NIEUWJAARSTOESPRAAK BURGEMEESTER H. VAN OORSCHOT
VOOR DE DELFTSE KRINGEN 3 JANUARI 2002
2002, en dan is er beweging!!
Dames en heren,
Goed, dat u weer in zo grote getale hier bent gekomen om elkaar een
goed nieuwjaar te wensen. Blijkbaar hebben we iets met elkaar en met
Delft en dat is belangrijk voor de stad. Aan alle nieuwjaarswensen
voeg ik ook graag namens burgemeester en wethouders onze
nieuwjaarswens toe. Alle goeds in 2002, goede gezondheid en voorspoed
voor u en de uwen, succes in uw werk en zeker ook veel genoegen
daarin. Want als je met plezier functioneert, maakt dat veel zaken een
stuk gemakkelijker.
Dames en heren,
In de uitnodiging voor deze bijeenkomst wordt mijn toespraak, die ik
nu houd, aangekondigd met de titel "2002, en dan is er beweging". Die
titel verwijst naar het feit, dat er de afgelopen jaren veel besluiten
zijn genomen, knopen zijn doorgehakt, die nu tot zichtbare actie
beginnen te leiden. Ik heb daar met velen van u erg naar uitgezien en
naartoe gewerkt. Dat mag leiden tot enige voldaanheid al zijn we er
nog lang niet. En die voldaanheid en het optimisme, dat daarbij hoort,
maken een kleine verwijzing naar de reclameslogan ".. en dan is er
koffie" wel terecht.
In 2002 kiezen de Delftenaren weer een nieuw gemeenteraad. Ik hoop,
dat velen van die mogelijkheid om te kiezen gebruik zullen maken. Er
gebeurt genoeg in de stad en er valt dus echt iets te sturen. Ik merk,
dat veel Delftenaren daarover ook een opvatting hebben en dit is een
uitgelezen kans om die opvatting te uiten. Dat is het één van de
aardige kanten van ons bestuurlijke model.
Zeker heeft dit college zich de afgelopen 4 jaar ingezet om samen mét
de gemeenschap te werken aan de stad. We hebben steeds geprobeerd om
aan dat samenspel ook werkelijk en serieus inhoud te geven.
Toch blijft zelf stemmen essentieel. In de eerste plaats lukt dat
samen besturen natuurlijk niet altijd. En in de tweede plaats
formuleert de gemeenteraad vaak randvoorwaarden waarbinnen de
discussie zich afspeelt. En om die twee redenen is het van groot
belang, dat het gemeentebestuur in zijn samenstelling door de stem van
iedere burger wordt beïnvloed. Stemmen dus!
Gaan stemmen heeft dus een uitgesproken functie. Tegelijkertijd neemt
de aandacht voor directe bemoeienis van individuele burgers met het
besturen van de stad toe. Dat is wel begrijpelijk en trouwens ook
nodig.
Wie terugkijkt naar de zg. zware debatten in de gemeenteraad in de
afgelopen periode, zal er veel ontdekken, die feitelijk over smaak of
voorkeur gingen en met echte politieke opvattingen niet veel van doen
hadden. Ook in de verkiezingsprogramma's van de diverse partijen
worden over veel onderwerpen geen uitspraken gedaan. Dat kan ook niet,
anders zouden ze onleesbaar worden. Dus die zware debatten hebben vaak
weinig te maken met waar de kiezer echt voor koos: er was van veel
onderwerpen volstrekt niet te voorspellen, dat ze zich zouden gaan
voordoen en als het feit daar is, is er geen programma en geen
ideologie die de weg wijst.
Dan zijn er twee wegen. Ofwel de raad heeft zoveel gezag, dat ze haar
gang kan gaan óf ze luistert voortdurend naar de gevoelens van de
kiezers. Dat laatste, interactief beleid en vormen van directe
democratie, wordt steeds belangrijker. Niet zo gek, want onze grote
ideologieën ontstonden in een tijd met geheel andere vraagstukken. Men
noemt onze samenleving ontideologiseerd, maar vergeet daarbij dat de
traditionele ideologieën de meeste vragen van deze tijd niet meer
kunnen beantwoorden. Het is echter wel een teken van armoede, dat zich
geen grote nieuwe denkstromen aandienen. Dus improviseren we met
methoden om niet een ideologie of de autoriteit van de raad te laten
spreken. Want dat werkt niet meer.
