European Commission

IP/01/1915

Brussel, 31 december 2001

EURO - 1: alles is klaar voor de start

Minder dan 12 uur vóór de start van de materiële omschakeling zijn de diverse economische actoren goed voorbereid op deze historische overgang. De bevoorrading van de banken met eurobankbiljetten en
-munten is in de meeste landen van de eurozone reeds vanaf 1 september begonnen. In een tweede fase hebben de banken hun particuliere cliënten bevoorraad, opdat ook zij in staat zouden zijn om vanaf de eerste dagen van 2002 euro's te gebruiken. Recentelijker was het merendeel van de Europese burgers er als de kippen bij om zich één of meer van de muntenpakketten aan te schaffen die vanaf medio december in hun land te koop werden aangeboden. De eerste fase van deze enorme logistieke operatie is thans achter de rug: alles samen is voor ruim 144 miljard EUR aan eurobankbiljetten en -munten veilig en op tijd afgeleverd. De laatste en definitieve fase van de materiële omschakeling begint om middernacht, wanneer de Europese burgers hun eerste eurobankbiljetten zullen ontvangen (en uitgeven). Verwacht wordt evenwel dat althans tijdens de eerste dagen van januari de nationale bankbiljetten en munten naast de euro zullen worden gebruikt. Volgens schattingen van de Commissie zullen tegen het einde van de eerste week van januari de meeste contante transacties in euro plaatsvinden. Voor de veiligheid is weliswaar een periode van dubbele circulatie ingelast, maar de burgers moeten ernaar streven de nieuwe munteenheid zo spoedig mogelijk te hanteren. De gekochte minikits moeten daadwerkelijk worden gebruikt en mogen niet worden bewaard als souvenir.

Uit de van het Europese snelle informatienetwerk afkomstige gegevens blijkt dat in het kader van de bevoorrading vooraf ongeveer 6 miljard bankbiljetten en 37,5 miljard munten onder de economische actoren zijn verspreid, hetgeen neerkomt op respectievelijk 40 en 74% van de gehele productie. In totaal is voor een bedrag van meer dan 144 miljard EUR aan eurobankbiljetten en -munten verdeeld.

De Europese burgers hebben in totaal ruim 150 miljoen eurokits met 4,2 miljard munten en ter waarde van 1,6 miljard EUR gekocht en zijn dus elk reeds in het bezit van gemiddeld 14 muntstukken. In verscheidene landen (Duitsland, Portugal, Finland, Luxemburg, ) was de vraag dermate groot dat de banken de toelating hebben gekregen zelf kits te maken of zelfs een deel van hun voorraad onverpakt te verkopen.

Volgens de beschikbare informatie zou de deelneming van de handelaars aan de fijndistributie van land tot land sterk uiteenlopen, met name naar gelang van de datum waarop deze fijndistributie een aanvang nam (in sommige landen was dat op 1 september, in andere op 1 december).

De situatie is ook zeer verschillend naar gelang van de sector en de regio. In het algemeen kan worden gesteld dat de groothandel zich grondig heeft voorbereid om reeds vanaf januari met euro's te kunnen werken: de sector heeft zijn eurobankbiljetten en -munten ontvangen en zijn personeel opgeleid om na nieuwjaar alle transacties in euro, en met name het teruggeven van wisselgeld, snel en correct af te handelen.

Tal van handelaars hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zich vooraf bij hun banken te bevoorraden: volgens meerdere grote banken heeft het merendeel van de handelaars zich van tevoren bevoorraad en mag worden aangenomen dat alles samen ongeveer 60% onder hen vóór het einde van 2001 over euro's zal beschikken. Algemeen genomen en in lijn met de oorspronkelijke verwachtingen vertegenwoordigt de fijndistributie vooraf in totaal ongeveer 10 à 20% van de bevoorrading vooraf. Nog steeds volgens de gegevens van het Europese snelle informatienetwerk hebben talrijke handelaars tot de laatste dagen van december gewacht om de vooraf bij hun bank- of postkantoor bestelde eurobankbiljetten en -munten af te halen. De handelaars die zich nog niet bevoorraad hebben, kunnen zich uiteraard vanaf de eerste dagen van januari de nodige euro's aanschaffen.

De productie, de opslag en het vervoer van de betrokken geldvoorraad vormden een logistieke en technische operatie van een ongekende draagwijdte. Vele landen hebben gewezen op het grote aantal en de omvang van de geldtransporten die de afgelopen weken hebben plaatsgevonden. Alle beschikbare middelen werden ingezet, waarbij steeds werd gewaakt over de veiligheid van zowel personen als gelden. Gelukkig is de organisatie van de distributie door geen enkel noemenswaardig incident verstoord en kon de veiligheid van de operatie de hele tijd op bevredigende wijze worden gewaarborgd. Ondanks de zeer forse toename van het aantal geldtransporten heeft er geen enkele zware overval plaatsgevonden. Ook hebben zich weinig incidenten voorgedaan, hoewel de banken en ondernemingen toch een aanzienlijk aantal bankbiljetten en munten in hun bezit hadden.

