. Eduard Laroy, een welstellende handelaar, liet in 1899 de
eclectische woning aan de Vaartstraat 67-69 bouwen. Architect was
Charles Pil, die in Oostende en Oudenburg tal van woningen ontwierp.
Het monumentale, neoclassicistische huis in de Stationsstraat 103 werd
in 1909 gebouwd in opdracht van een Oostendse vishandelaar. In
Oudenburg werden in deze periode trouwens verschillende
buitenverblijven voor welstellende burgers opgetrokken.
Er worden vier hoeves als monument voorgedragen die voor de
polderstreek karakteristiek zijn. De Maenhoudthoeve langs het kanaal
Brugge-Nieuwpoort in Oudenburg valt vooral op door de grote
17de-eeuwse polderschuur. De oorsprong van de Van Massenhoeve in
Westkerke gaat terug tot de 17de eeuw, maar de huidige gebouwen rond
het erf dateren uit de 18de en 19de eeuw. Het Klokhof, aan de
Pardoenstraat in Westkerke, is dan weer een gaf bewaard en
karakteristiek voorbeeld van 19de-eeuwse landelijke architectuur in de
streek. De vierde hoeve is een deel van het domein t Reigersnest in
Westkerke. Deze site heeft een rijke geschiedenis en omvat naast de
hoeve ook een buitenhuis en een tuinierswoning. Het achterliggende
bosje met vijver is sinds 1944 een vogelreservaat en de belangrijkste
broedplaats voor de blauwe reiger in ons land. Het wordt dan ook als
dorpsgezicht voorgedragen.
De bestendige deputatie van West-Vlaanderen is van oordeel dat een
bescherming als monument van deze gebouwen verantwoord is. Het zijn
illustraties het rijke verleden van de streek rond Oudenburg. De
definitieve beslissing over de bescherming berust bij minister Van
Grembergen.