Die werkwijze staat ook centraal bij de wijkaanpak. En misschien nog
wel meer, want wie weet beter wat de problemen in wijken en buurten
zijn dan de wijkbewoners zelf. We moeten leren om die bewoners zelf
bevoegdheden en verantwoordelijkheden te geven. Dat gaat met vallen en
opstaan, want we komen van ver. Maar er is vooruitgang en het gaat
ieder jaar beter. In de komende jaren kan de omslag, die is ingezet
echt wortelen en verder verbeterd worden. Dan zullen we ook daar
hebben geleerd, dat traditioneel besturen niet effectief is.
Het leven in onze stad, dames en heren, speelt zich voor een groot deel af in wijken en buurten. Wijkbeleid is daarom een hoeksteen voor een succesvolle stad en samenleving. Het gaat daarbij om beheer van die wijken in fysiek en sociaal opzicht en om het tijdig inzetten van ingrijpende veranderingen als de structuur van zo'n wijk een belemmering voor voorspoedige ontwikkeling wordt.
Beheer raakt bijna de hele breedte van het gemeentelijke
beleidsspectrum: de harde sector met zijn wegen, water, groen,
gebouwen en het onderhoud daarvan. Maar ook de sociale aspecten hebben
een enorme impact: ouderen- en jongerenbeleid, integratie en
arbeidstoeleiding van nieuwkomers, activering van mensen, die hun
fysieke of sociale mobiliteit verliezen, kinderopvang, onderwijsbeleid
en dergelijke.
Samen leven en samen bouwen aan de stad vergt ook steeds meer
mondialiteit van onze inwoners. In onze mobiele wereld hebben we
inmiddels ruim 20% inwoners van buiten ons land en die groep groeit
met ongeveer 1% per jaar.
Meestal gaat dat goed, maar toen na 11 september spanningen dreigden
tussen de westerse en de islamitische wereld, was het voor Delft ook
even oppassen geblazen. We zijn gewend om in onze open lokale
samenleving voorbeeldig samen te werken en ook op dat moment bleek,
dat gelukkig mogelijk. Ik heb de samenwerking, die toen ontstond met
de migrantenorganisaties als vruchtbaar ervaren en ga er vanuit, dat
we die lijn vasthouden en in daden omzetten.
Dat wil niet zeggen, dat alles goed gaat. De zg. tweede
generatieproblematiek hakt er in Delft af en toe flink in en bepaalde
groepen medelanders mogen best wat beter hun best doen om er in
Nederland echt bij te gaan horen. Uiteindelijk hebben zijzelf voor
Nederland gekozen en wat hier gebruikelijk is op het gebied van
tolerantie, arbeidsinzet, sociaal gedrag en dergelijke zal dus ook hun
toekomst moeten zijn.
Als dat niet gebeurt zetten zijzelf daarmee ons open beleid onder
druk.
Maar naast al die beheersaspecten, die veel te maken hebben met de
dagelijkse gang van zaken, moeten we af ten toe tijd nemen om in een
helicopter te stappen, afstand te nemen en vooruit te denken. Vragen
als: zit de stad goed in elkaar, hoe verhouden we ons tot de
landelijke ontwikkelingen, is onze gebouwde omgeving toekomstvast of
is er sprake van achterhaalde concepten en zijn diepe ingrepen nodig?
Onze omgeving verandert snel. Om ons heen worden grote nieuwe
woongebieden gebouwd, die veel Delftenaren aantrekken. De leegkomende
woningen in Delft zijn heel geschikt zijn voor jonge starters, maar
worden ten gevolge van ons regionale woningverdelingssysteem veelal
ingenomen door sociaal-economisch kwetsbaren van buiten de stad. Als
we blijvend willen zorgen voor onze Delftse bevolking, en daar ligt
onze eerste taak, moeten we bereid zijn na te denken over grote
ingrepen om meer op dat proces te sturen.
Vlak voor Kerstmis presenteerde het college samen met de meest
betrokken woningcorporatie in dat kader een aanzet voor een
herstructureringsplan voor de zg. Poptahof. Het plan grijpt in in een
deel van onze grote 60-er jarenwijken. Maar het is maar een klein deel
en we staan daarmee nog slechts aan het begin van een mega-operatie,
die een grote ingreep in de stad teweeg zal brengen.
