Rijksuniversiteit Groningen

Nummer 193 20 december 2001

Belgisch koppel promoveert

Met beperkt gezichtsveld toch achter het stuur

Volgens de Europese richtlijnen mogen mensen met gezichtsveldbeperkingen niet (meer) autorijden. Maar zo'n verbod is niet voor al deze mensen terecht, concluderen de promovendi Tanja Coeckelbergh en Mark Tant in hun promotieonderzoeken. Een aantal van de patiënten is goed in staat om veilig te rijden. Dat aantal kan nog toenemen na revalidatie of een training waarbij nieuwe kijkstrategieën worden aangeleerd. Tant onderzocht de mogelijkheden van mensen die halfzijdig blind zijn en Coeckelbergh die van mensen met defecten in het centrum of in de periferie van hun gezichtsveld. Zij promoveren allebei op 3 januari 2002 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Beperkt rijbewijs
Kokergezichtsveld
Efficiëntie kijktechniek
Vlot en veilig rijden bij halfzijdige blindheid Sprongen in de oogbewegingen
Kijktest voorspelt rijprestatie
Curricula vitae
Noot voor de pers

De Belgische onderzoekers Tant en Coeckelbergh kennen elkaar van de studie psychologie in Leuven. Ze studeerden tegelijkertijd af, en na een Masteropleiding in Groot Brittannië solliciteerden zij als concurrenten naar dezelfde promotieplaats in Groningen. "De sollicitatiecommissie wist niet dat wij een koppel waren", vertelt Tant, "Na een aantal gesprekken werden wij beiden geschikt geacht. Er is ons daarom nog een project aangeboden, zodat wij beiden in Groningen zouden kunnen promoveren. En dat gaat dus nu op dezelfde dag gebeuren."

Beperkt rijbewijs

"Het gezichtsveld is het blikveld dat je in één oogopslag kunt waarnemen," leggen de promovendi uit. "Een gezichtsveld van 160 tot 180 graden is normaal. Volgens de Europese richtlijn is voor het autorijden minimaal 120 graden vereist, maar mensen met halfzijdige blindheid of een defect aan de randen van het gezichtsveld komen meestal maar tot 90 graden of minder. Voorts moet de gezichtsscherpte minimaal 0,5 zijn, wat betekent dat je op 5 meter scherp moet kunnen zien wat een normaalziende op 10 meter afstand kan. Mensen met een defect in het centrum van het gezichtsveld voldoen niet aan deze norm. Daarom raden revalidatie- en oogartsen hen af om auto te rijden." De onderzoeksresultaten van Tant en Coeckelbergh pleiten voor het Nederlandse beleid waarin het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) de
compensatiemogelijkheden van mensen onderzoekt aan de hand van een testrit op de weg.

Kokergezichtsveld

Van de door Tanja Coeckelbergh geteste mensen die officieel niet (meer) mochten rijden, voldeed 34 procent toch aan haar eigen, door het CBR goedgekeurde, rijgeschiktheidtest op de weg. En van degenen die gezakt waren en vervolgens een kijktraining kregen, slaagde 42 procent in de herkansing. "Gezichtsvelddefecten bij oogziekten ontstaan door beschadiging aan het netvlies of de oogzenuw," zegt Coeckelberg. "Bij sommigen bevindt het defect zich in het centrum van het gezichtsveld, en bij anderen aan de randen, de periferie. Deze laatste aandoening staat ook wel bekend als het 'kokergezichtsveld'. Mensen met een centraal defect hebben de laagste kans om te slagen. Zij blijken minder snel en dichter achter de voorligger te rijden dan mensen met een perifeer gezichtsvelddefect. Dit komt omdat zij minder goed details kunnen waarnemen, zoals snelheid van de voorganger en de verkeersborden langs de weg. Daarentegen slingerden mensen met kokergezichtsveld veel meer."

Efficiëntie kijktechniek

Sommigen weten hun gezichtsvelddefect zelf al te compenseren. Zij hebben de grootste kans om meteen voor de rijtest te slagen. Van degenen die zich dat met Coeckelberghs kijktrainingen -achter de computer of in het verkeer- eigen wisten te maken, slaagde zoals gezegd 42 procent in tweede instantie. Een manier om te compenseren is bijvoorbeeld naast een object kijken om het beter te zien (excentrisch fixeren). De onderzoekster ontwikkelde een methode om de efficiëntie van de kijktechniek van de mensen te meten, om daarmee te voorspellen of iemand voor de rijtest zal slagen. "Deze efficiëntietest registreert hoe lang iemand erover doet om de volledige omgeving in zich op te nemen", zegt zij. "Het blijkt dat 80 procent van de onveilige bestuurders vooraf kon worden geïdentificeerd. Maar deze foutmarge is nog iets te groot om de test te gaan gebruiken."