Zoals verwacht zijn in tal van deelnemende lidstaten meer vervalste nationale bankbiljetten dan gewoonlijk ontdekt. Dit is toe te schrijven aan de terugkeer van de nationale bankbiljetten - en met name de grote coupures - en aan pogingen om gemakkelijk te herkennen nieuwe vervalsingen van slechte kwaliteit in circulatie te brengen. Dankzij een intensivering van de controles kon de consument tegen dergelijke praktijken worden beschermd en konden de vervalste biljetten snel worden opgespoord en uit omloop worden genomen. De consumenten moeten tijdens deze cruciale periode echter waakzaam blijven. Ten slotte heeft een aantal landen (België, Spanje, Frankrijk, Italië en Luxemburg) ter verhoging van de veiligheid een regeling ingesteld om de nationale biljetten te "merken" alvorens deze naar de uitgevende centrale bank over te brengen met het oog op de vernietiging ervan. Samen met een goede voorlichting van het publiek moet het merken van de biljetten voorkomen dat deze weer in omloop worden gebracht, bijvoorbeeld na een diefstal. Wat de eurobankbiljetten en -munten betreft, zij erop gewezen dat tot dusver nog geen enkel geval van vervalsing van een eurobiljet (of -muntstuk) is ontdekt. Dit neemt echter niet weg dat iedereen zich vertrouwd moet maken met het nieuwe geld, met name door kennis te nemen van de talrijke echtheidskenmerken waarvan de nieuwe biljetten zijn voorzien en die een buitengewoon goede bescherming bieden.

De dubbele prijsaanduiding, of die nu wettelijk verplicht is (zoals in Oostenrijk, Portugal en Griekenland) of facultatief, is zeer wijdverbreid. Uit controles van de autoriteiten blijkt dat de nauwkeurigheid van de omrekeningen doorgaans aanzienlijk hoger ligt dan 95%. De weinige fouten die zijn geconstateerd, zijn dan nog vrijwel allemaal per ongeluk gemaakt.

Opzettelijke inbreuken kunnen zo nodig worden bestraft op grond van de vigerende communautaire en nationale wettelijke bepalingen, zoals met name die betreffende de bescherming van de consument (zie MEMO/01/444 van 18 december 2001, waarin de Commissie herinnerde aan de civielrechtelijke en/of strafrechtelijke sancties die in de verschillende lidstaten van de eurozone kunnen worden getroffen).

De op Europees en nationaal niveau aangegane verbintenissen om de prijsstabiliteit te handhaven, zijn in het algemeen goed nagekomen. In vele gevallen zijn de groothandelszaken verbintenissen aangegaan die veel verder gaan dan een vrijwillige prijzenstop. Sommige hebben toegezegd hun prijzen systematisch naar beneden af te ronden, terwijl andere groothandelaars, met name in Duitsland, zelfs zo ver gaan dat zij hun nieuwe "psychologische" prijzen in euro systematisch onder de tegenwaarde van de oude prijs vaststellen. De verbintenissen om de prijsstabiliteit te handhaven, worden ook nagekomen in de overheidssector (prijzen van overheidsdiensten, boetebedragen en andere dwangsommen, maxima voor de belastingberekening enz.), die het overigens aan zichzelf verplicht is om op dit gebied een onberispelijke prestatie te leveren. De invoering van de euro mag in geen geval dienen als alibi om een verkapte prijsstijging door te voeren en de openbare en particuliere instanties moeten elke tariefverhoging verklaren en rechtvaardigen tegenover de burgers.

Ondanks het zeer grote aantal eurobankbiljetten en -munten dat vooraf is verspreid, hebben de Europese burgers zich goed gehouden aan het verbod om deze voor 1 januari te gebruiken: het aantal pogingen om eurobankbiljetten en -munten te vroeg in omloop te brengen, kan in alle deelnemende lidstaten veelal op de vingers van een hand worden geteld.

Wat de omschakeling van de geldautomaten betreft, zij erop gewezen dat de verschillende landen van de eurozone doorgaans zeer ambitieuze doelstellingen hebben vastgesteld. Het merendeel hoopt immers reeds de eerste dag bijna 100% van de automaten te hebben omgeschakeld. Het omschakelingstempo zal elke dag worden gevolgd door het Europese snelle informatienetwerk.

Er zij tevens aan herinnerd dat vanaf 1 januari 2002 alle nog in nationale munt luidende bankrekeningen in euro zullen worden omgezet. Vanaf diezelfde datum zullen alle financiële transacties (overschrijvingen, cheques, elektronische betalingen enz.) in euro plaatsvinden. Ook zullen alle verwijzingen naar geldbedragen in nieuwe contracten en andere juridische documenten in euro moeten worden uitgedrukt en niet meer in nationale munt. De verwijzingen naar oude nationale munteenheden in bestaande juridische instrumenten zullen als verwijzingen naar de euro worden opgevat op basis van de omrekeningskoersen en afrondingsregels die in de Europese regelgeving zijn neergelegd. De ondernemingen zullen hun boekhouding, met inbegrip van de financiële en boekhoudbescheiden die erop betrekking hebben (facturen enz), in euro moeten bijhouden.