Nog even terug naar 11 september. Het maakt duidelijk hoe klein onze wereld is geworden en hoezeer individuen, functionerend buiten de bestaande internationale systemen, onze orde kunnen verstoren met enorme effecten. Voor een stad is die ontwikkeling grotendeels een gegeven. Wij gaan er gelukkig niet over. Het is wel aardig om u eens af te vragen of u zich nog kunt herinneren hoe u , zeg 30 jaar geleden, met vrienden, vriendinnen en kennissen, delibereerde over de koude oorlog en toen verzuchtte, dat het toch mooi zou zijn als er een wereldleger was, dat onder regie van bijv. de Verenigde Naties ingreep als het ergens mis ging. We deden dat toen af als kinderdromen, maar vandaag de dag zijn we er dichtbij. Het is een mooi onderwerp voor deze tijd om daar samen over door te praten en denken. Ik vind het dan ook heel plezierig, dat de Bevelhebber van de Landstrijdkrachten, Luitenant Generaal Van Baal dit jaar de Willem van Oranjelezing zal verzorgen over het thema "Ons leger in oorlogs- en vredestijd".
En nu ik het toch over evenementen heb wil ik uw aandacht vragen voor
een andere grote, die er aan komt. In 2002 wordt 400 jaar VOC gevierd.
Dat is een nationale viering, maar in de zeven voormalige VOC-steden
-en daarvan is Delft er één- vinden ook lokale vieringen plaats. In
Delft is een stichting onder leiding van Peter van der Arend bezig met
een geweldig programma, dat ons via allerlei evenementen de sfeer van
1602 opnieuw zal laten beleven.
De stichting, die landelijk en lokaal een behoorlijke financiële
bijdrage heeft ontvangen, heeft echter nog veel geld nodig. Wees dus
aardig voor Peter en zijn mensen als ze bij u langs komen.
Het afgelopen jaar 2001 was het laatste volle jaar van het huidige
college. Er resten nog slechts 2 maanden en dat zijn i.h.a. niet de
maanden, waarin de grote daden plaatsvinden. Na het afgelopen jaar is
dat ook wel te hopen, want de dadendrang was groot en bewoog zich wel
eens op de grens van mogelijkheden van onze organisatie. Voor die
organisatie komen er dus een paar maanden van een tandje lager aan en
dat is goed, want er zijn er, die op hun tandvlees lopen. De grote
organisatieomslag, die onder de naam NEON werd uitgevoerd, vroeg zeer
veel naar binnen gerichte energie en nog steeds staan niet alle
puntjes op de "i". Die omslag had en heeft vooral ten doel om de
organisatie beter in te richten op de vragen van de samenleving en
minder te opereren vanuit de traditionele ambtelijk-organisatorische
waarheden. Maar die omslag heeft in zichzelf de organisatie opgezadeld
met veel interne herinrichting, waardoor men gedurende enige tijd
juist minder aan externe operaties toekwam.
Ik ga er met het Managementteam en de gemeentesecretaris vanuit, dat
er dan ook nog veel potentie is en dat we met ingang van 2002 die
energie stap voor stap vrij gaan krijgen. Dat is een wenkend
perspectief.
Ik hecht er aan in dit verband nog eens aandacht te vragen voor het
onwaarschijnlijke "bedrijf", dat we als lokale overheid vormen. Er
wordt natuurlijk nogal eens over geklaagd en vooral het bedrijfsleven
heeft er een handje van uit te leggen, dat het allemaal veel beter zou
gaan als we wat meer als een echt bedrijf zouden werken.
Voor een deel is dat waar en daar doen we ook het nodige aan, maar
tegelijkertijd moet u zich realiseren, dat geen bedrijf in de wereld
onze omstandigheden zelfs maar benadert.
We hebben een produktenpakket, dat geen bedrijf ooit zou kiezen, we
hebben een controlestelsel, dat een bedrijf gek zou maken, we hebben
klanten, die niet weglopen (want dat kunnen ze niet), maar die een
geweldig instrumentarium ter beschikking hebben om hun persoonlijk
belang door te drukken en ons werkproces stil te leggen, we moeten
rekening houden met iets, dat het "algemeen belang" heet, dat geen
cent oplevert, maar tegelijkertijd onze core business is.
Als u die overheid met die complicaties alleen maar als een bedrijf ziet, zou het goed zijn als u eens een tijdje bij ons kwam werken.
Dat is trouwens sowieso wel een aardig idee.