Vlot en veilig rijden bij halfzijdige blindheid

Halfzijdige blindheid, of hemianopsie is het onderwerp van Mark Tants onderzoek. "Het ontstaat door een hersenbeschadiging," aldus Tant. "Deze mensen zien niets meer aan ofwel de linker- ofwel de rechterkant van de kijkrichting. Hoewel de meeste patiënten uit mijn onderzoek -ook na een revalidatietraining- laag of matig op de rijtest presteerden, is er toch een aantal dat vlot en veilig kan rijden. Van een ongetrainde groep van 28 mensen slaagden er vier voor de praktische rijtest. Bij degenen die niet slaagden was onacceptabel slingergedrag de meest gehoorde aanmerking."

Sprongen in de oogbewegingen

Aan 17 personen die gezakt waren, bood Tant een door hem ontwikkeld visueel revalidatieprogramma aan. Twee van hen slaagden hierna alsnog op de testrit. De revalidatie bestond uit het aanleren van nieuwe, compenserende oogbewegingsstrategieën. Tant: "Door grotere 'sprongen' met de ogen te maken naar de blinde kant toe, krijgt iemand met hemianopsie sneller een globaal overzicht van de ruimte om hem heen en wordt het gezichtsveldverlies voor een deel opgevangen. Na deze revalidatie verbeterde de visuele prestatie tijdens het rijden. Hoewel de norm voor het verkrijgen van een rijbewijs bij de meesten ook hierna niet gehaald werd, zal mogelijk een langere en uitgebreidere revalidatie wel meer effect hebben."

Kijktest voorspelt rijprestatie

Ook Tant maakte gebruik van een aantal neuropsychologische testen die de rijprestatie deels kunnen voorspellen. De testen beoordelen meerdere aspecten van het kijkgedrag. Er blijkt een duidelijk verband te zijn tussen de testprestatie en het rijgedrag. Niet alleen kan het de visuele prestatie voorspellen, ook biedt zijn test belangrijke aanknopingspunten voor revalidatieprogramma's. Dit laatste is met name van belang omdat visuele revalidatieprogramma's nog maar sinds kort aan deze patiënten worden aangeboden.

Curricula vitae

Mark Tant (Brugge, België, 1972) en Tanja Coeckelbergh (Merksem, België, 1972) studeerden psychologie in Leuven. Vervolgens behaalden zij een MSc in respectievelijk cognitieve en ontwikkelings neuropsychologie aan de University of Essex (GB). De promotieonderzoeken zijn verricht bij de afdelingen Bio- en Neuropsychologie van de vakgroep Psychologie van de RUG en het Laboratorium voor Experimentele Oogheelkunde van de medische faculteit van de RUG en verliepen in samenwerking met het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De promotieonderzoeken maken deel uit van de onderzoeksschool Behavioural and Cognitive Neurosciences (BCN). Tant promoveert tot doctor in de psychologische, pedagogische en sociologische wetenschappen bij prof.dr. W.H. Brouwer en prof.dr. A.C. Kooijman. De titel van zijn proefschrift is Visual performance in homonymous hemianopia: assessment, training and driving. Coeckelbergh promoveert bij dezelfde promotores (prof. dr. A.C. Kooijman en prof. dr. W.H. Brouwer) tot doctor in de medische wetenschappen. De titel van haar proefschrift is Effect of compensatory viewing strategies on practical fitness to drive in subjects with visual field defects caused by ocular pathology. Het CBR droeg bij aan de financiering van beide onderzoeken. Aanvullende financiers van Coeckelberghs proefschrift zijn NWO en Visio (Nationale Instelling voor Blinden en Slechtzienden). Na de promotie blijven beide als postdoc verbonden aan de RUG. Coeckelbergh is tevens neuropsycholoog bij een revalidatiecentrum voor blinden en slechtzienden (Visio).

Noot voor de pers