Vorig jaar rond beloofde ik u in mijn vorige nieuwjaarsspeech een stad
met opengebroken straten: werk in uitvoering dus. Dat is gelukkig
gebeurd. Op Zuidpoort wordt al een aantal maanden hard gewerkt aan een
prachtig bouwplan van winkels, woningen, een grote bioscoop, een
discotheek en met nieuwe pleinen en een enorme ondergrondse
parkeervoorziening. De stad deed er 30 jaar over om het eens te worden
over wat er moest komen. Dat was veel te lang, maar de afgelopen 4
jaar hebben het college en de gemeenteraad keihard en eensgezind
gewerkt aan een plan, dat er wezen mag en dat nu ook feitelijk wordt
gebouwd. Ik zou parafraserend op bekende kinder-TV-programma's bijna
zeggen: klap voor jezelf of een roze koek voor iedereen van jufrouw
Roos.
We vierden nog wat parkeergebeurtenissen. De opening van de garage aan
de Phoenixstraat bijvoorbeeld en de besluitvorming over het autoluw
maken van het uitgaansgebied van de historische binnenstad. Daarvan
kreeg bovendien de eerste fase zichtbaar vorm, hetgeen echter wel weer
leidde tot veel opengebroken straten.
Belangrijke zaken, want onze binnenstad, hoe mooi ook, kan wel wat
nieuwe impulsen gebruiken. We begonnen achterop te raken en zijn in
feite met een grote inhaalslag bezig. Nu nog even de rug recht houden
en hard doorwerken.
Daarbij hoort ook de spoortunnel. We boekten wederom belangrijke
voortgang al worden we wel eens moe van alle problemen, die men op het
departement weet te bedenken. Daar zijn er toch nog steeds een paar,
die de urgentie van het project onderschatten en een eigen agenda
hebben. De landelijke politieke steun is echter solide en volgens mij
zitten we kort bij de echte doorbraak en wordt 2002 het jaar van de
handtekening.
De ontwikkelingen rondom Delft Kennisstad kunnen nog wat versnelling
gebruiken.
Er is voldoende perspectief, en er zijn veel partners, die het concept
tot een succes kunnen maken, maar die het proces natuurlijk ook
gecompliceren.
Ik noem een aantal voorbeelden.
In de eerste plaats is Delftechpark vol. Dat is mooi en is ook snel
gegaan. Bij de laatste vestigers horen Philips Halfgeleiders en Delft
Instruments: 2 bedrijven, die laten zien wat Delftechpark waard is.
Minder prettig is, dat we nu "nee" moeten verkopen. De ontwikkeling
van het TU-zuidgebied (Technopolis) is er wel, maar sluit niet goed
aan. Ik hoop, dat de swing er snel is. Vaststaat, dat ook met de
nieuwe universiteitsbestuurders de relatie snel heel goed is geworden
en we moeten zorgen, dat onze dadendrang en die van Hans van Luijk en
zijn mensen ook voortvarend vruchten gaat afwerpen.
TNO komt ook op gang waar het gaat om vastgoedontwikkeling. We hebben
daarover nog niet veel overleg gehad en het zal een opgave zijn om
alles netjes op elkaar af te stemmen. Het is echter zeker
aantrekkelijk, dat er ook daar ruimte ontstaat om mee te bouwen aan
Delft Kennisstad, maar de wat- en wanneervragen moeten nog worden
beantwoord. Ik hoop op spoedig en voorspoedig gezamenlijk beraad,
waarbij vooral de afstemming met de Technopolisontwikkeling nog een
grote uitdaging is.
De stichting Delft Kennisstad heeft veel tijd nodig gehad om tot een
nieuwe strategie te komen. Wij stellen het zeer op prijs, dat TU en
TNO op hoog niveau meedraaien in het bestuur. Maar ook hier geldt, dat
de tijd van daden is aangebroken.
2001 stond voor Delft Kennisstadvooral dus vooral in het teken van
overleg.
De nieuwe gemeenteraad zal naar mijn verwachting het concept van Delft
Kennisstad opnieuw voor 4 jaar gaan omarmen. Maar dat blijvend doen is
natuurlijk wel gemakkelijker naarmate er meer zichtbaarheid is.
Nu kun je je als Delft met alle zojuist beschreven potentie en met de
feitelijke situatie in de stad natuurlijk geen andere strategie
voorstellen, maar zeker is, dat potentie tot actie moet leiden: de
hand moet feitelijk aan de ploeg.
Delft Kennisstad is een gouden kans. Als alle partners daar niet breed
voor zouden blijven kiezen en als we die kans niet met twee handen
grijpen, maken we een historische vergissing, waarvoor al diezelfde
partners een rekening gepresenteerd zullen krijgen: nogmaal dus werk
aan de winkel.
Al zou ik me kunnen voorstellen, dat we een wat internationalere
benaming kiezen. Technopolis is eigenlijk een geniale vondst.
Delft in de regio is een steeds wederkerend spannend onderwerp. Ik
vertelde u vorig jaar vanaf deze plek gemengd nieuws. Enerzijds, dat
we via een convenant met Schipoluiden een grondruil aan de westkant
van de stad tot stand hadden gebracht, anderzijds dat minister De
Vries zijn rug voor Delft dreigde niet recht te houden rondom
Pijnacker. Dat laatste is bewaarheid. De Tweede en Eerste kamer
steunden moeizaam het herindelingsvoorstel rondom Den Haag en een
extra Delftse complicatie daarin werd niet aanvaardbaar gevonden. Nu
moet de provincie aan die kant de zaken alsnog regelen, maar de kans
dat dat snel gebeurt is niet zeer groot.
Bovendien heeft diezelfde provincie nu de handen vol met de
herindeling in het Westland. Op zich is het een goede zaak, dat daar
schaalvergroting plaatsvindt, maar de grondslag van ons convenant met
Schipluiden dreigt in dat proces aangetast te worden. Onderdeel van
dat grondruilconvenant was nl. het veilig stellen van de toekomst van
het open gebied van Midden Delfland door de totstandkoming van een
gemeente Midden Delfland, die zou moeten bestaan uit Schipluiden en
Maasland.
Die beide gemeenten wensen dat, maar de glastuinbouwgemeenten in het
Westland willen, dat alle gemeenten, dus ook die twee, opgaan in één
gemeente Westland. Voor Delft is dat niet aanvaardbaar. Wij vertrouwen
Midden Delfland niet toe aan de glasgemeenten. In het verleden hebben
die gemeenten nl. niet veel zorgvuldigheid betracht als het gaat om
het behoud van open gebied, als het gaat om waterhuishouding, als het
gaat om milieuzorgbeleid i.h.a. Hun gerichtheid op het glas en op de
belangen daarvan is begrijpelijk en leidt vermoedelijk tot die
opstelling, maar het is ook precies de reden waarom Midden Delfland
niet aan hun zorg moet worden toevertrouwd.
Wij zullen in ons komende overleg met de provincie daar ook glashelder
in zijn.
Dames en heren, deze tijd staat in het teken van toezicht en
handhaving. Het mediacircus, dat is ontstaan rondom ongelukken in ons
land en de paniekerige reactie van het parlement daarop, leidt ertoe,
dat nog meer regels over ons worden uitgestort en dat handhaving moét.
Laat ik voorop stellen, dat de lokale overheid op dit punt een taak
heeft en die naar behoren moet vervullen. Maar ik maak ook een paar
kanttekeningen.
In de eerste plaats leidt de productie van meer regelgeving zelden tot
beter toezicht en handhaving. Het rijk kan daarmee weliswaar de schijn
wekken, dat het zijn zaakjes op orde heeft, maar dat is een
schijnorde. Want langzamerhand is ook op dit punt zo'n wirwar aan
regelgeving en toezichtinstanties ontstaan, dat de kluwen onontwarbaar
is. Het is dringend nodig, dat er een grote organisatorische en
inhoudelijke sanering gaat plaatsvinden op dit terrein.
Ik voorspel u, dat de reactie van dit moment, ik doel op steeds meer
regels vanuit meer disciplines en meer overheidslagen, leidt tot meer
ongelukken i.p.v. minder.
In Delft worden we op dit beleidterrein een horecasector, waar we
trots op mogen zijn. De club neemt zijn verantwoordelijkheden, heeft
vernieuwingskracht en is bereid ook zelf de handen uit de mouwen te
steken.
Ik wil hier toch nog eens mijn waardering uitspreken voor al die
ondernemers, die uit eigen beweging brandweer en politie benaderen om
advies te krijgen over het veilig maken en houden van hun zaak.
In Delft doen wij nog meer boeiende ervaringen op. Doordat we ons
toezicht- en handhavingsbeleid in onze nieuwe organisatiestructuur
bijeen brengen (ik bedoel bv. bouwtoezicht, brandweerpreventie,
milieutoezicht, horecatoezicht) worden we des te meer met die
rommelige regelgeving geconfronteerd, maar zijn we navenant ook meer
in staat overzicht te houden.
In ons dit jaar uit te brengen handhavingsbeleid zullen we daar blijk
van geven. Ook hier coördineert de gemeente de sectorale eilandaanpak
op rijksniveau.
Een tweede opmerking heeft betrekking op de oorzaak van ongelukken en
rampen. Laten we helder zijn over het feit, dat het in de eerste
plaats de strafbare handelingen van burgers zijn, die rampen
veroorzaken. Waarom gaat de aandacht bij dit soort ongelukken zo snel
in hoofdzaak naar de overheid, terwijl niemand dat in zijn hoofd haalt
als een dronkelap iemand dood rijdt? Is daar echt zo'n groot verschil?
Ik denk het niet.
Dit jaar bestaat het oudste ziekenhuis van Nederland, het Reinier de
Graafziekenhuis met zijn rechtsvoorgangers 750 jaar. Wij zijn daar
trots op en we zijn er trots op, dat dit kwalitatief goede ziekenhuis
grootse nieuwbouwplannen in Delft heeft. Alle reden voor
feestelijkheid. In de gezondheidszorg gaat het echter minder
voorspoedig.
We hebben last van een overbelast systeem, dat er bijv. toe leidt, dat
bijna 50% van de alarmmeldingen bij de ambulancecentrale eigenlijk
in de gezondheidsketen zijn vastgelopen en ten einde raad dan maar 112
bellen. Daar kunt u uw schouders over ophalen, maar het leidt ertoe,
dat de vergoeding, die wordt gegeven voor dat deel van de
alarmcentrale, slechts de helft van de werkzaamheden dekt, omdat die
vergoeding plaatsvindt via de wél uitgevoerde ambulanceritten.
Noodkreten, die niet tot ambulancezorg leiden, leveren dus wel veel
werk, maar geen vergoeding op.
Onze centrale is dus overbelast en dat betekent, dat het ook niet al
te eenvoudig is alle echte ambulanceritten goed te plannen. Een zeer
ongewenste en mogelijk zelfs gevaarlijke situatie.
Een ander probleem is het personeelsgebrek. Zorg is niet populair in onze individualistische, zeg maar gerust egocentrische, samenleving. Wel hebben soms succesvolle personeelswervingsacties zoals bij Pieter van Foreest, de koepel van vrijwel al onze zorg- en verpleeghuizen. Maar het totale beeld blijft zorgelijk met veel vacatures en dus overbelaste medewerkers, die daardoor weer vaker uitvallen.
Van alle succesvol afgestudeerde medicijnstudenten belandt ongeveer 30% sowieso niet in het vak en veel van degenen, die er wel belanden, willen parttime werken. Ook daar zijn toenemende tekorten.
De gemeente heeft er veel zorg aan. In de eerste plaats ondersteunen
en ondernemen we acties om het vergoedingensysteem bij bijv. de
ambulancezorg beter op orde te krijgen. We proberen via het
ondersteunen van het totstandkomen van wijkgezondheidscentra het
parttime werken beter mogelijk te maken en de doelmatigheid in de
zorgketen te vergroten. En bij al dat soort acties lopen we aan tegen
een veld, dat zeer verdeeld is, traditioneel een eilandencultuur kent
en met zijn merkwaardige mengeling van publiek en privaat lastig
stuurbaar is. We hebben in Delft geluk met onze partners, waarbij ik
met name Maatzorg wil noemen. Zij zijn zich bewust van de ernst van de
situatie, kijken over schuttingen en komen tot praktische en
succesvolle werkafspraken. Maar ik ben bezorgd over de toekomst van
dit zorggebied en onze instrumenten zijn bescheiden. Ik hoop, dat
hier de trend zich keert.
Dames en heren, ik ben aan het einde van mijn speech gekomen. Ik hoop
u een beeld te hebben geschetst van een zeer actief lokaal bestuur in
een zeer bewegelijke omgeving vol kansen. Ik hoop, dat ook u zich
daarvan bewust bent. Bewust van het feit, dat uw alertheid veel
verschil maakt voor Delft en zijn gemeenschap en dat u ook een rol te
spelen hebt in die gemeenschap.
Wij zullen proberen daar steeds ook het onze aan bij te dragen en als
we daar samen in slagen gaat het goed met Delft en zo hoort het ook.
Er komt veel werk op ons af, er is dus veel werk aan de winkel en er
is veel werk in uitvoering.
Dat is leuk, want waarom zouden we anders hier bijeen komen en met
elkaar het glas heffen op Delft en elkaar?
Ik wens u daarom nogmaals alle goeds in 2002.
Dank u wel.